| |
| |
| |
[Nummer 8]
Geerten Meijsing
Pleidooi van de liefdeloze minnaar
‘Waar kom je vandaan, jonge vriend, en waar ga je naar toe?’ herhaalde Kanger tegen de hardnekkige rug van Erik. Van alles was door diens gedachten gegaan: hoezeer was hij het gaan haten, die tic van Kanger om in citaten te spreken. Maar tegelijk werd hij gewonnen door de warme toon die zich alleen in ironie kon uitdrukken.
‘Ik kom van Eefjes huis en ik ga er zo weer heen.’
‘Arme jongen: je ziet er verslagen uit; ik heb met je te doen.’
‘Hoe zou jij je voelen als je vriendinnetje je net verteld had dat ze van plan was met de een of andere hufter te trouwen?’
‘Geef toe dat het een hypothetische situatie is: maar... ik zou mezelf gelukkig prijzen, ik zou in mijn handen wrijven van voldoening. Een hele zorg minder,’ zei Kanger terwijl hij daadwerkelijk in zijn handen wreef met een geanimeerde uitdrukking op zijn gezicht.
‘Hoezo? Ach, jij geeft ook niet om vrouwen; om niemendal. Ik houd nu eenmaal van die vrouw. En dat zal ik haar bewijzen ook!’
Uit de keuken klonk het gesputter van de espressomachine. Kanger maakte een bezwerend gebaar: ‘Wacht - niet zo snel; wees zo goed eerst een laatste koffie met mij te drinken, dan trekje misschien wat bij. Want dat is wel ongeveer het stomste dat je zou kunnen doen.’ Aangestoken door de ernst van de situatie vergat Kanger dat hij zich meestal liet bedienen, en maakte hij zich druk met het afspoelen van kopjes en het beheerst trillend inschenken van de koffie, waarbij hij zijn handen brandde aan het gloeiende eboniet. Erik was zwijgend aan de keukentafel gaan zitten en liet nadenkend het voetenbad van het schoteltje teruglopen in de kop.
‘Stom, stom,’ mompelde Kanger, terwijl hij zijn stoel aanschoof; ‘ik vrees dat er van werken niet veel komt voordat de “overige onderwerpen” onder de loep zijn genomen. Moeten er aantekeningen gemaakt worden, of komt dat later wel?’
Erik wierp hem een vernietigende blik toe.
‘Nee, nee, ik neem je kommernissen serieus, al was het alleen omdat ze een soepele afwikkeling van ons dead-line-schema in de weg kunnen staan. Je geestelijke conditie gaat me ter harte. Maar kom me dan niet aan met zouteloze praatjes over liefde. Je hebt een minnares. Die gaat trouwen. Wat wil je nog meer? Getrouwde vrouwen zijn het gemakkelijkst, ze kosten je geen geld, je kunt ze niet te vaak zien zodat ze niet meteen gaan vervelen, en de geheime sfeer waarin zich jullie ontmoetingen moeten voltrekken, kan de genoegens van de liefde alleen maar kruiden. Waar of niet?’
‘Je begrijpt het niet,’ zei Erik mat, ‘ze méént het. Ze wil eerlijk zijn. Ze heeft een beslissing genomen. Ze vindt dat wij moeten breken. En ik geloof ook dat ik het meen, dat ik van haar houd, bedoel ik, en dat ik over de brug moet komen.’
‘Naïef, naïef!’ hernam Kanger. ‘Ik kan niet in je hartje kijken, maar wat hebben jullie gemeen? Smaak, afkomst, eruditie, je zegt het maar, artistieke bevlogenheid? En overigens doet het er niet zoveel toe wat je nou wel of
| |
| |
niet voelt. Het gaat erom wat je van haar wilt en hoe je dat kunt bereiken. Ik neem zonder meer aan dat jullie fysieke genoegens niet te versmaden zijn, en dat ze je afhelpt van je overtollige energie, al die nutteloze verlangens neutraliseert. En dat is heel wat waard, daar heb ik achting voor; ik ben haar bijna dankbaar voor die taak. Maar voor hoelang? Straks is er weer een ander. Voor zoverre het plezier kwantificeerbaar is, zijn de genoegens die je met haar beleeft - en, neem me niet kwalijk, ik zie dat soort genoegen meer in termen van bevrediging, het wegnemen van een onwillekeurige behoefte, als honger en dorst, zo is het stillen van de begeerte toch niet meer dan het uitschakelen van een zinloze pijn waar je niet om gevraagd hebt en waar je niets mee kunt beginnen - die genoegens, als je ze zo wilt noemen, zijn dus volstrekt overdraagbaar op ieder ander. Activiteiten die uit de lichamelijke verlangens voorkomen zijn niet alleen uit hun eigen aard veranderlijk en wisselvallig, maar ze binden je ook aan de wereld van vergankelijke objecten en leiden op die manier altijd tot het risico van verlies en het gevaar van conflict. Nogmaals, de genoegens die jij zo waardeert, verschaffen louter verlossing van voorafgaande pijnen en ontberingen; op zichzelf zijn ze helemaal niet genoeglijk: het oordeel dat ze iets waard zijn is uitsluitend gebaseerd op illusie. Je voelt een behoefte, waar je die niet zou moeten voelen, als je jezelf in de hand had. Neem die behoefte weg, voor mijn part chemisch, of met vioolspel, en alle reden om die genoegens na te jagen is weggevallen: al die gevoelens zijn in werkelijkheid gemengd met pijn, een tekort. Als jou niets is aangedaan, heb je geen reden voor de “genoegens” van boosheid of wraak; als het jou aan niets ontbreekt, heb je geen aanleiding voor die zogenaamde genoegens van de liefde.’
Kanger laste een korte pauze in, voor hij met de afmaker kwam: ‘Wat maakt dat meisje zo uniek? Het opvallende aan haar is juist dat ze zo gewoon is, dat ze er is, voorhanden, beschikbaar, en dat jij haar toevallig kent.’
Erik bleef mokkend in zijn koffie roeren: ‘Jij kunt dat niet begrijpen. Ik heb een hartstocht voor die vrouw. Dat voel ik in mijn lichaam, bijna als een imperatief!’
‘Pardon? Meisje, zul je bedoelen. Het wicht zou amper uit de schoolbanken zijn, als ze de rust in haar kont gehad had daarop te blijven zitten. Luister: je weet net zo goed als ik dat er redenen genoeg zijn om niet te veel aandacht te schenken aan die imperatieven van dat lichaam van jou. In de eerste plaats zijn die lichaamsbehoeften altijd een verspilling van tijd. Hoe minder aandacht je eraan besteedt, hoe meer tijdje overhoudt voor het najagen van doeleinden met een intrinsieke waarde. En verder wordt door die lichamelijke bezigheden niet alleen de kwantiteit maar ook de kwaliteit van intellectuele inspanningen teruggebracht, die minder aanhoudend, minder krachtig en minder helder hun streven kunnen voortzetten. Het zij mij vergund niet in je liefde maar wel in je opgezweepte hartstochten te geloven: welnu, die hartstochten, als je daar überhaupt aan moet toegeven, verschaffen je nou precies een constante, zeer sterke drijfveer om een verkeerd oordeel te vormen over wat wel en wat geen waarde heeft. Zij betoveren je verstand om te denken dat die lichamelijke noden - geef toe, van geestelijke intimiteit tussen jullie kan toch nauwelijks sprake zijn - belangrijker zijn dan de werkzaamheden van dat verstand zelf. Het is zoals Plato zegt: de lust dwingt de ziel om alles als het ware te zien door de tralies van een gevangenis die de lust zelf heeft gemaakt, met als resultaat dat de gevangene zelf een enthousiaste bewaker van zijn gevangenschap is. Lust, m'n jongen, is als een stinkende modder die de visie van het verstand vertroebelt, als zij al in verband daarmee gebracht kan worden. Als je je zou realiseren wat voor groot obstakel de begeerte is voor een helder oordeel, dan zou ik deze dingen helemaal niet hoeven zeggen, dan zou je onontkoombaar concluderen dat een werkelijk adequaat oordeel alleen gevormd kan worden door je alle- | |
| |
gaar te bevrijden van de invloed of het juk van je hartstochten.’
Kanger zag dat hij op bekend terrein was gekomen, waar zijn gesprekspartner wel met hem mee moest gaan. Erik gaf aarzelend toe: ‘Ik weet ook wel dat het beste soort leven maximaal gewijd is aan een contemplatief en filosofisch streven, al sluit ik het abstracte verlangen naar schoonheid niet uit; en dat die andere bezigheden op zijn hoogst louter een doelmatige waarde hebben. Ondertussen zit ik met dit dilemma en word ik gefolterd door mijn hartstochten. Hoe kom ik er van af?’
‘Door ze in te willigen!’ zei Kanger triomfantelijk. ‘Geef eraan toe! Je ziet dat ik het beste met je voorheb, en je niet alleen theoretisch, maar ook praktisch van advies dien. Als je eerst maar met me eens bent dat het lichaam niet alleen het grootste obstakel voor een stabiel leven en een juiste oordeelsvorming is, maar ook de meest gevaarlijke bron voor conflicten. Ik geef toe dat Eefje een prachtexemplaar is. En ik begrijp volledig dat je haar wilt bezitten. Maar ook al ben je zo gelukkig op heden van haar charmes te genieten - wat voor de directe toekomst al niet meer zo zeker is - je kunt er in ieder geval peil op trekken dat je haar nooit voor de rest van je leven volledig en standvastig kunt bezitten. Al was het maar omdat haar verstand, als ik zoiets kan vermoeden, niet erg compatibel met het jouwe is en dus buiten je bereik valt. Je hebt dus een prachtige vrouw van wie je houdt en die je tegelijk mist, omdat je haar niet volledig, of voor altijd, kunt hebben. Als je dat al zou willen. Zeg eens eerlijk: zou je werkelijk met haar getrouwd willen zijn: een flatje, schreeuwende koters om je heen - daar ontkom je niet aan - de drankkast op slot, op tijd aan tafel komen, nu je net van die verplichting in je ouderlijk huis verlost bent, voortdurend gestoord te worden bij je werk. Om nog maar te zwijgen over de verplichting geld in te brengen en sociale contacten te onderhouden. Je denkt toch niet dat zij met jou op een onbewoond eiland wil gaan zitten...’
‘Nou, misschien niet - maar als ik haar daarmee kan behouden. En overigens verwacht ik van haar juist dat ze mij zal steunen, al was het alleen in financiële zin.’
Kanger wuifde geringschattend door de lucht: ‘Ten bate van de kunst? Laat me niet lachen. Dat zou de rollen, geheel conform het moderne patroon, alleen maar omdraaien: zij een gezellige baan en werkkring buiten de deur, met alle gevaren die daar aan vastzitten om haar kwijt te raken aan een snellere boy, en jij thuis met pantoffels aan op de baby passen - voor je werk hoefje toch de deur niet uit? Tussen het luiers wassen, eten koken en voederen houd je heus nog wel een halfuurtje over om wat neer te pennen. Het zou je niet eens gek staan, de ongeschoren kin, afhangende schouders en sokkevoeten van de huisman; een televisie en een abonnement op de vpro krijg je er ongetwijfeld als beloning bij geleverd - voor boodschappengeld en om bijvoorbeeld tabak te kopen zal je wel steeds je hand moeten ophouden, aangezien je zelf immers nauwelijks iets inbrengt. En als het kind groter wordt - zeg eens, jullie “nemen” er toch wel een, hè, wat is anders 't nut van het verschil tussen de geslachten, en er is geen enkele vrouw die je uiteindelijk niet voor het blok zal zetten, al roepen ze aanvankelijk nog zo hard dat hun carrière vóórgaat; uiteindelijk worden ze toch door de natuur ingehaald - als dus dat kind wat groter wordt, zul je geprest worden je enigszins sociaal op te stellen, je te interesseren voor de moderne onderwijsmethoden van de alternatieve scholen, voor de “problematiek van het wijkgebeuren”. Mensen als jij hebben ze juist nodig: half-intellectueel, weinig om handen... Maar ik loop geloof ik een beetje op de feitelijke toestand vooruit: de verwerkelijking van deze wonderdromen is nog niet in zicht.’ Kanger zweeg om het effect van zijn woorden te bestuderen.
‘Je draaft inderdaad wel door,’ verweerde Erik zich zwakjes, zonder zich zodanig aangesproken te voelen dat hij de diatribe wilde weegleggen. ‘Ik weet heus wel hoe ik
| |
| |
mijn leven wil inrichten - daar ben ik zelf toch ook bij? Ik wil er alleen niet aan dat het schrijversleven de omgang met vrouwen geheel en al uitsluit.’
‘Wel, wel -’ teemde Kanger, ‘maar nu praatje al heel anders. Dat is precies wat ik je onder ogen wil brengen: je moet ondertussen toch tot het inzicht zijn gekomen dat de schoonheid van een specifiek lichaam verwant is met de schoonheid in andere lichamen; en dat het wel van bijzondere kortzichtigheid zou getuigen, àls je deze lichamelijke schoonheid al wilt najagen, om niet de aantrekkelijkheid van alle andere lichamen in overweging te nemen en wellicht tot de conclusie te komen dat het karakter van die schoonheid overal hetzelfde is, in welk lichaam je het ook beproeft. Kon ik je maar zo ver krijgen dat je lichamen als kwalitatief verwisselbaar kon zien en je seksuele verlangen kon veralgemeniseren. Hoe meer vrouwen, hoe beter, beste jongen. Als je dat kon vatten, zou je belevingswereldje veranderd, wat zeg ik?, verrijkt worden, omdat je dan zowel van kwetsbare relaties als van ernstige conflicten daarin bevrijd zou zijn. Hebben wij ons niet altijd beziggehouden met de vraag hoe het goede of het beste leven er zou moeten uitzien? En proberen we daartoe niet een kunst te maken van de praktische keuzemogelijkheden voor onze aspiraties? En is niet een van de meest kernachtige voorwaarden daarvan het elimineren - of op z'n minst reduceren - van die onrustbarende kracht van de hartstochten? Als wij ons leven vrij kunnen maken van invloeden van buitenaf, kortom van het toeval, dan zouden wij veilig zijn voor deze interne bronnen van oncontroleerbaar gevaar. Wanneer je de objecten van je verlangen in hun algemeenheid kunt beschouwen, in plaats van ze te beperken tot een specimen van onvervangbare bijzonderheid, zul je zien dat de emoties van liefde, haat en smart zodanig veranderen dat hun schadelijke werking tot het uiterste beperkt wordt. En zo zouden met name erotische zaken op de juiste wijze benaderd moeten worden: het leven wordt pas leefbaar voor een mens als hij, in plaats van zich aangetrokken te voelen door één
object van schoonheid, zijn aandacht over al die objecten kan verdelen en dus het wezen van die schoonheid zelf leert onderscheiden. Dat zou het doel moeten zijn: de schoonheid zelf te beschouwen - onaangetast, zuiver, onvermengd, niet volgepropt met mensenvlees en kleuren en allerlei andere vergankelijke rot. Denk je dat het leven onwaardig en ongelukkig zou zijn voor een man die dat voor elkaar krijgt of er althans naar streeft? Of zie je niet dat alleen op die manier - als je de schoonheid kan zien met die faculteit waarvoor zij in het bijzonder ontvankelijk is - ik bedoel het verstand, of voor mijn part de ziel - het mogelijk zal zijn om er je grootste voordeel mee te doen, zonder gevaar voor teleurstelling en mislukking? In plaats van het pijnlijke verlangen naar een enkel lichaam, een gezegende toestand van contemplatieve volledigheid.
Ik vraag me in alle ernst af of de liefde wel een plaats kan hebben in het streven naar een ideaal leven dat vorm moet krijgen door overweging en selectie. Maar ik vrees dat de aard van jouw persoonlijke, erotische hartstocht zodanig is dat je altijd instabiel zult blijven, zowel inwendig als in relatie tot alles wat je verder wilt. Tenminste een gedeelte van je leven wordt verziekt door labiele en kwetsbare activiteiten: dat zou volgens Plato al voldoende zijn om die aandoening te diskwalificeren voor het goede leven, ook al omdat zij, wanneer je er maar iets aan toegeeft, dreigt je helemaal in haar macht te krijgen.
Het is aan jou om te kiezen: het heldere licht van de eeuwige vorm, of de flikkerende weerschijn van een wankelmoedig persoon die tussen jou en de bron is komen staan. Je denkt misschien dat je aan deze liefde kunt toegeven en toch het goede leven kunt bereiken; dat je de ervaring van het echte leven nodig hebt om tot wijsheid te komen. Ik zeg je dat je je daarin vergist. Het leven van de filosoof bereikt inzicht en stabiliteit tegen de prijs van het afzweren van een enkel lichaam en de waarde van zogenaamde persoonlijke liefde.’
| |
| |
Erik had met gebogen hoofd deze geenszins onbekende argumenten over zich heen laten gaan. Op effen toon zei hij ten slotte, terwijl hij aanstalten maakte te vertrekken: ‘Dat kan allemaal wel waar zijn maar misschien is al die filosofie mij niet genoeg. In ieder geval staat mijn hoofd er nu niet naar. Ik word eerder in beweging gebracht door de liefde - de liefde die de zon en sterren...’
Kanger onderbrak hem ongeduldig: ‘Ik weet dat je een poëtische inborst hebt. Maar laat me je voordat je werkelijk stomme dingen gaat doen, nog even praktische raad geven. Ik zal het niet over filosofie hebben, maar praat jij me dan in godsnaam even niet van liefde!
Ga vooral naar haar toe als je zo nodig iets van haar wilt, maar houd vooral je hoofd bij elkaar en gebruik dan ook de argumenten die het meest effect zullen sorteren. Dat je van haar zou houden, is maar een tijdelijke illusie. Je zou haar juist moeten overtuigen van de voordelen toe te geven aan iemand die niet van haar houdt. Echte minnaars krijgen spijt van de liefdesbewijzen die ze betoond hebben als hun hartstocht afneemt, maar voor iemand die niet verliefd is, zal een dergelijk moment nooit aanbreken. Je kunt zo vrijgevig zijn als je middelen toelaten, niet onder dwang, maar met open ogen, na een gedegen afweging van wat het je waard is. Omdat je niet van haar houdt, zul je later tegenover haar ook niet het verwijt kunnen maken dat de liefde jou je eigen belangen en bezigheden heeft doen verwaarlozen, of de ellende die je in een verliefdheid te verduren zou hebben gehad, of haar later aansprakelijk stellen voor de breuk met familie en vrienden waartoe een liefdesrelatie altijd aanleiding geeft. Juist omdat je haar een overeenkomst voorstelt zonder de nadelen van de echte liefde, blijft er niets anders over dan opgewekt te doen wat jullie beiden plezier verschaft. Als je zou verklaren dat je geliefde de enige is en een unieke claim op jouw vriendschap heeft, volgt ook de conclusie dat je een volgende liefde hoger zult waarderen dan de vorige en niet zult aarzelen haar deswegen pijn en onrecht aan te doen. Je moet beklemtonen dat ze wel gek zou zijn zich toe te vertrouwen aan iemand die niet helder meer kan zien omdat hij verblind is door de liefde, een soort ziekte, neem me niet kwalijk, die alleen met het paardemiddel van een volgende liefde genezen kan worden. Minnaars geven gretig toe dat ze uit hun evenwicht zijn, gek van verlangen en dat ze het niet kunnen helpen te doen zoals ze in die toestand zijn. Hoe kan zij verwachten dat je de beloften die je in die toestand doet zult nakomen, als je weer enigszins bij
zinnen bent gekomen? Iedereen weet dat eden van liefde in water zijn geschreven en ook voor de goden niet bindend zijn. Voor haar reputatie hoeft ze niet te vrezen als ze omgaat met iemand die niet van haar houdt, haar niet achterna loopt met allerlei dwaze eerbewijzen, en niet voortdurend in haar nabijheid wil zijn zonder dat daar de minste reden voor is. Omdat jullie verhouding van een andere aard is, kan zonder eindeloze onderhandelingen onmiddellijk worden overgegaan tot het bevredigen van je lusten, waarbij zij alleen maar voordeel kan doen met de meerwaarde die je als losse vriend en raadgever in haar ogen zult vertegenwoordigen. Dat jullie verhouding ongelijk is, zal ook haar duidelijk zijn, maar juist het feit dat jij zo bijzonder bent en haar iets te bieden hebt - niet je liefde, daar zit ze niet op te wachten, en die kan ze van iedereen krijgen, maar je grotere kennis, je smaak, betere manieren, weet ik wat nog meer, zou haar dankbaar het aanbod moeten doen aanvaarden in ruil voor het weinige dat zij te bieden heeft, maar dat in jouw ogen zoveel waard is. Overdrijf die waarde echter niet: je hoeft haar niet duurder te krijgen dan met koele onderhandeling verkregen kan worden. Maak je punt desnoods sterker door de nadelen van de verliefde minnaar te benadrukken: voor mensen die van haar houden, kan ze beter bang zijn: die zijn door de minste onverschilligheid gekwetst, en die houden er niet van
| |
| |
dat hun beminde ook nog met anderen omgaat; ze zullen alles op alles zetten om haar te laten breken met alles en iedereen, om haar alleen voor zichzelf op te eisen. Jij eist verder niets van haar, geen trouw of dergelijke onzin, en je laat haar in haar eigen milieu - wat voor beide partijen zeer voordelig is. Dat ze zich fysiek misschien minder tot jou aangetrokken zou voelen (want anders had zij wel moeite gedaan om jou te krijgen, hetgeen kennelijk niet het geval is), kan voor haar ook alleen maar gunstig zijn. Niet verblind door passie zal ze des te meer het karakter waarderen dat in jouw geval voor haar niet overschaduwd wordt door een bedrieglijke uiterlijke schoonheid, zodat ze op voorhand weet wat ze aan je heeft en niet voor vervelende verrassingen kan komen te staan. Echte minnaars hebben een vertekend beeld van de wereld; ze vallen ten prooi aan angsten en onrust waarvan andere mensen gevrijwaard zijn; ze prijzen, het hoofd op hol gebracht, overmatig dingen die dat, achteraf gezien, niet of nauwelijks verdienen. Dergelijke lieden zijn veeleer te minachten dan te bewonderen door hun geliefde. Als ze zegt alleen voor de aandrang van een verhitte minnaar te willen zwichten, moet je erop wijzen dat zij beter de beste kan nemen dan diegene die zich het meest druk maakt, beter degene die geen moeite doet of overlast veroorzaakt dan hem die per se zijn doel wil bereiken en geen oneigenlijke middelen zal schuwen.
Geloof me: onverschilligheid is erotiserender dan overmatige hartstocht; vrouwen hebben minachting voor degenen die haar te graag willen hebben; als je je van de andere kant weet in te tomen, zal zij eerder proberen of ze toch nog iets in je kan losmaken. Zeg haar dus niet dat je van haar houdt, maar dat je met haar naar bed wilt, omdat het ongevaarlijk is dat je niet verliefd bent en geen bedreiging vormt. Aandrang stoot af; afstand trekt aan - dat is nou eenmaal de wet.
Kanger wachtte even, en vervolgde toen Erik bleef zwijgen, op zachte toon: ‘En de voordelen voor jezelf moeten ook duidelijk zijn, als het waar is dat er twee leidende beginselen werkzaam zijn in een mens: een aangeboren hang naar genietingen (door economen ook wel het “genotbeginsel” genoemd) en een aangeleerde overtuiging van wat goed is. Verliefde mensen zijn ziek, hebben zichzelf niet in de hand, kunnen niet meer redeneren en zich niet beheersen. Ik bezweer je niet een leven van onthouding te leiden; ik spoor je aan je genoegens, niet na te jagen, maar in te willigen. Belangrijk voor mij is dat je niet ten prooi valt aan de krankzinnigheid van een absorberende liefde - je begrijpt dat ik niet helemaal zonder eigenbelang spreek: des te meer reden me te geloven. Geniet op beheerste wijze van je ontuchtige vriendinnetje, aangezien het precies die ontucht is die je nodig hebt, zonder dat je door het plezier je zelfbeheersing en oordeelvermogen laat aantasten. Ik moedig je aan, ga! De seksuele omgang is op deze wijze wellicht een uitstekende methode voor jou om jezelf los te maken van de toverkracht die zij over je uitoefent, en je verstand weer bij elkaar te krijgen. Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: “Speelt kinderen, speelt!”’
|
|