Madoc. Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |||||||||||
[Nummer 2]artikelen• Amber Verrycken
| |||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||
Onomstootbare realiteitDe vroege christenen en de middeleeuwers waren ervan overtuigd dat het aards paradijs ‘ergens’ op aarde lag. Ze vatten het niet alleen op als een spiritueel gegeven, maar ook als een geografische realiteit. En waarom niet? De Bijbel stelt dat God het paradijs ‘in het Oosten’ schiep en nergens staat dat God het paradijs na de uitdrijving van de mens zou hebben vernietigd, integendeel. Bovendien steunt de Bijbel op de gangbare kosmografische en geografische ideeën van de Oudheid en die ideeën stonden een dergelijke interpretatie niet in de weg. Kort samengevatGa naar eindnoot3. komt de meest gangbare kosmografische en geografische voorstelling van de aarde neer op het volgende. Het heelal is bolvormig. Het is concentrisch opgebouwd in een aantal lagen (sferen) waarin de planeten zich bewegen. In het centrum van dit heelal staat de bolvormige aarde, omgeven door haar eigen sfeer (zie afb. 1). Dit centrum is de slechtste plaats in het heelal, letterlijk een dieptepunt, want alles in het heelal, vanaf de sfeer van de maan, is eeuwig, onvergankelijk en perfect, maar in het ‘ondermaanse’ is alles onderhevig aan verandering en verval. 1. Kosmografische voorstelling op basis van Aristoteles. Uit: P. Apianus, Cosmographia, Antwerpen, 1535.
De bolvormige aarde zelf vertoont een ander beeld dan wat wij nu gewoon zijn. De meest gebruikelijke voorstelling gaat ervan uit dat de aarde doorsneden wordt door twee oceaan gordels, één rond de evenaar en één rond de polen (zie afb. 2). De oceaangordels verdelen het aardoppervlak in vier continenten: het onze (de oekumene), dat van de omwonenden (de perioiken), dat van de tegenoverwonenden (de antoiken) en dat van de tegenvoeters (de antipoden). Binnen de oekumene valt de toenmalige bekende wereld: de toen bekende van | |||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||
Europa, Azië en Afrika. Algemeen gaat men ervan uit dat Azië tweemaal zo groot is als Afrika en Europa. 2. Oceaangordels en continenten
De wereldkaarten van de Middeleeuwen geven òf alleen de oekumene weer òf ze schenken er naar verhouding gezien de meeste aandacht aan. Het bekendste gedeelte van de wereld (lees: oekumene) is de Middellandse Zee. Ze ligt centraal in de cirkelvormige of ovale weergave van de bekende wereld. De kaarten zijn meestal op het oosten geörienteerd. Azië vormt de bovenste helft, Europa ligt links en Afrika rechts (zie afb. 3). Het is zo'n wereldkaart die Augustinus voor ogen staat wanneer hij in de De Civitate Dei de wereld beschrijft: En met Azië bedoel ik niet dat deel dat slechts één provincie van dat grotere Azië is, maar het gebied dat als ‘geheel Azië’ wordt aangeduid en dat door sommigen zelfs beschouwd wordt als een van de twee delen waaruit de wereld bestaat, door de meesten echter als een derde werelddeel, zodat het geheel bestaat uit Azië, Europa en Afrika. Het is overigens geen verdeling in gelijke stukken: het Azië genoemde deel strekt zich vanaf het zuiden af over het oosten tot in het noorden uit, terwijl Europa maar van het noorden tot het westen gaat, en Afrika dan weer van het westen tot het zuiden. Zodoende ziet men de ene helft van de wereld ingenomen door twee werelddelen, Europa en Afrika, de andere helft door Azië. De reden waarom van Europa en Afrika twee werelddelen zijn gemaakt ligt hierin dat tussen die twee al dat water uit de oceaan naar binnen komt dat tussen hun landen vloeit, en dat voor ons de grote zee [i.e. Middellandse Zee] vormt. Verdeelt men dus de aarde in twee delen, een oostelijk en een westelijk, dan ligt Azië in het ene en liggen Europa en Afrika in het andere deel.Ga naar eindnoot4. Naarmate de afstand tot de Middellandse Zee groter wordt, is de kennis beperkter en maakt ze plaats voor fabelelementen. Het is in het uiterste oosten, in het onbekende gedeelte van Azië, dat de middeleeuwse kaartenmakers het pa- | |||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||
radijs intekenen. Het is een belangrijk item op veel kaarten. Die kaarten zijn immers een illustratie van de wereldgeschiedenis. | |||||||||||
Uitgekristalliseerd profielDe paradijsafbeeldingen op de wereldkaarten weerspiegelen de ideeën van de paradijsliteratuur. Het paradijs is een thema dat door de meeste vroegere kerkelijke auteurs behandeld is. Na tien eeuwen aanpassen ligt het beeld van het paradijs in de twaalfde eeuw vast.Ga naar eindnoot5. Het paradijs ligt in het oosten. Het is afgesloten van de wereld (i.e. oekumene): ofwel door zijn hoge ligging, ofwel omdat het op een eiland in de oceaan ligt, ofwel omdat het omgeven wordt door een hoge muur, ofwel door een combinatie van deze factoren. Het bevat een tuin met een overvloed van bloemen, planten en bomen, waaronder de Levensboom en de Boom van de Kennis van Goed en Kwaad. Er ontspringt een bron en de stromen met het goud en de juwelen, zoals vermeld in Genesis, worden zelden vergeten. Het klimaat is er zacht en mild, het ruikt er lekker en het is er altijd lente. 3. Oekumenekaart naar Isidorus van Sevilla. Ed. M. Destombes, Monumenta Cartographica Vetustorius Aevi I. Mappemondes A.D. 1200-1500. Amsterdam, 1964, sect. 2, 11, p. 30.
Eén gegeven blijft onduidelijk: is het paradijs nu een tuin, een tuin op een eiland, of een op een hoge berg gelegen burcht met een tuin?Ga naar eindnoot6. Daar komt men niet helemaal uit. Het tuinelement is altijd wel aanwezig gezien de gegevens van Genesis. Het eiland- of bergaspect heeft te maken met de idee van ontoegankelijkheid: God heeft de mensen immers de entree tot het paradijs ontzegd. De aarzeling heeft echter ook te maken met de letterlijke interpretatie van an- | |||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||
dere gegevens uit de Heilige Schrift die men met algemeen aanvaarde natuurkundige en kosmografische gegevens wil harmoniseren. Het hemelse karakter van het paradijs suggereert een lokatie op een hoge plaats, idem dito het feit dat de zondvloed het paradijs niet kan hebben beroerd (want dan zou het niet meer bestaan). Het onvergankelijke karakter van het paradijs stelt de geleerden voor een problemen: binnen de sfeer van de aarde is immers alles aan vergankelijkheid onderhevig. Diverse oplossingen worden voorgesteld, van de ontdubbeling van het paradijs in een aards-aards en een hemels-aards paradijs tot de suggestie dat het paradijs op de top van een berg ligt die zo hoog reikt dat hij bovende sfeer van de aarde uitsteekt. Petrus Comestor († 1179) verdedigt die stelling in zijn Historia Ecclesiastica: ‘het is een alleraardigst plekje dat door een uitgestrekt gebied van land en water is afgescheiden van de door ons bewoonde landen. Het ligt zo hoog dat het de maansfeer raakt en dat het water van de zondvloed het niet heeft bereikt.’Ga naar eindnoot7. Thomas van Aquino en Bonaventura zullen deze stelling in de dertiende eeuw afwijzen: het paradijs ligt inderdaad op een hoge berg, maar de onvergankelijkheid ervan moet toegeschreven worden aan de zuivere lucht van de omgeving. 4. Beatus-kaart. Deze wereldkaart uit 1047 behoort tot de illustraties van de Commentaar op de Apocalyps van Beatus de Liébana. De min of meer ovale kaart is geörienteerd. De weergave van de oekumene beslaat ongeveer vier vijfde van het geheel. De brede donkere strook, verticaal vanaf het midden, stelt de Middellandse zee voor. De dunnere verticale lijn die rechts van boven naar onderen loopt, stelt de evenaarsoceaan voor, het witte ‘taartstuk’ rechts het antipodencontinent. De meeste aandacht gaat naar de afbeelding van Jeruzalem (het gebouw met de kantelen; half in de vouw) en naar de donkere rechthoek die het paradijs voorstelt met Adam, Eva en de slang (British library, Add. MS 11695, f. 39v-40r). P.D.A. Harvey, Medieval maps. London, 1991, p. 23, Fig. 17. Vergelijk de afbeelding op het omslag, afkomstig uit een ander Beatus-handschrift.
| |||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||
5. Kaart van Lambertus van St. Omaars, auteur van het encyclopedische Liber Floridus. De twaalfde-eeuwse kaart is geörienteerd. Helemaal bovenaan, met driehoekjes omkranst en min of meer als een eiland weergegeven, ligt het paradijs met de vier stromen. Goed gezien; tien eeuwen wetenschap in handschrift en druk. Tentoonstellingscat. Leiden 1987, p. 69.
De verschuiving in de interpretatie (van tuin zonder meer naar eiland en naar berg) valt mooi te volgen op de wereldkaarten. Kaartenmakers vóór de twaalfde eeuw tekenen de paradijstuin probleemloos in het oosten (zie afb. 4). Die van de twaalfde eeuw zullen gemakkelijker voor een eiland kiezen (zie afb. 5), en op de laatmiddeleeuwse Walspergerkaart prijkt een glorierijke paradijsburcht (zie afb. 6). 6. De paradijsburcht. Detail van de Walspergerkaart, in 1488 getekend en gesigneerd door Andreas Walsperger, een benedictijner monnik in Konstanz. Belser Faksimile-editionen aus der Bibliotheca Apostolica Vaticana. Zurich, 1985.
| |||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||
Een gegeven dat het paradijs stevig op aarde verankert, is de idee van de paradijsstromen. Het paradijs is de bron van de vier grote wereldstromen die in Genesis 2, 8 en 2, 10-14 worden genoemd als Phison, Gihon, Hiddekel en Perat. Ze worden meestal geïdentificeerd als Tigris en Eufraat (Hiddekel en Perat), als Gangus of Indus, soms ook Donau (Phison) en als Nijl (Gihon). Voor de Nijl heeft dit tot gevolg dat men zal veronderstellen dat hij in het oosten ontspringt. Het volstaat niet gewoon stroomopwaarts de loop van de rivieren te volgen om zo het paradijs te bereiken, want de toegang is versperd. Vandaar de voorstellingen waarbij het paradijs op een grote hoogte ligt. De stromen storten zich van de bergwand naar beneden, duiken de oceaan in of gaan meteen ondergronds en komen ergens anders opnieuw boven de grond. Bij Dante komt de ligging van het paradijs slechts ten dele overeen met de voorstellingen op de wereldkaarten. Bij hem ligt het paradijs niet ten oosten van de oekumene: hij daalt af in de hel, passeert het middelpunt van de aardbol en beklimt aan de andere zijde de louteringsberg waar hij bovenop het paradijs bereikt.
Vrij blijft hier land en lucht van iedre storing;
slechts wat van hier terugkeert naar de hemel
kan hiervan oorzaak zijn, geen andre dingen.
Daarom dan ook valt op de berg geen regen
en ook geen rijp of dauw, geen sneeuw of hagel,
dan tot de smalle trap met zijn drie treden.
Hier ziet het oog geen zware of lichte nevels,
noch 't flitsend bliksemlicht...
Het hoogste Goed, slechts door zichzelf bevredigd,
schiep goed de mens; en deze tuin der vreugden
gaf God hem als een pand van eeuwge vrede.
[...]
Opdat de storingen - in lager oorden
verwekt door dampen uit de grond en 't water,
die naar vermogen steeds de warmte volgen -
de mens geen zwarigheden zouden baren,
verheft zich deze berg zo hoog te hemel
en is vanaf de poort voor storing veilig.Ga naar eindnoot8.
| |||||||||||
Secreta Deo regioHet zal niemand verwonderen dat het paradijs, gloedvol door kerkvaders, theologen en encyclopedisten beschreven en door mystici in visioenen bezocht, een uitdaging vormt voor avontuurlijk aangelegde reizigers. De cynische mening van Kosmas Indikopleustes uit de zesde eeuw dat het aards paradijs niet op de aarde (de oekumene) kan liggen, vindt geen navolging, want dan zouden de mensen die als handelaren omwille van winstebejag tot het eind van de wereld reizen, het allang hebben gevonden. Gerenommeerde auteurs tekenen een steeds duidelijker beeld uit van het paradijs. Het realiteitska- | |||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||
rakter ervan wordt beklemtoond. Isidorus van Sevilla († 636) volgt Augustinus en maakt een onderscheid tussen een historische realiteit en de allegorie: een aards paradijs waar de eerste mens leefde en het paradijs waar de zielen van de overledenen naar toegaan. In de Etymologiae situeert Isidorus het paradijs in Azië. Het aangename plekje, locus amoenus, wordt gekenmerkt door een eeuwige lente en een arcadisch landschap: ‘het is een warande, er groeien allerlei loof- en vruchtbomen en ook de levensboom. Het is er nooit te heet of te koud maar er heerst constant een aangename temperatuur.’Ga naar eindnoot9. In de De ortu, een soort biografie van Adam, gaat Isidorus een stapje verder en legt hij de nadruk op de geuren van het paradijs: ‘het ruikt er aangenaam door de bloemen, de aromatische wouden en de bloeiende weiden. Omdat het er eeuwig lente is, is de vruchtbare aarde er altijd groen en uit de paradijsbron welt het water van de vier waterstromen.’Ga naar eindnoot10. Beda Venerabilis († 735) schrijft een Genesis-commentaar waarin hij het bestaan van het aards paradijs ondubbelzinnig vaststelt, maar nog wat onzeker blijft over de feitelijke ligging ervan. Hij citeert de gangbare mening dat het van de bewoonde wereld is gescheiden door een tussenliggende woestijn of zee, waardoor de zondvloed er geen vat op had, maar laat zich niet vastpinnen op een exacte lokatie. 7. Wereldkaart (tiende eeuw) waarin het paradijs prominent is aangegeven en de dubbele oorsprong van de Nijl (in het paradijs en in Afrika).
Vanaf de late Oudheid circuleren er reisverslagen. Speciale mensen lijkt het gegund een blik te werpen op de secreta Deo regio, op Gods geheime stekje. Een van de oudste reportages duikt op in de Legende van Seth, een verhaal dat uit de derde of de vierde eeuw stamt en tot en met de dertiende eeuw verder uitgewerkt wordt. Het is het verhaal van de zoon van Adam die de weg naar het paradijs op verzoek van zijn vader terugzoekt. In de meest populaire variant vindt hij een groen pad dat naar het einde van een vallei leidt. Daar aangeko- | |||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||
men vindt hij het paradijs. De schittering is zo fel dat hij eerst denkt dat het een brandend vuur is. In de tuin vindt hij de bekende bron met haar vier stromen en de Levensboom. Enige zaadjes van die Levensboom zal hij meenemen. Zij leveren later het hout voor Christus' kruis. Interessant is ook de passage in Beda's Historia Ecclesiastica over Drythelm, een vroom man uit Northumbrië. Drythelm sterft, bezoekt in een visioen het vagevuur en het aards paradijs, en komt de volgende morgen weer tot leven. In dit verhaal duikt het motief op van de paradijsmuur: Hij leidde me uit het duister naar een heldere omgeving en voor ons zag ik een geweldige muur oprijzen, van oneindige hoogte en lengte. Ik zag geen poort, geen raam, geen andere opening, en vroeg me af waarom we naar de muur toegingen. Toen we de muur bereikten stonden we er ineens bovenop - ik weet nog steeds niet hoe. Achter de muur lag een uitgestrekt, bekoorlijk veld, vol heerlijk geurende lentebloemen. Het licht was er helderder dan op een zomerse middag.Ga naar eindnoot11. Uiteindelijk blijkt deze eerste weide nog maar een voorplaats van het paradijs. Een beroemd bezoeker van het paradijs is Alexander de Grote. Alexander is de avontuurlijke verkenner bij uitstek. Hij verkent de aarde, de oceaan en het luchtruim en een van de talrijke verhalen vertelt zijn Iter ad Paradisum. Tijdens zijn tocht naar Indië bereikt hij de Ganges. Hij trekt stroomopwaarts. Na veel moeilijkheden bereikt hij een stad, wonderlijk hoog en breed. Er zijn geen torens of verdedigingsmuren en alles is overgroeid met mos. Een bewoner schenkt Alexander de beroemde Oogsteen; hij weegt zwaarder dan alle goud dat men kan aanslepen tot men wat stof op de steen strooit, dan weegt hij minder dan een enkel goudstukje.Ga naar eindnoot12. In andere verhalen komt Alexander in een paradijstuin terecht en in een gouden kasteel, hoog op een berg. Origineler dan de Alexanderverhalen is het reisverhaal van Britse monniken dat Gotfried van Viterbo in zijn Pantheon vertelt. ‘Op het einde van de oceaan’ bereiken ze een gouden berg. Ze zien er een machtige stad met gouden wallen en huizen, en een beeldje van Onze-Lieve-Vrouw met het Kind. Twee oude mannen, Enoch en Elias, vertellen dat de stad door cherubijnen en serafijnen bewaakt wordt, dat engelen er zingen, dat men er hemels voedsel eet en dat een dag er zolang duurt als elders honderd jaar.Ga naar eindnoot13. Het verhaal van Gotfried van Viterbo sluit aan bij de thematiek van de Ierse immrama, verhalen van zeetochten waarbij de reizigers meestal wel een of ander paradijselijk eiland aandoen. Eén markant verschil: in de immrama ligt het paradijs doorgaans in noordwestelijke richting. Hierop gebaseerd is de bekende Navigatio Sancti Brendani Abbatis, het Latijnse verhaal over de zeereis van Sint Brandaan.Ga naar eindnoot14. Dit verhaal is tussen de negende en de vijftiende eeuw zeer populair. Brandaan en zijn monniken vinden ettelijke eilanden met wonderlijke trekken en uiteindelijk bereiken ze het Beloofde Land van de Heiligen, het paradijs, waar ziekte onbekend is en waar alleen vrede en vreugde heersen. In de talrijke middeleeuwse encyclopedieën ontbreekt zelden een beschrijving van het paradijs en hèt laatmiddeleeuwse aardrijkskundige handboek bij uitstek, de Reis van Jan Mandeville, leert: Ende tparadijs is al omme besloten mit enen mure, mar men can niet gheweten nu, waer of die mure is ghemaect ende het schijnt, dat die mure al mit moste [mos] ghedect is, so dat men noch stene noch ander materie en can ghesien, daer die mure of | |||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||
ghemaect is. Ende die muer strect hem van zuden ten noorden waert ende het en heeft mar enen inganc, die besloten is mit enen bernenden vier, so dat gheen sterflijc mensche en soude moghen daer in comen.Ga naar eindnoot15. | |||||||||||
Mythe moteurHet aards paradijs ligt op aarde. De Bijbel, de kerkvaders, heiligenlevens, visioenen en romans, maar ook de middeleeuwse wetenschappers bevestigen het. Dante wist het schitterend te verwoorden. Het was een vaststaand onderdeel van de imago mundi, van het wereldbeeld. Geen wonder dus dat reizigers uitkeken naar sporen van het aards paradijs, toen de middeleeuwse verkenning van de wereld, vooral langs de weg over land naar Azië, eenmaal op gang kwam. De gouden en zilveren ‘afval’ van het paradijs, de edelstenen die er in de buurt rondslingerden, maakten een omweggetje interessant. Zelfs de Bijbel suggereert immers een ‘El Dorado’ in de omgeving van het paradijs. Het zoeken naar het aards paradijs werd een mythe moteur, een stuwende mythe.Ga naar eindnoot16. De reisverslagen van de wereldreizigers uit de dertiende en de veertiende eeuw kraakten de mythe van het aards paradijs in het oosten niet. Ze wisten zoveel wonderlijks te vertellen en de in Westerse ogen onuitputtelijke rijkdom van het Oosten versterkte de idee.Ga naar eindnoot17. Zolang niet alle eilanden van de Indische Oceaan verkend waren en zolang de bronnen van de Nijl, de Paradijsstroom bij uitstek, niet ontdekt warenGa naar eindnoot18., bleef de mogelijkheid open. Sommigen waren er dan ook van overtuigd dat ze al ‘in de buurt’ geweest waren. De Utrechtse priester Jan Witte van Heze beweerde in de eerste helft van de veertiende eeuw de paradijsmuur ‘ergens voorbij Ethiopië’ te hebben bereikt. Hij was eerst met zijn gezellen op een heerlijk eiland ontscheept: eyn suverlick eylant, dat toe male slecht was IV mylen wyt, unde omme vul vruchten ende suverlicker bloemen und cruden, und mit menigerhande vogelen, die toe male suverlick sungen, und toe gegen wy uit den schepe XII. user oversten omme te sien die syeringe [pracht] des eylandes. Unde wy meynden dat wy weder aen dat schip quemen doe seyden onse gesellen, dat wy uit hadden geweest drie daghen ende drie nachten, unde dair en wast gien nacht, so dat ick wal gelove, dat dit eylant was eyn wortel des Paradyses. Het eigenlijke paradijs lag iets verder: Op den berch is dat Ertsche paradys gelegen, und die berch is toe male hoge, unde opgaende als eyn toern, also dat men daer niet op comen en mach dan op verspertijt, als die sonne neder giet, ende schynt weder den berch, so suytmen die muren des paradyses in grooter claerheyt.Ga naar eindnoot19. Witte's tijdgenoot, de franciscaan Marignola, localiseerde het paradijs met zekerheid: het was Taprobane (Sri Lanka). Dergelijke verhalen zweepten latere ontdekkingsreizigers op: Ponce de Leon en andere zeevaarders gingen op zoek naar de Levensbron. De bekendste onder hen was Christoffel Columbus. Zowel na zijn eerste als na zijn derde reis naar Amerika bevestigde hij dat hij vlak bij het paradijs was geweest. De milde temperatuur van de nieuw ontdekte gebieden sterkte hem in zijn overtuiging. Columbus was de eerste verkondiger van de American dream. Talrijke verkenners van de Nieuwe Wereld in de zestiende en zeventiende eeuw identificeerden bepaalde delen ervan (onder andere Ma- | |||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||
ryland, Virginia, Kentucky, Massachussetts) als het aards paradijs en ook de wetenschappelijke wereld gaf de poging nog lang niet op.Ga naar eindnoot20. | |||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||
Dit artikel is een bewerking van het stuk dat onder de titel ‘Secreta Deo regio. De middeleeuwse wereldverkenning en het aards paradijs’ verscheen in Didactiek in het Geschiedenisonderwijs 14 (1990-1991) 2, p. 33-41.
Oude nummers Madoc
Van veel nummers die in de afgelopen vijf jaren zijn verschenen, zijn nog exemplaren voorradig:
Geïnteresseerden kunnen deze door overmaking van f 5, - per nummer (f 15, - voor vier nummers) op gironr. 5611140 t.n.v. Madoc en o.v.v. de gewenste nummers in hun bezit krijgen. |
|