Kees Wielemaker
Bouillabaisse - Nietzsche in de mode en Hermans niet
1 De zweep van Nietzsche
Hoewel Walter Kaufmann, de voor Hitler uit Duitsland gevluchte Amerikaanse vertaler van het volledige Nietzsche-oeuvre, zelf filosoof en Harvard-professor, al in 1950 een eind maakte aan de nazi-leugen dat Nietzsche de inspirator van het nationaal-socialisme zou zijn geweest, (1) zou in ons land W.F. Hermans, de auteur van Ik heb altijd gelijk, tot minstens 1989 het tegendeel blijven beweren. (2) Het is een curieuze beschuldiging. Ten eerste spreekt Hermans met waardering over het werk van Heidegger, wiens sympathie voor de nationaal-socialisten door niemand wordt bestreden. En nog veel curieuzer beroept Hermans zich in het geval van Nietzsche op zinnen in diens oeuvre, die hij in een interview met Fons Elders (3) zei te kunnen noemen maar nooit heeft genoemd. Het kan nauwelijks raadselachtiger voor een auteur die met bewondering schrijft over Popper en Wittgenstein. Hermans noemt wel één zo'n Nietzscheaanse zin: ‘Vergeet niet uw zweep mee te nemen wanneer u een vrouw bezoekt.’ Het is de literaire trouvaille van de twintigste eeuw, een bewonderaar van Sade die Nietzsche verwijt dat hij een zweepje meeneemt wanneer hij een vrouw bezoekt.
Als ik ooit iets te weten wilde komen over de resterende nooit genoemde zinnen, zou ik er Hermans tijdens zijn leven naar moeten vragen. Tenzij ik hem postuum wilde verwijten dat hij Nietzsche niet had begrepen, zoals hij Ter Braak pas jaren na diens dood begon te verwijten niet als een Romein te zijn gestorven, zoals Gomperts had beweerd. (4) Het viel kennelijk niemand op dat Wim Menno evenmin als een Romein had gedood.
De Nietzsche-receptie van Hermans kan anders dan het Nietzsche-oeuvre in een paar zinnen worden samengevat.
Diens filosofie als geheel zou nonsens zijn: ‘...hij is een van die schrijvers waarover een verstandig mens in elke levensperiode anders denkt, om tenslotte tot het inzicht te komen dat Nietzsche's filosofie nog het best genoten kan worden als een soort geestdriftig voorgedragen onzin.’ (5) Nietzsche zou voornamelijk worden gewaardeerd door mensen die hun opleiding niet hebben afgemaakt (6, p. 231). Van de twee centrale begrippen ‘de eeuwige wederkeer’ en ‘de Übermensch’ zou de eerste ‘aantoonbaar onjuist’ zijn en bij het tweede begrip vraagt Hermans zich af of Nietzsche zelf wel enig idee had waarover hij schreef. Hermans weet dit wel, de Nietzscheaanse Übermensch bij Hermans is ‘een soort Robin Hood’ (5, p. 525).
Deze nonsensicale filosofie zou nu de filosofie bij uitstek zijn geweest voor de nationaal-socialisten. En het bewijs voor de laatste stelling zou kunnen worden geleverd door de nooit genoemde zinnen. (3)
Eigenlijk is er niets aan de hand. Menno ter Braak kan nooit meer staven dat hij wel als Romein is gestorven maar W.F.H. is nog vitaal genoeg om vanuit Parijs of Brussel zijn nooit genoemde zinnen te faxen. Deze zinnen, die Hermans zeker nog zal gaan noemen, moeten zoveel bewijskracht hebben dat ze een aantal overal in het werk van Nietzsche opduikende thema's neutraliseren: