[Nummer 1/2]
Koos van Zomeren
Naast mijn schoenen
Illustratie: Peter Vos
Op eelt kun je ook een heel eind komen, maar dat vereist een geweldige oefening.
Tien jaar lang mijn bergschoenen: Amerikaanse houthakkersschoenen, eigenlijk gewone werkmansschoenen, oil-resistant.
Ze waren niet volmaakt. Er zat een pijnlijk knobbeltje in het stikwerk van de linkertong. Tot het einde toe kleurden ze mijn sokken oranje. En altijd blaren, ze waren iets te breed. Het was dus ware liefde.
Ze waren overal, van het bevroren strand van Texel tot de oevers van een bevroren meertje, hoog in Gran Paradiso.
Hoe vroeg het ook was, hoe ver, hoe hoog, hoe koud, hoe nat, doorlopend deden ze hun werk, aangedaan en toch ook niet.
Nooit blij met een waterspreeuw, nooit bang van een adder, nooit afgeleid door een vuursalamander, nooit onder de indruk van het uitzicht of een hemelsplijtend onweer. Ze wisten hun plaats, hielden de neus aan de grond. Als het mij duizelde van een arend hielden zij me staande.
Ze zijn op, helemaal op. Het bovenwerk staat zo scheef op de zool, dat je alleen nog maar naast deze schoenen kunt lopen.
Afgelopen zomer toch nog mee naar Grindelwald, als reserves. Als we na vier of acht of elf uur terugkwamen bij de tent, stonden ze roerloos onder de luifel. Net twee pasgestorven hondjes.
Ik ken het antwoord niet, alleen de vraag: ach heer, wat moet je aan met oude schoenen?