Madoc. Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |
Jan van Herwaarden, Op weg naar Jacobus. Het boek, de legende en de gids voor de pelgrim naar Santiago de Compostela. Hilversum (Verloren), 1992. 192 p. Geïll. ISBN 90-6550-008-1. f 37,50.St. Jacobus was niet zomaar een heilige. Als apostel maakte hij samen met zijn broer Johannes aanspraak op een speciale plaats in het Koninkrijk. Jezus kon geen toezeggingen doen, maar wel stelde hij hun een soortgelijke lijdensdood in het vooruitzicht als hij zelf zou ondergaan (Marcus 10:35-45). Wat Jacobus betreft kwam deze voorspelling zeker uit: omstreeks het jaar 44 werd hij onthoofd in Jeruzalem (Handelingen 12:2). Hij is daar ook begraven, maar het Spaanse bedevaartsoord Santiago de Compostela is zijn heiligdom bij uitstek geworden. In de Middeleeuwen kon dit cultuscentrum zich wat populariteit betreft meten met Jeruzalem en Rome. Nog heden ten dage trekken tallozen naar deze stad in Galicië; de fanatieksten onder hen volgen zelfs te voet de oude pelgrimsroutes vanuit Frankrijk over de Pyreneeën. Compostela is dus niet zomaar een bedevaartplaats. De wijze waarop de stad zich een dergelijke prominente positie in het sacrale landschap van de Latijnse christenheid wist te verwerven, levert stof voor een fascinerend verhaal. De wetenschappelijke discussies concentreren zich voor een belangrijk deel op de interpretatie van de zogenaamde codex Calixtinus. Dit twaalfde-eeuwse geschrift, ook bekend als het Boek van St. Jacobus, zou tenminste voor een deel zijn vervaardigd door paus Calixtus II (1119-1124). Deze kerkvorst verhief in 1120 Compostela tot aartsbisdom, en benoemde de toenmalige metropoliet tot pauselijk legaat. Reeds toen hij nog door het leven ging als Gui de Bourgogne en aartsbisschop was van Vienne, onderhield hij in verschillende hoedanigheden nauwe contacten met het noordwesten van Spanje. Hoewel Calixtus' betrokkenheid bij Compostela dus buiten kijf staat, zijn er sterke aanwijzingen dat niet hij de samensteller van het Boek is geweest, maar de eveneens uit Bourgondië afkomstige priester Aimeri Picaud, die een exemplaar schonk aan de kathedraal van Compostela. De codex Calixtinus bestaat uit vijf onderdelen. Het eerste boek bevat voornamelijk liturgische teksten, het tweede 22 mirakelverhalen over Jacobus, het derde een relaas over de translatie van het lichaam van de heilige van Palestina naar Galicië. Het vierde boek, de zogenaamde Kroniek van Turpijn, beschrijft de strijd van Karel de Grote tegen de Moren. Dit epos zou omstreeks 800 zijn geschreven door Turpijn, aartsbisschop van Reims, maar moet in werkelijkheid zijn vervaardigd rond 1100. In een combinatie van gegevens uit de ridderepiek en de legenden rond Jacobus, wordt de onderneming van de Frankische keizer geschetst als een kruistocht avant la lettre. Het laatste onderdeel verhaalt over de routes door Frankrijk en Spanje naar Compostela. In deel I van zijn nieuwe boek Op weg naar Jacobus gaat Van Herwaarden uitgebreid in op het ontstaan en de betekenis van de codex in relatie tot de ontwikkeling van Compostela als bedevaartplaats. Hij behandelt de groei van de legende rond de heilige en de vorming van een eigen traditie in Compostela, en laat zien welke politieke en kerkelijke belangen met de uitbouw van de cultus | |
[pagina 237]
| |
waren gemoeid. Deel II omvat een vertaling van het laatste boek van de codex onder de titel De gids van de pelgrim. Op weg naar Jacobus is geen geheel nieuw boek. De vertaling van de Gids was reeds eerder door Van Herwaarden gepubliceerd in zijn O roemrijke Jacobus - bescherm uw volk. Pelgrimsgids naar Santiago (Amstelveen, 1983) en is slechts op ondergeschikte punten gewijzigd. Deel I is een sterk uitgebreide versie van de inleiding van het boek uit 1983. De tekst van die inleiding is bovendien voor een groot deel verwerkt in de door Van Herwaarden geschreven hoofdstukken van het door hemzelf geredigeerde Pelgrims door de eeuwen heen. Santiago de Compostela (Utrecht, 1985). Wat informatie en betoog betreft, overlappen de werken uit 1983 en 1985 Op weg naar Jacobus in belangrijke mate. Wie de boeken naast elkaar legt, komt hier en daar zelfs woordelijk identieke passages tegen. Er is weliswaar niets tegen hergebruik van geslaagde zinswendingen, maar deze werkwijze roept wel de vraag op hóe nieuw dit boek in werkelijkheid is. Een duidelijke verbetering heeft plaatsgevonden ten aanzien van het notenapparaat. Iets dergelijks ontbrak volledig in Pelgrims door de eeuwen heen, en in O roemrijke Jacobus was slechts de teksteditie geannoteerd. Het verhaal over de context van de Gids en Van Herwaardens visie op de betekenis van de codex Calixtinus zijn nu echter volledig controleerbaar, hetgeen zonder meer is toe te juichen. De auteur biedt zoveel informatie in kort bestek, dat de lezer zeer gebaat is bij nadere uitleg of verwijzingen naar uitvoeriger literatuur. Een tweede vernieuwing betreft de reeds gesignaleerde uitbreiding van de inleiding op de Gids, waardoor het boek nu bestaat uit twee ongeveer even lange delen. Deze uitbreiding is tegelijk de kracht en de zwakte van het boek. Enerzijds mag het Nederlandse publiek zich gelukkig prijzen met zo veel informatie over een zo boeiend onderwerp, anderzijds wordt hierdoor de samenhang tussen de beide delen van het boek enigszins verzwakt. Van Herwaarden maakt in deel I terecht veel werk van de context van de Gids, maar hij concentreert zich naar mijn smaak te veel op de wordingsgeschiedenis van de codex Calixtinus en te weinig op het effect van dit geschrift. Weliswaar toont hij duidelijk aan dat de tekst is vervaardigd voor propagandadoeleinden, maar hij geeft geen antwoord op de vraag in hoeverre de codex na zijn ontstaan ook werkelijk als zodanig heeft gefunctioneerd. De lezer zou in dit opzicht al flink zijn geholpen met enige informatie over de verdere overleveringsgeschiedenis, al was het maar door middel van een simpele vermelding van het aantal bewaard gebleven handschriften van elk onderdeel van de codex. Op die manier zou ook duidelijk zijn geworden in welke mate de Gids is gebruikt voor het doel dat zijn benaming suggereert, namelijk als wegwijzer voor pelgrims. Bestonden er handzame versies, die door de Santiagogangers werden meegenomen? Omdat dergelijke vragen over de functie van de Gids niet worden behandeld, is de relatie tussen de delen I en II, voor mij althans, niet geheel duidelijk. Als ik mij niet vergis, is de Gids bedoeld als hoofdbestanddeel van het boek, en heeft de auteur hierop een toelichting willen bieden in deel I. Daarin wordt echter zoveel meer geboden dan een inleiding, dat de lezer onwillekeurig het idee krijgt dat de Gids een toegift is bij deel I. Bezwaarlijk is dit niet, want die Gids is wel een heel leuke toegift, bovendien gebracht in een soepele vertaling. Zelfs na acht eeuwen is het nog altijd een ge- | |
[pagina 238]
| |
not deze tekst te lezen. Er wordt een schat aan informatie geboden over allerlei zaken die voor pelgrims van belang konden zijn. Zo geeft de Gids een kostelijke karakterschets van de inwoners van Navarra, die worden afgeschilderd als een hoogst onbetrouwbaar volk waarvoor pejoratieven tekort schieten. Niet minder opmerkelijk zijn de vaak zeer gedetailleerde beschrijvingen van de bezienswaardigheden onderweg, zoals die van de inmiddels verloren gegane schrijn van St. Egidius in Saint-Gilles-du-Gard, of van de gelukkig nog wel bestaande basiliek van Compostela. Dergelijke gegevens worden door Van Herwaarden uitvoerig toegelicht in de noten, die een uitstekende wegwijzer vormen voor ieder die meer wil weten. Waar mogelijk is de tekst opgeluisterd met goed gekozen en zeer functionele illustraties. Het boek wordt gecompleteerd door een omvangrijke literatuurlijst, die eens te meer duidelijk maakt dat Van Herwaarden een prima gids is voor verdere studie naar Santiago de Compostela. Gerrit Verhoeven |
|