Maatstaf. Jaargang 38(1990)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Harmen Wind Carré Voorwendsel Zo wellicht denk jij ook - een zee die tot een spiegel stolt in stilte. In al je openingen ga je schuil en laat mij de drie sleutels na: alleen verzinsels maken waarheid houdbaar. Wat niet wordt gerealiseerd bederft niet. Wie zich beheerst, dekt zich in. Zo ga ik vreemd, een wandelaar, gearmd met een lege mantel op een winterdijk, en neem mijn intrek in ongerijmdheden, vindbaarder dan water in water. [pagina 55] [p. 55] II Voorbedachten rade Maar word je gezocht door je te verbergen? Waar niets meer te zeggen valt is zwijgen zinloos. Onder de tafel zit het vergeten kind. Men tilt de honger met bon mots, flest de dorst met flux de bouche. Achter de franje meent het dat alles anders is dan het is. Het is alleen. Versleten patronen in het karpet, de stekeblinde benen van de huisgenoten, hun verheven stemmen, daarboven gebeurt het: crisiscentrum, radiocontact, schijnwerpers in de nacht. [pagina 56] [p. 56] III Wandeling De helderheid van een teruggevonden kattebelletje - wij roken deze zomeravond opeens de rivier waarvoor wij hand in hand stil hielden. Natuurlijk, de geur van diep zwart, maar dan als ondertoon van het verloren woord hoop. Kristallen, wat groot uitgevallen: de oever lag er met bazalt bezaaid. Ik wees op een buizerd toen je over onze toekomst begon. Het was een torenvalk. Je zag hem, losgemaakte hand boven de blik, niet. Zo hielden wij ieder ons eigen gezicht. [pagina 57] [p. 57] IV Geluk Wie omhoog kijkt stuit op eindeloosheid. Onze waarneming beperkt zich tot een ogenblik. Wij stemmen in met onze nietigheid, raken elkaar met de lippen aan, halen uit de eeuwigheid vrolijke uurtjes, vinden verstrooiing in gemeenschap. Maar dakloos is de strelende hand. Buiten de kom wisselen wij van gedachten over strekdammen en waterstanden. Stel dat dan de hemel niet bestond, hoe onbetekenend zou dit onderhoud zijn en hoe uitzichtloos ons lot! Vorige Volgende