Maatstaf. Jaargang 40
(1992)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
M.J.H. van Rooijen-Buchwaldt
| |
De technische ontwikkeling van de fotografieDe werking van de ‘camera obscura’ in haar meest elementaire vorm was al een bekend fenomeen voor Leonardo da Vinci en Giovanni Battista della Porta in de zestiende eeuw. De werking ervan werd door Battista gepubliceerd en werd zo een hulpmiddel voor wetenschappers en schilders. De camera obscura bestond uit een houten box waarin een ‘beeld’ door een lens naar binnen viel en via een spiegel werd gereflecteerd op een matglazen plaat waarop een doorzichtig vel papier werd gelegd. Op dat papier werd het geprojecteerde beeld overgetrokken. Door de toepassing van geslepen lenzen en spiegels werd een steeds beter resultaat verkregen. Dit was voor een kunstenaar de meest directe manier om een beeld, bijvoorbeeld een landschap of gebouw, rechtstreeks te reproduceren; het was dus een ondersteunende techniek voor het zo nauwkeurig mogelijk weergeven van de realiteit. Een volgende stap in de ontwikkeling van de fotografie werd gemarkeerd door de experimenten die de gebroeders Joseph Nicéphore en Claude Niépce uitvoerden op het gebied van de lichtgevoeligheid van zilverzouten en het zogenaamde asfalt. Deze experimenten resulteerden in een foto van Joseph Nicéphore Niépce uit 1826, die hij maakte in Chalon-sur-Saône vanaf het dak van zijn huis.Ga naar eind1 In 1829 J.N. Niépce samenwerken met L.J.M. Daguerre (1789-1851). De samenwerking eindigde vier jaar later door het overlijden van Niépce, maar Daguerre nam de fakkel over en zou met zijn ontwikkeling het begin markeren van de fotografie. Op 19 augustus 1839 maakte François Arago in aanwezigheid van Daguerre de uitvinding van de daguerreotypie bekend tijdens een zitting van de Académies des Sciences et des Beaux-Arts te Parijs. De Franse regering verkreeg de rechten verbonden aan de uitvinding in ruil voor de toekenning van een pensioen en het Legioen van Eer aan de uitvinder Daguerre en | |
[pagina 69]
| |
stelde de informatie over het procédé onmiddellijk aan iedereen beschikbaar. De daguerreotypie was een eenmalig beeldafdruk op een verzilverde koperplaat die lichtgevoelig werd gemaakt door jodiumdampen waaraan later bromidedampen werden toegevoegd. Het nadeel van de aldus gemaakte foto was dat elk exemplaar een unicum was en niet te reproduceren. Daarnaast bleek de lange belichtingstijd in de praktijk een probleem voor onder andere de portretfotografie. In de loop van 1839 berichtten verschillende Nederlandse dagbladen van deze vinding. Vanaf de introductie was er koninklijke belangstelling voor de daguerreotypie. Het Dagblad van 's-Gravenhage vermeldde op 25 november 1839: ‘De nieuwe proef van de heer Lemaire met zijn toestel voor de Daguerro type, 1.1. Donderdag in de schouwburg genomen is naar wens gelukt, en werd vereerd met de tegenwoordigheid van h.k.h. Mevrouw de Prinses Albert van Pruissen.’Ga naar eind2 Het betreft hier prinses Marianne der Nederlanden (1810-1883), zuster van koning Willem ii. Alleen in Groot-Brittannië maakte een patent dat rustte op de uitvinding van Daguerre het onmogelijk daguerreotypieën vrij te vervaardigen. In Groot-Brittannië was echter William Henry Talbot al geruime tijd actief met experimenten op fotografisch gebied. In 1839 behaalde hij al goede resultaten. In 1841 patenteerde hij een fotografische vinding als Talbot- of Calotypie. De calotypie was het eerste positief-negatief procédé. De daguerreotypie en de calotypie werden toegepast tot het begin van de jaren zestig. Rond 1851 kwam een concurrerend procédé op de markt, het natte collodium. Dit proces verdrong snel de andere procédés, omdat het de belichtingstijd sterk terugbracht, wat vooral voor de portretfotografie een vooruitgang was. Het negatief werd ofwel direct als positief gepresenteerd door een stukje zwart papier achter het negatief te bevestigen of het ontstane glasnegatief werd afgedrukt op albuminepapier. Foto's gemaakt tussen 1855 en 1885 werden veelal afgedrukt op albuminepapier. Dr. Richard Maddox zorgde in 1871 voor een grote verbetering van het negatief opnamemateriaal. Voor de natte collodium-emulsie op de glasplaat kwam de droge gelatinebroomzilveremulsie in de plaats. Deze ‘droge’ plaat kon niet alleen een geruime tijd voor het uiteindelijke gebruik vervaardigd worden, maar was ook veel lichtgevoeliger. Vanaf 1885 verdrongen nieuwe daglichtpapieren het te snel verblekende albuminepapier. De verwerkingsmethode bleef onveranderd: het daglicht scheen door het glasnegatief rechtstreeks op het lichtgevoelige papier, waarop door de inwerking van het licht het beeld ontstond. Tegelijkertijd deden ontwikkelpapieren hun intrede waarop het beeld niet tijdens de belichting zelf zichtbaar werd, maar pas na een chemische behandeling. Deze ontwikkelpapieren verdrongen rond 1905 de daglichtpapieren op grote schaal. Doordat de belichtingstijd verder was teruggedrongen kon het beeld worden vergroot. Tot dat moment hadden de afmetingen van het glasnegatief het formaat van de foto bepaald. | |
PortretfotografieOp het moment dat de fotografie werd geïntroduceerd in 1839, door het wereldkundig maken van het daguerreotypie-procédé, waren de belichtingstijden nog langer dan één minuut. Door het gebruik van bromidedampen in het proces liep de belichtingstijd terug tot minder dan dertig seconden en lag de weg open voor het vervaardigen van fotoportretten. | |
Ontstaan van portretfotografieDe toepassing van de daguerreotypie voor het vervaardigen van portretten werd ingegeven door de bestaande vraag naar portretten vanuit de samenleving. Sinds het midden van de achttiende eeuw bestond er een groeiende behoefte aan portretten. Tot die tijd was het laten vervaardigen van een portret voorbehouden aan het deel van de bevolking met ruime financiële middelen, zoals de vorsten, de adel en het patriciaat. In de tweede helft | |
[pagina 70]
| |
van de achttiende eeuw kwam daar verandering in en verbreedde de vraag naar portretten zich tot de gezeten burgerij. De sociale status die men verbond aan het bezit van een portret speelde een niet onbelangrijke rol. De al eeuwenlang toegepaste miniatuurschilderkunst profiteerde sterk van deze tendens. De portretten op zakformaat maakten het mogelijk om altijd de beeltenis van een familielid of geliefde bij zich te dragen. De toenemende vraag naar portretten stimuleerde het zoeken naar nieuwe procédés om ze efficiënter en goedkoper te vervaardigen. Een eenvoudige kunstvorm die geschikt bleek voor het maken van portretten was het silhouet van het gelaatsprofiel. De contouren van het hoofd en gezicht werden uitgeknipt in donker, meestal zwart papier en geplakt op een lichte ondergrond. Meer natuurgetrouw was de gemechaniseerde vorm van het silhouet-portret, de ‘physionotrace’. Een toestel vervaardigd door Gilles Louis Chrétien (1754-1811) werd in 1786 gedemonstreerd voor de al eerder genoemde Academie des Sciences et des Beaux-Arts. Het gelaatsprofiel werd door middel van een pantograaf verkleind weergegeven op een koperen plaat.Ga naar eind3 Dit procédé resulteerde in een kopergravure van het profiel van de af te beelden persoon, die daarna in grote oplage en tegen minimale kosten gereproduceerd werd. De opkomst van de fotografie stelde eerder genoemde methoden van portretteren in de schaduw, hoewel er in de beginfase nog veel aan het chemische proces verbeterd kon worden. In de aanloopfase van de fotografie van 1840-1850 zijn er betrekkelijk weinig fotoportretten gemaakt. De kosten waren hoog en de kwaliteit nog niet overtuigend. De scherpte bleek een probleem, ondanks de fixatie van de poserende cliënten in de gewenste houding door middel van klemmen om de hals of arm. | |
Verspreiding op grote schaalVanaf 1855 zorgde de Fransman André Adolphe Disdéri (1819-1890) voor de grote doorbraak in de portretfotografie. Disdéri realiseerde zich dat het mogelijk moest zijn om op één natte collodiumplaat acht of meer afzonderlijke portretopnames te maken. Dit resulteerde in een grote kostenbesparing voor de klant en in een grotere kans op succes; één van de acht afdrukken zou zeker in de smaak vallen om te reproduceren. De foto's hadden een standaardformaat van 9 × 6 cm en werden geplakt op een iets groter kartonnetje van 10,5 × 6,5 cm. Deze zogenaamde ‘carte-de-visite’ werd de populairste afmeting voor het fotoportret tot circa 1870. Het formaat bleef echter tot in de twintigste eeuw in gebruik. Disdéri kreeg internationale bekendheid toen Napoleon iii zich in mei 1859 liet fotograferen in zijn atelier aan de Boulevard des Italiens in Parijs. Nog in hetzelfde jaar mocht hij zich hoffotograaf noemen van Napoleon iii. De carte-de-visite van Napoleon iii en de fotoportretten van buitenlandse vorsten, kunstenaars en politieke leiders werden door Disdéri en vele andere fotografen vervaardigd en overal verkocht. Het ‘Royal Album’ uit 1860 bestond uit carte-de-visite portretten van de leden van de koninklijke familie in Groot-Brittannië gemaakt door de fotograaf J.E. Mayall (1810-1901). Dit koninklijke album wordt gezien als de aanleiding tot het verzamelen van carte-de-visite portretten op grote schaal. Deze verzamelrage, of ‘cartomanie’ sloeg in heel Europa toe. Koningin Victoria was een van de eerste grote verzamelaarsters van de carte-de-visite portretten van haar tijdgenoten.
Recentelijk werd een omvangrijke koninklijke verzameling ontdekt. In 1978 kwamen negenentwintig fotoalbums uit het bezit van keizerin Elisabeth ‘Sisi’ van Oostenrijk (1837-1898) in Duitsland op de markt. Deze albums bleken 2500 voor het overgrote deel carte-de-visite portretten te bevatten, verzameld tussen 1860 en 1864, van leden van Europese dynastieën, kunstenaars en familieleden van keizerin Elisabeth.Ga naar eind4 In de collectie van het Koninklijk Huisarchief bevindt zich een album van koningin | |
[pagina 71]
| |
Sophie uit de jaren zestig met daarin cartede-visite portretten van tijdgenoten uit het culturele leven, op de achterzijde voorzien van hun namen in haar handschrift. Ook van koningin Emma bestaat in het Koninklijk Huisarchief nog een hele collectie albums met carte-de-visite en kabinet foto's van haar familieleden en vrienden vanaf circa 1875. Naast de carte-de-visite verscheen in 1868 het grotere ‘kabinet’-formaat; het karton was 16,5 × 10,5 cm en de opgeplakte foto 14 × 9,5 cm. Vanaf 1870 neemt het aantal afwijkende formaten toe, met afmetingen als ‘salon’ (21 × 16cm), ‘boudoir’(19 × 12cm)en het ‘miniatuur’ (4,2 × 2,7 cm). Vanaf het midden van de jaren zestig plaatste de fotograaf zijn naam onder de foto op het open stukje karton; later werd vaak de achterzijde gebruikt als reclamedrukwerk van de fotograaf, al dan niet voorzien van de wapens verleend door zijn koninklijke cliënten. Vanaf 1890 verdwenen geleidelijk alle opdrukken van de achterzijde van het fotokarton en werd op het luxere en dikkere karton onder de foto in gouden of zilveren sierletters de naam van de fotograaf vermeld, eventueel voorzien van afbeeldingen van de gewonnen medailles op internationale fototentoonstellingen en de verkregen koninklijke wapens. | |
Fotografie en schilderkunstTot 1845 werkten de fotografen in de open lucht omdat alleen daar genoeg licht aanwezig was. Daarna maakten de kortere belichtingstijden het mogelijk binnen te gaan werken in een atelier. De studio's werden net als schildersateliers gebouwd met grote glaswanden bij voorkeur gericht op het noorden. De overeenkomsten tussen fotografie en schilderkunst bleven niet beperkt tot de ateliers. Veel fotografen hadden een opleiding gevolgd als portret- of miniatuurschilder en de wijze van afbeelden werd sterk bepaald door de tradities binnen de schilderkunst. Binnen de portretfotografie kunnen dezelfde portrettypen worden onderscheiden als in de schilderkunst, zoals het mansportret, vrouwsportret, kinderportret, groepsportret, militair- en ruiterportret en - voor de hoffotografie speciaal van belang - het staatsieportret. De geschilderde officiële en staatsieportretten waren van grote invloed op de compositie van de fotoportretten tot 1870. Door de compositie en verschillende attributen te kopiëren van de traditionele geschilderde portretten werd de sociale status van de afgebeelde personen benadrukt. Evenals in de schilderkunst, beeldden de fotografen hun cliënten af in verschillende composities en poses: ten voeten uit, als borststuk, als halffiguur, als kniestuk of gezeten aan een tafel, het hoofd ondersteunend met de hand. Op het merendeel van de fotoportretten kijkt de afgebeelde persoon in de richting van de camera. Op de achtergrond naast de afgebeelde personen verschenen steeds meer rekwisieten en attributen. Grotere objecten zoals een stoel of een piëdestal werden als begrenzing van het beeldvlak gebruikt. Omstreeks 1865 werden aan de altijd al populaire zuil en het gedrapeerde gordijn op de achtergrond, attributen toegevoegd zoals balustrades, bewerkte piëdestals, secretaires, prachtige neo-stijl stoelen, lage rijk bewerkte kasten, een bewerkte schouw, voor kinderen wat speelgoed en op de vloer een indrukwekkend oosters tapijt of een tapijt met duidelijke motieven, zoals het zogenaamde ‘Deventer’ tapijt. De achtergronden in de studio's veranderden in dezelfde periode van eenvoudige gespannen doeken naar beschilderde studiodecors, met daarop bijvoorbeeld boslandschappen, balustrades, paleizen en ruïnes. Het creëren van een luxueuze en indrukwekkende omgeving gaf het fotoportret van de burgerij extra cachet en uitstraling. Omstreeks 1890 nam het veelvuldige gebruik van de attributen en rekwisieten af, evenals de invloed van het officiële geschilderde portret. Aan het einde van de negentiende eeuw ontstond er onvrede onder een deel van de portretfotografen over de kwaliteit van het werk van een groep minder professionele collega's. Door de grote populariteit van het | |
[pagina 72]
| |
fotoportret was het streven naar goede opnamen op de achtergrond geraakt. Het aanzien van het beroep daalde sterk doordat het door veel ongeschoolden beoefend werd. De verontruste fotografen gingen op zoek naar mogelijkheden om het niveau van de fotografie te verbeteren en de erkenning van fotografie als een zelfstandig artistiek medium te bewerkstelligen. Zij zochten aansluiting bij het natuurbegrip en de ideeën van de schilderkunst. De fotografen vonden zo de legitimering van hun vak en de erkenning van de fotografie als kunst. Dit vond zijn weerklank in het gebruik van de termen ‘kunstfotograaf’ en ‘kunstfotografie’. | |
HoffotografieDe beste fotografen hebben een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de hoffotografie. In de eerste eeuw van het bestaan van de fotografie werd hun werk in toenemende mate gebruikt voor uiteenlopende toepassingen. Portretten van het staatshoofd en andere leden van de koninklijke familie werden verspreid onder de bevolking, afgedrukt in de pers, opgehangen in openbare gebouwen en als voorbeeld gebruikt voor postzegels, munten, beelden en schilderijen. Geleidelijk veranderden ook de composities, poses, locaties en attributen die in de portretten werden gebruikt. | |
HoffotografenDe term hoffotograaf lijkt thuis te horen in het rijtje van hofschilder, hofarts en hofpredikant: een persoon die zijn vak uitoefent ten paleize dan wel in dienst van het Koninklijk Huis. De term hoffotograaf heeft echter een afwijkende betekenis. De fotograaf die zich zo noemt doet dat op grond van een aan hem door een koninklijk persoon verleend predikaat. Het predikaat wordt verleend samen met het desbetreffende koninklijke wapen van hofleverancier. Vanaf juni 1806 werd door koning Lodewijk Napoleon het predikaat ‘merchant du roi’ voor het eerst toegekend aan een leverancier die het hof voorzag van produkten van uitzonderlijk goede kwaliteit. Koning Willem i onderscheidde in navolging van Lodewijk Napoleon vanaf 1815 eveneens goede leveranciers met zijn koninklijke wapen en het predikaat hofleverancier. Het toekennen hiervan was in principe het prerogatief van alle leden van het Koninklijk Huis. Later zijn de voorwaarden voor toekenning van het predikaat herhaaldelijk aangepast. Voor koning Willem ii was het leveren aan het hof niet langer een voorwaarde om het predikaat te verlenen. Tijdens de regeringsperiode van koning Willem iii werden de voorwaarden voor het verlenen van het predikaat ruim geïnterpreteerd en werd het aan vele leveranciers toegekend. Koningin Emma gaf een aanzet tot de reorganisatie van de verlening van predikaten. Tijdens de regeringsperiode van koningin Wilhelmina werd een standaardformule ontworpen waarop alle informatie betreffende het verzoek om het wapen van Hare Majesteit te mogen voeren, werd verzameld. De informatie omtrent het bedrijf had betrekking op de grootte, soliditeit, uiterlijk, eigenaar, historie en bedrijfsvoering en omvatte eveneens het vaak doorslaggevende advies van de burgemeester. In de praktijk kreeg het merendeel van de fotografen die tot tevredenheid voor een lid van het Koninklijk Huis hadden gewerkt na een verzoek toestemming zich voortaan hoffotograaf te noemen en zijn of haar wapen te voeren. De toestemming werd dikwijls verleend ter gelegenheid van de verjaardag van het lid van het Koninklijk Huis dat het predikaat verleende. Fotografen die nooit voor het hof hadden gewerkt, verkregen het predikaat indien ze over goede referenties beschikten. Uit de archieven blijkt ook dat menig fotograaf die een daguerreotypie of album schonk, daarna refererend aan zijn gift, de aanvraag voor het predikaat gehonoreerd zag. De meeste fotografen die in dit artikel genoemd worden waren hoffotografen die het wapen van het staatshoofd of van een ander lid van het Koninklijk Huis voerden. | |
[pagina 73]
| |
Hoffotograf en werkten vaak voor een internationale klantenkring. In de jaren tachtig neemt de creativiteit bij de fotografen ten aanzien van compositie, pose en entourage wat af. De fotograaf Th. Prümm uit Berlijn maakte in 1878 de verlovingsfoto van prins Hendrik (1820-1879) en zijn verloofde prinses Marie van Pruisen (1855-1888) (zie afb. 22). Twee jaar later in 1880 vervaardigde Prümm een bijna identieke verlovingsfoto van prins Wilhelm van Pruisen, de latere keizer Wilhelm ii (1859-1941) en prinses Auguste Victoria van Sleeswijk-Holstein (1858-1921) (zie afb. 23). | |
Functie en gebruik van de portrettenVanaf de jaren zestig van de negentiende eeuw werden de portretten van leden van het Koninklijk Huis verkocht. Ook werden hun portretten afgebeeld op briefkaarten, munten, postzegels en in de geïllustreerde bladen, en was het fotoportret van geliefde koninklijke personen te vinden in menig interieur. Zo sprak het vertederende portret van de tienjarige koningin Wilhelmina in 1890 sterk tot de verbeelding. In de archieven uit de periode 1890-1898 getuigen vooral aanvragen uit het buitenland voor de foto's van ‘the lovely young Queen’ van de grote belangstelling voor dit portret. Er bestond in Nederland een vraag naar de portretten van de Oranjes. Op de achterzijde van een gemonteerde familiefoto van koning Willem iii en zijn gezin van omstreeks 1887 werd reclame gemaakt voor de bestelmogelijkheden van foto's van de leden van het Koninklijk Huis (zie afb. 1). De portretfoto's werden verkocht in winkels en toegestuurd op bestelling. De nieuwste officiële foto's van de koninklijke familie afgedrukt in een geïllustreerd blad zoals De Prins konden soms via zo'n blad besteld worden. De Nederlandse geïllustreerde pers gebruikte tot 1900 de portretfoto slechts als voorbeeld voor andere reproduktie- en druktechnieken zoals de lithografie en de xylografie. Vanaf 1900 werden portretfoto's van de koninklijke familie met regelmaat afgedrukt in de geïllustreerde bladen; Het Leven, Panorama, Katholieke Illustratie, Wereldkroniek en de Prins der geïllustreerde bladen. Grote aandacht kregen gebeurtenissen als de geboorte van prinses Juliana, verjaardagen en regeringsjubilea. Bij de dagbladen werden speciale bijlagen met fotoportretten verstrekt. In 1908 publiceerde De Prins het nieuwste portret van koningin Wilhelmina ter gelegenheid van haar tienjarig regeringsjubileum. De dagbladen waren terughoudender in het plaatsen van portretten. In de jaren twintig zien we de portretfoto verschijnen in de dagbladen. Opmerkelijk was de plaatsing van de vierkleuren-autotypie naar een foto van koningin Wilhelmina in Fries kostuum op 7 mei 1894 in Het Nieuwsblad voor Nederland.Ga naar eind5 In navolging van Lodewijk Napoleon, die zijn portret liet ophangen in elk bestuursgebouw, werd door koning Willem i en zijn opvolgers in ieder openbaar gebouw een portret van het staatshoofd aangebracht. In 1898 was voor de inhuldiging van koningin Wilhelmina behoefte aan een staatsieportret waarop de symboliek en de tekenen van het koningschap tot uitdrukking kwamen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken coördineerde daarom in overleg met het Kabinet van de Koningin de voorbereidingen, de vervaardiging en de verspreiding van een fotografisch staatsieportret.Ga naar eind6 Dit portret was bestemd om opgehangen te worden in alle openbare gebouwen en instellingen in Nederland en de toenmalige koloniën. De autotypie naar de foto werd gedrukt door de Landsdrukkerij. Onder de foto op posterformaat stond de naam ‘Wilhelmina’ in haar handschrift geschreven en was haar wapen afgebeeld. Foto's van leden van de koninklijke familie werden ook als studiemateriaal gebruikt bij het vervaardigen of ontwerpen van postzegels, munten, Oranje-memorabilia, beelden en schilderijen. Een eerste voorbeeld hiervan is het dubbelportret van de prinsen Willem en Maurits, zonen van koning Willem iii (zie afb. 2). Het portret uit omstreeks 1847 heeft verscheidene overeenkomsten met het geschilderde portret uit dezelfde periode van | |
[pagina 74]
| |
Pieneman. Een tweede voorbeeld is een groepsportret van koningin Wilhelmina, prins Hendrik en prinses Juliana uit circa 1915 waarop ze afgebeeld zijn in kleding geïnspireerd op de kledij uit de zeventiende eeuw (zie afb. 3). Er is een hele serie portretten gemaakt door de fotograaf H. Deutmann. Het is niet bekend of de compositiekeuzes zijn gemaakt door de fotograaf of door Thérèse van Duyl-Schwartze, die het geschilderde portret vervaardigd heeft.Ga naar eind7 | |
1840-1849: regeringsperiode koning Willem ii (1792-1849)De regeringsperiode van koning Willem ii van 1840-1849 bestrijkt bijna het eerste decennium van de geschiedenis der fotografie. De portretfotografie bevond zich in die tijd in het experimentele stadium. Nederland werd bezocht door rondreizende fotografen die hun nering zochten bij een kapitaalkrachtige klantenkring. De portretten uit deze periode worden gekenmerkt door een sobere entourage. Als achtergrond werd een effen stoffen doek gebruikt en andere attributen speelden een beperkte rol. De gefotografeerde personen waren gekleed in burgerkleding. Van koning Willem ii zijn er voor zover bekend geen fotoportretten bewaard gebleven. Van zijn echtgenote koningin Anna Paulowna (1795-1865) is er wel een portretfoto, die besproken wordt bij de regeringsperiode van koning Willem iii. Een van de oudste fotografische Oranjeportretten is de daguerreotypie (15,5 × 10 cm) van prins Alexander (1818-1848), de tweede zoon van koning Willem ii en Anna Paulowna, vervaardigd omstreeks 1846 (zie afb. 4). Prins Alexander staat rechtop, gekleed in een geruite broek met daarop een overhemd en vest en op zijn hoofd een hoge hoed. In de linkerhand klemt hij de loop van een geweer dat met de kolf op de grond staat. De statische houding werd mogelijk veroorzaakt door een standaard met nek-klem achter zijn rug, die samen met het geweer het lange stilstaan mogelijk maakte. De achtergrond is zeer sober gehouden met slechts een effen laken. De fotograaf van deze daguerreotypie is onbekend. De daguerreotypie zelf kon toentertijd niet worden gereproduceerd. De vraag naar portretten van deze prins resulteerde daarom in de vervaardiging van meerdere litho's naar dit portret.Ga naar eind8 Een eenvoudig kinderportret van prins Maurits (1843-1850) en prins Willem (1840-1879), de zonen van koning Willem iii en koningin Sophie, van circa 1847, toont een vroeg voorbeeld van een dubbelportret (zie afb. 2). Links zit prins Maurits gekleed in geruite jurk op een tafel bedekt met een kleed; rechts van hem staat de oudere prins Willem. De achtergrond is effen. Prins Willem heeft zijn rechterhand op de schouder van prins Maurits en houdt met de linkerhand enkele vingers vast van zijn jongere broer. Het gebaar benadrukt de familieband en de affectie tussen de twee kinderen. Uit dezelfde periode stamt ook een geschilderd portret van de twee prinsen door N. Pieneman. Gezien de overeenkomsten heeft de foto mogelijk dienst gedaan als studiemateriaal bij de totstandkoming van dit portret. Op een fotoportret van prins Frederik (1797-1881) gemaakt rond 1847, een heupstuk, waarop hij is gekleed in lange overjas met daaronder een overhemd met een hoog boord en vest, leunt hij op een fraai bewerkte tafel waarop zijn hoge hoed ook ligt (zie afb. 5). De achtergrond is niet effen, in de rechter bovenhoek is een grote vouw te zien in het gordijn. Het gedrapeerde gordijn in een van de bovenhoeken en de begrenzing van de foto - in dit geval door middel van een tafel - zijn compositie-elementen uit de schilderkunst. Bovendien duiden deze attributen in combinatie met de niet effen achtergrond op een overgang naar minder sobere portretten. | |
1849-1890: regeringsperiode koning Willem iii (1817-1890)Tijdens de lange regeringsperiode van koning Willem iii zijn vele fotoportretten van de verschillende Oranjes vervaardigd. De foto's | |
[pagina 75]
| |
werden zowel in Nederland als tijdens de vele bezoeken aan familieleden en kuuroorden in het buitenland, gemaakt. Verschillende leden van het Koninklijk Huis leefden permanent of voor langere perioden in het buitenland zoals prins Frederik, prinses Marianne, prinses Sophie, prins Hendrik en Prins Willem. De portretten werden niet meer allemaal vervaardigd in een studio. Van opnamen buiten de studio zijn bijvoorbeeld twee kinderportretten van prins Alexander (1851-1884) staand in een uniform met kolbak op en zittend in een roeiboot in marine-uniform op een vijver in een van de paleistuinen. Op het overgrote deel van de fotoportretten uit deze tijd zijn de personen afgebeeld in hun dagelijkse kleding; staatsieportretten of portretten in galakleding komen tot 1882 niet voor. Wel wordt in deze periode steeds meer en uitgebreider gebruik gemaakt van rekwisieten en geschilderde decors in de aankleding van de fotoportretten. Van koning Willem iii en koningin Sophie is er geen officiële inhuldigingsfoto bekend. Koning Willem iii werd op foto's afgebeeld in zijn dagelijkse kleding of in een militair uniform, soms gedragen met ordelint, borststerren en onderscheidingen. In tegenstelling tot de fotoportretten werd koning Willem iii op schilderijen wel afgebeeld met de symbolen van het koningschap, zoals de hermelijnen inhuldigingsmantel en de regalia bestaande uit de kroon, de scepter en de rijksappel. Een fotografisch staatsieportret van koningin Sophie bevindt zich niet in de collectie. Er is wel een geschilderd staatsieportret van haar door de bekende hofschilder F.X. Winterhalter vervaardigd, waarop koningin Sophie gekleed in een zwarte galajapon met een diadeem van briljanten is afgebeeld. Op de fotoportretten draagt zij dagelijkse kledij bestaande uit een donkere japon met crinoline, en heeft zij het haar in de bekende pijpekrullen. Van de moeder van koning Willem iii, Anna Paulowna, is er een foto in het archief, gemaakt door R. Severin naar een daguerreotypie. Anna Paulowna liet tijdens een reis naar haar vaderland in 1854/1855 te St. Petersburg een daguerreotypie maken (zie afb. 6) Koning Willem iii trouwde in 1879 met prinses Emma van Waldeck-Pyrmont. Het grote leeftijdsverschil tussen de echtelieden en de politieke meningsverschillen tussen de koning en zijn ministers in die jaren leidden tot veel discussies en kritiek. Toen in 1880 uit dit huwelijk prinses Wilhelmina werd geboren en zij in 1884 na de dood van prins Alexander troonopvolgster werd, waren de negatieve gevoelens ten opzichte van het huwelijk grotendeels verdwenen. Het eerste fotografische staatsieportret in Nederland werd gemaakt van koningin Emma (zie afb. 7). De Engelse fotograaf Barraud fotografeerde koningin Emma met een schitterend diadeem en collier in galajapon ter gelegenheid van het huwelijk van haar zuster, prinses Helene van Waldeck-Pyrmont met hertog Leopold van Albany op 27 april 1882. Tot dat moment werd de voorkeur gegeven aan geschilderde staatsieportretten. Hoffotografen van het eerste uur en veelvuldig ontboden door leden van het Koninklijk Huis waren A. Disdéri (1860), M. Verveer (1861), R. Severin (1861), De Lavieter (1877), H.W. Wollrabe (1873). De jaartallen achter hun naam geven het jaar aan waarin de fotografen het predikaat hofleverancier en het wapen ontvingen. De hoffotograaf van Napoleon iii, Disdéri, portretteerde ook koning Willem iii en zijn zoon prins Willem (zie afb. 8) op het door hem geïntroduceerde kleine formaat van de carte-de-visite. Het eerder genoemde voordeel van het grote aantal verschillende opnamen per negatief wordt benadrukt in een brief die Disdéri schreef aan de secretaris van prins Willem op 2 januari 1860: ‘...j'ai supprimé, autant que possible, les poses qui lui plaisaient le moins. Je jouis vos cartes à cet envoi, les 18 qui se trouvent en plus des Cent, vous permettront de supprimer en partie les poses qui vous satisferont le moins.’Ga naar eind9 In dezelfde brief vraagt Disdéri ook naar het juiste adres om zijn aanvraag aan te richten voor het verkrijgen | |
[pagina 76]
| |
van ‘le brevet de photographe de Son Altesse Royale’, het predikaat hoffotograaf. Voor zover bekend is dit de enige fotograaf die prins Willem deze eer heeft toegedacht. Deze carte-de-visite van prins Willem (1840-1879), vervaardigd rond 1860 door Disdéri is representatief voor de ongeposeerde stijl die deze fotograaf nastreefde (zie afb. 8). De prins staat in profiel naar links met een stand- en speelbeen, aandachtig de krant te lezen; zijn hoge hoed ligt naast hem op tafel. In dezelfde serie is een foto waarop prins Willem zittend op een stoel een krant leest. Het afbeelden van een dagelijkse bezigheid, zoals het lezen van de krant, doorbrak de algemeen geaccepteerde richtlijnen voor een officieel portret. Het decor wordt gevormd links door een rijk bewerkte tafel met daarachter een gedrapeerd gordijn en rechts wordt de ruimte begrensd door een hoge stoel; op de grond ligt een tapijt met motieven. De vroege fotoportretten hebben nog steeds een effen achtergrond. De afgebeelde persoon staat in de lengte-as van de foto. Door Disdéri en de eerste carte-de-visite fotografen werd veelal gekozen voor een portret ten voeten uit, staand of zittend of voor een heupstuk.
Een voorbeeld van een officieel fotoportret uit omstreeks 1870 van koning Willem iii is dit borststuk in de vorm van een medaillon (zie afb 9). Zijn militair gezag als opperbevelhebber van het leger komt in dit portret tot uitdrukking. Hij draagt de borststerren van de Orde van de Nederlandse Leeuw en van de Militaire Willemsorde. Dit portret is vervaardigd door de hoffotograaf Robert Severin, die veelvuldig gewerkt heeft voor de koning en zijn zonen. Van verschillende leden van het Koninklijk Huis zijn portretten gemaakt in niet-alledaagse kleding. Van prins Frederik bestaat er een heupstuk-fotoportret uit circa 1870 met de eretekens en de kledij behorend tot zijn functie als grootmeester van de vrijmetselarij, een positie waarvan hij zijn vijfenzestigjarig jubileum mocht vieren in 1881. Van prins Willem is het portret ten voeten uit in jagerstenue vervaardigd omstreeks 1875 (zie afb. 10). Het fotoportret toont niet alleen de voorliefde van de prins voor de jacht maar geeft ook informatie over de entourage van het fotoatelier die in de jaren 1870-1885 gebruikelijk was. Op de achtergrond bevindt zich zeer toepasselijk een geschilderd boslandschap met een tuinvaas, rechts een balustrade en links van prins Willem het gedrapeerde gordijn bij elkaar gehouden door een koord met twee kwasten. De foto is niet bijgesneden aan de bovenzijde, waardoor de beperkte lengte van de op een sokkel geplaatste imitatiezuil en het wat slordig opgehangen gordijn zichtbaar zijn. Daar de prins het laatste deel van zijn leven doorbracht in Parijs kan de anoniem gebleven fotograaf zowel in Nederland als in Frankrijk werkzaam zijn geweest. Het fotoportret van prins Alexander op zijn doodsbed, opgebaard met een bloemenkrans rond zijn hoofd, doet tegenwoordig morbide aan (zie afb. 11). De op 21 juni 1884 overleden prins lag in zijn sterfkamer opgebaard in zijn paleis aan de Kneuterdijk. Het post-mortem portret werd op de ochtend na zijn dood vervaardigd door de fotograaf H.W. Wollrabe.Ga naar eind10 De confrontatie met de foto van de overleden prins wordt nu ervaren als een inbreuk op de privacy. In de negentiende eeuw fungeerde de foto van de overledene echter als een beeld ter nagedachtenis en troost tijdens het rouwproces en werd verstrekt aan familieleden, vrienden en leden van de hofhouding. De achtergrond wordt gemarkeerd door een vierdelig beschilderd kamerscherm met daarop geschilderde kronen. Links staat een halve stoel afgebeeld als begrenzing van het beeld en rechts staat een bewerkte tafel met hetzelfde doel. De kracht van het beeld wordt versterkt door de diagonaal die ontstaat door het gekozen camerastandpunt van de fotograaf ten opzichte van het bed. De interesse voor de portretten van overledenen wordt geïllustreerd door een brief van 15 juni 1855, waarin de twee rondreizende | |
[pagina 77]
| |
daguerreotypisten broers Mouhot, een daguerreotypie aanbieden gemaakt van tsaar Nicolaas i van Rusland op zijn doodsbed.Ga naar eind11 De tsaar was op 2 maart van dat jaar overleden. In deze brief aan prins Hendrik wordt vermeld dat hetzelfde portret al was aanvaard door prins Frederik en door de zuster van de overledene, Anna Paulowna. In het Koninklijk Huisarchief is één exemplaar bewaard gebleven en in de miniaturencollectie bevindt zich een portret geschilderd naar de daguerreotypie.Ga naar eind12 Een familieportret van de zuster van Willem iii, groothertogin Sophie van Saksen-Weimar (1824-1897), vervaardigd omstreeks haar vijfenzestigjarige verjaardag in 1889 door Louis Held, toont een geheel ander beeld (zie afb. 12). Zij wordt afgebeeld te midden van haar familieleden met geheel rechts haar echtgenoot, in een plantenkas of wintertuin. Het is een uitzonderlijk voorbeeld van een koninklijk groepsportret zonder de geposeerdheid die we aantreffen op de meeste portretten in Nederland. De jonge prinses Wilhelmina werd meestal tijdens de regeringsperiode van haar vader gefotografeerd gekleed in een wit kanten korte japon zittend of staand op een bankje of stoel, als een kleine volwassene. Een doorbraak qua compositie is de serie van drie portretfoto's uit april 1887 van prinses Wilhelmina in de openlucht met haar ezel, pony en ponywagen bij de Koninklijke Stallen in Den Haag (zie afb. 13). Het jeugdige ruiterportret van haar gekleed in een geruite japon staande naast haar pony geeft het officiële karakter van de kinderportretten die van haar gemaakt werden goed weer. De kleding lijkt nauwelijks geschikt voor een rit met de ponywagen of gezeten op de pony. | |
1890-1948: regeringsperiode koningin Wilhelmina (1880-1962)Op het moment dat koning Willem iii overleed was prinses Wilhelmina slechts tien jaar en nam haar moeder koningin Emma de rol van regentes op zich, totdat zij meerderjarig zou zijn. In politiek opzicht heeft koningin Emma in de geest van haar echtgenoot gehandeld en was haar regeringsperiode een verlengstuk van de tot dan toe gevoerde politieke lijn. De continuïteit van de constitutionele monarchie van het Huis van Oranje-Nassau in Nederland stond voor haar centraal. Het regentschap, een overbruggingsperiode, werd door koningin Emma benut om de banden tussen koningin Wilhelmina en de Nederlandse bevolking te verstevigen. Ondanks haar jeugdige leeftijd werden in de periode van 1890 tot 1898 alle provincies bezocht. Naar aanleiding van deze bezoeken werden verschillende fotoportretten gemaakt van koningin Wilhelmina in de klederdracht van de bezochte provincie. Ook het grote aantal officiële fotoportretten dat van koningin Wilhelmina werd gemaakt, toont aan dat koningin Emma het belang inzag van het in de openbaarheid brengen van de beeltenis van het ‘toekomstige’ staatshoofd. Jaarlijks werden er tot 1898 ten minste twee series fotoportretten van koningin Wilhelmina vervaardigd, die voor de openbare verspreiding bestemd waren. De eerste serie portretten na het overlijden van haar vader was in rouwkleding, een zwarte tule japon met zwarte kousen, schoenen en een gitten collier. Koningin Emma werd door Adolphe Zimmermans, die beiden portretteerde, in rouwkleding met weduwenkap met lange sluier in het zwart gekleed gefotografeerd (zie afb. 14). Op de achtergrond is een vaag studiodecor zichtbaar. Na de officiële rouwperiode poseerde koningin Emma altijd met een wit kanten huismuts soms in combinatie met een afhangende sluier op het hoofd. Koningin Emma had een voorkeur voor een niet te opdringerige achtergrond. Op de in een studio gemaakte fotoportretten waarop zij alleen staat afgebeeld, is het decor meestal vaag zichtbaar. Uit 1905 dateert het fotoportret dat vervaardigd is door een vrouwelijke fotografe. Helena Goude portretteerde koningin Emma met een borduurwerkje, in de intimiteit van haar zitkamer in paleis Lange | |
[pagina 78]
| |
Voorhout. Een van de foto's is door Helene Goude met potlood gesigneerd en gedateerd, wat in die tijd ongebruikelijk was. Zoals al eerder opgemerkt vervulde koningin Wilhelmina haar officiële taken van jongsaf aan. Koningin Victoria becommentarieerde het bezoek van de jonge koningin Wilhelmina aan Windsor Castle op 3 mei 1895 als volgt: ‘The young Queen, who will be fifteen in August, has her hair still hanging down. She is very slight and graceful, has fine features, and seems to be very intelligent and a charming child. She speaks English extremely well, and has very pretty manners.’Ga naar eind13 Van dit in 1895 afgelegde bezoek had men geen officiële foto. De oplossing was een montage-foto, zodat deze historische ontmoeting toch werd ‘vastgelegd’. Zowel de compositie als de poses van de toentertijd oudste en jongste koningin in Europa zijn duidelijk afkomstig van twee verschillende foto's. Vanaf 1896 werd koningin Wilhelmina slechts afgebeeld met opgestoken haar; haar kindertijd was voorbij. In 1897 fotografeerde Kameke haar naast een fauteuil met daarop een kroon en rijksappel, een verwijzing naar de op komst zijnde inhuldiging. In de periode rond de inhuldiging verschenen er verschillende series van koningin Wilhelmina vervaardigd door diverse fotografen. Op de meeste staatsieportretten is de koningin gekleed in een lange lichte galajapon, een diadeem op het hoofd, een diamanten collier en sieraden. Het staatsieportret bij uitstek was het portret waarop koningin Wilhelmina is afgebeeld overeenkomstig de al eerder genoemde tradities van de schilderkunst. Zij is daarop gekleed in een galajapon met daarover de hermelijnen inhuldigingsmantel met een hoog pareldiadeem. Links staat een tafel met daarop de regalia: een kussen met daarop de kroon, ernaast de scepter en de rijksappel, samen met de hermelijnen mantel de symbolen van het koningschap. Op de achtergrond zijn een zuil en een gedrapeerd gordijn, bijeen gehouden door een koord, zichtbaar (zie afb. 15). De verloving van koningin Wilhelmina met hertog Hendrik van Mecklenburg-Schwerin was de eerstvolgende belangrijke gebeurtenis waarvan vele fotoportretten verschenen. De foto's uit de verlovingstijd zijn in het algemeen weinig origineel van compositie. De koningin en prins Hendrik poseren wat stijf naast elkaar, al dan niet gearmd, in een foto-atelier zonder veel attributen. De officiële huwelijksfoto van koningin Wilhelmina en prins Hendrik werd vervaardigd door H. Deutmann met een witte achtergrond en een grijze waas of ‘wolkje’ rondom de echtgenoten, op de grond een tapijt met motief (zie afb. 16). De grijze waas rondom het bruidspaar ontstond door de foto te vignetteren, een techniek die veelvuldig werd toegepast bij borststukportretten ter verfraaiing van de compositie. Het effect werd bereikt door tijdens de belichting van het negatief een sjabloon die het gebied buiten de afbeelding bedekt, te bewegen boven de foto. Prins Hendrik is gekleed in militair uniform met Duitse en Nederlandse onderscheidingen. Daar de entourage zeer sober gehouden is, komen de personen goed tot hun recht. Koningin Wilhelmina en koningin Emma verkozen vanaf 1905 veelvuldig de interieurs van hun eigen paleizen als achtergrond voor officiële portretten. Een illustratief voorbeeld hiervan is een officieel dubbelportret van de koningin en prins Hendrik samen uit 1906 (zie afb. 17). Koningin Wilhelmina zit aan een bureau met enkele papieren in de hand en links naast haar staat prins Hendrik: een officieel fotoportret vervaardigd in de ‘huiselijke’ omgeving en tijdens een moment waarop beide personen, weliswaar geposeerd, zich bezighouden met correspondentie. Dat koningin Wilhelmina er de voorkeur aan gaf zich te laten portretteren in een voor haar vertrouwde omgeving en niet afhankelijk wilde zijn van de geschilderde doeken van de fotografen bewijzen de in mei 1912 aangekochte geschilderde achtergronddoeken, vervaardigd door de firma Guy de Coral.Ga naar eind14 De grote doeken werden geschilderd naar | |
[pagina 79]
| |
speciaal voor dit doel vervaardigde foto's van de hal en de witte eetzaal van haar geliefde paleis Het Loo. De twee doeken waren bestemd voor de studio in paleis Het Loo zelf. Daar kon de fotograaf onder goede omstandigheden de leden van het Koninklijk Huis in hun ‘bijna’ eigen omgeving fotograferen, zonder dat de woonvertrekken ontruimd behoefden te worden. Een familieportret van koningin Wilhelmina en haar gezin uit circa 1914 toont op de achtergrond het doek gemaakt naar de witte eetzaal (zie afb. 18). De doeken zijn in ieder geval gebruikt tot 1935. Koningin Wilhelmina beoefende zelf zowel de schilderkunst als de fotografie. Vanaf circa 1903 fotografeerde zij landschappen en de boerenbevolking in de omgeving van paleis Het Loo en Soestdijk. In 1908 zond koningin Wilhelmina vierentwintig eigen foto's in voor de salon van de Internationale Tentoonstelling van Fotografische Kunst, die gehouden werd van 1 tot 31 augustus in het Stedelijk Museum te Amsterdam. De inzendingen geven een overzicht van de kunstfotografie van dat moment, sterk beïnvloed door de Haagse School. De voorzitter van het comité van de tentoonstelling had de koningin uitgenodigd om deel te nemen. De deelname op zich getuigt ervan dat koningin Wilhelmina
Koningin Wilhelmina maakte zelfde eerste serie officiële foto's die gepubliceerd werd van prinses Juliana. Het zijn tenminste vier portretfoto's: één exemplaar van prinses Juliana alleen, één samen met prins Hendrik, een met koningin Wilhelmina zelf en een exemplaar met koningin Emma (zie afb. 19). Uit een foto die bewaard wordt op het Koninklijk Huisarchief blijkt dat niet alleen koningin Wilhelmina enthousiast fotografeerde, maar dat ook verschillende leden van de hofhouding dezelfde hobby hadden. Ondanks haar interesse in fotografie was koningin Wilhelmina niet gediend van persfotografen. Een glimlach voor een foto vond zij overbodig, zoals blijkt uit haar biografie: ‘...zag zij fotolenzen op zich gericht, dan bleef zij onverstoorbaar strak kijken, vriendelijk doenerij, daar moest zij niets van hebben en zij minachtte het fotogenieke lachende gezicht.’Ga naar eind15 Op geen enkel gepubliceerd officieel portret staat zij afgebeeld met een lachende gelaatsuitdrukking. Tijdens de lange regeringsperiode van koningin Wilhelmina zijn vele officiële portretten vervaardigd ter gelegenheid van haar ambtsjubilea. Al in 1908 wordt door Guy de Coral een grote serie portretfoto's gemaakt buiten in de tuin van paleis Het Loo ter gelegenheid van haar tienjarig ambtsjubileum. Tijdens zo'n sesie werden grote aantallen opnamen gemaakt. Sommige foto's hadden een opgehangen laken als achtergrond, andere foto's tonen struiken als achtergrond. Er zijn enkele foto's waarop de koningin poseert met haar tekkel - waarschijnlijk bestemd voor privé-gebruik -. Op andere foto's poseert zij samen met haar hofdames en een gouvernante. Tijdens de Eerste Wereldoorlog liet koningin Wilhelmina zich met haar gezin en hond portretteren, gekleed in zeventiende-eeuwse kostuums, door de fotograaf Deutmann en in tweede instantie door schilderes Thérèse van Duyl-Schwartze (zie afb. 3). Het gezin werd afgebeeld als leden van het glorieuze voorgeslacht uit de gouden eeuw: Amalia van Solms, Frederik Hendrik en Louise Henriëtte. De afstamming werd in deze politiek onrustige periode benadrukt. Daarvan getuigt ook het schilderij van Juliana van Stolberg in de linker bovenhoek van het geschilderde groepsportret vervaardigd naar de foto. Tussen 1923 en 1938 werden er voornamelijk officiële staatsiefoto's gepubliceerd naar aanleiding van respectievelijk haar vijfentwintig-, vijfendertig- en veertigjarig ambtsjubileum. Na de eerste echte koninklijke hoffotografie door koningin Wilhelmina van prinses Juliana maakte de heer Guy de Coral de meeste baby- en kleuterfoto's die bestemd waren voor publikatie. In een notitie van de hofdame baronesse Taets van Amerongen op 1 november 1909 staat te lezen: ‘Het Prinsesje is eindelijk gephotographeerd door Guy de Coral en tegen December komen de portret- | |
[pagina 80]
| |
ten in de handel. Zullen wij er ooit een krijgen?’ Prinses Juliana werd in tegenstelling tot haar moeder regelmatig afgebeeld als kind spelend met kinderwagens of speelgoedhondjes of voor haar miniatuurhuisje. Vanaf circa 1913 fotografeerde de heer H. Deutmann prinses Juliana tot aanzijn dood in 1926. Hij maakte in het fotoatelier gebruik van een achtergronddoek met vage wolken tegen een donkere hemel. Deutmann maakte spaarzaam gebruik van rekwisieten of attributen, zoals geïllustreerd door de foto uit 1917 waarop prinses Juliana ten voeten uit staat afgebeeld, in profiel naar links, met haar tekkel (afb. 20). De fotograaf bereikte een goede compositie met behulp van de diagonaal die ontstond door de kijkrichting van de prinses naar haar hondje dat op de grond zit. Na het overlijden van de heer Deutmann vervaardigde de heer A.C. Stokhuyzen enkele officiële portretten van de prinses. In tegenstelling tot zijn voorganger maakte hij wel gebruik van attributen. In de jaren dertig neemt bij het werk van de portretfotografen Godfried de Groot en Franz Ziegler de artisticiteit een vooraanstaande plaats in. Een portret dat ten slotte niet onbesproken mag blijven is het in 1934 vervaardigde staatsieportret van de fotograaf Franz Ziegler, die in 1926 na de dood van H. Deutmann diens atelier voortzette (zie afb. 21). Ziegler was een kunstfotograaf die zowel de esthetische als de symbolische waarden die in een staatsieportret verenigd zijn op onnavolgbare wijze wist vorm te geven. Het staatsieportret van koningin Wilhelmina op de trap van paleis Het Loo werd gemaakt in het jaar dat de koningin het overlijden betreurde van haar moeder en haar echtgenoot. De koningin staat in profiel naar links ten voeten uit en draagt het ordelint met pendant en borstster van de Nederlandse Leeuw en op haar schouder de strik en versierselen van het Grootkruis in de orde van de Wendische Kroon voor dames, een orde uit Mecklenburg die een eerbewijs vormde aan haar overleden echtgenoot. De witte lange rouwkleding en de afhangende lange witte tule sluier die gedrapeerd ligt over de trap benadrukt de verticaliteit en geeft de indruk van een rijzige postuur. De statige witte gestalte van koningin Wilhelmina staat in het midden van het donkere trappehuis en haar gezicht bevindt zich exact in het midden van het bijna zwarte vlak van de deuropening bovenaan de trap. De koninklijke waardigheid en haar onverzettelijkheid, ondanks het ondervonden leed, worden feilloos getypeerd in dit portret. | |
[pagina 81]
| |
1 Reclamedrukwerk op achterzijde van foto, ca. 1887
| |
[pagina 82]
| |
2 Prins Maurits en prins Willem, ca. 1847
| |
[pagina 83]
| |
3 Prins Hendrik, prinses Juliana en koningin Wilhelmina, ca. 1915, fotograaf: H. Deutmann
| |
[pagina 84]
| |
4 Prins Alexander, ca. 1846
5 Prins Frederik, ca. 1847
| |
[pagina 85]
| |
6 Anna Paulowna, 1854/1855, fotograaf: R. Severin
7 Koningin Emma, 1882, fotograaf: Barraud
| |
[pagina 86]
| |
8 Prins Willem, ca. 1859, fotograaf: A. Disdéri
| |
[pagina 87]
| |
9 Koning Willem iii, ca. 1870, fotograaf: R. Severin
10 Prins Willem, ca. 1875
| |
[pagina 88]
| |
11 Prins Alexander, 22 juni 1884, fotograaf: H.W. Wollrabe
12 Familie groot-hertog van Saksen-Weimar, ca. 1889, fotograaf: Louis Held
| |
[pagina 89]
| |
13 Prinses Wilhelmina en pony, 1887, fotograaf: Kameke
14 Koningin-regentes Emma en koningin Wilhelmina, 1891, fotograaf: A. Zimmermans
| |
[pagina 90]
| |
15 Koningin Wilhelmina, 1898, fotograaf A. Zimmermans (?)
| |
[pagina 91]
| |
16 Koningin Wilhelmina en prins Hendrik, 1901, fotograaf: H. Deutmann
| |
[pagina 92]
| |
17 Koningin Wilhelmina en prins Hendrik, 1906, fotograaf: Guy de Coral
| |
[pagina 93]
| |
18 Koningin Wilhelmina, prinses Juliana, prins Hendrik, ca. 1914, fotograaf: H. Deutmann
19 Koningin Emma en prinses Juliana, 1909, fotograaf: koningin Wilhelmina
| |
[pagina 94]
| |
20 Prinses Juliana, ca. 1916, fotograaf: H. Deutmann
| |
[pagina 95]
| |
21 Koningin Wilhelmina, 1934 fotograaf. F. Ziegler
| |
[pagina 96]
| |
22 Prins Hendrik, pnnses Marie van Pruisen, 1878, fotograaf: Th. Prümm
23 Prins Wilhelm van Pruisen en prinses Auguste Victoria van Schleswijk-Holstein, 1880, fotograaf: Th. Prümm, collectie Kasteel Huis Doorn, Doorn
|
|