Maatstaf. Jaargang 36(1988)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Chris Honingh Hercules' Eclips Peloponnesos In die dagen verschoot je steeds van kleur en de huid die je omvatte, doordrong je met de geur van leeuwen. Stro lag op de vuile vloer, mesttapijt, het vloeken van de anderen ten spijt. De stenen val was geen tehuis, in daagse dromen riep verlangen door het bloed. Wouden liepen met je voeten weg en in Mykene was je naam vooruitgevlogen, knap jongleur wiens daden men veel lof toezong in balladen. Een onverwachte slag deed winden waaien, de wond ontsmet, genas en toen de groene loten in het dal ontloken, leek de dag gekomen: nogmaals uitgezonden, het bedauwde veld een trillend weefsel en op stenen roeken. [pagina 19] [p. 19] Charoon Naderhand verstond hij pas wat in de corridor besproken was, in steen verpakt geluid. Reeds voorbij Tainaroon bleek hij enkel op zijn tastzin aangewezen, stenen zwegen. Het kabbelen van water kwam op zijn weg en een zacht gekerm van hout. Aan de oever nam hij plaats naast een onwillig man, schipper van de zielen. Hier bewoog geen bries, golfslag ging de boot vooraf. Geen woord sprak deze roeier, wrikte stram de spanen, in zijn oog demonisch onbegrip. Er scheen zwak licht aan een verloren overkant en de blikken van de godenzoon dwaalden in de nissen, de eindeloze nacht, die allen uit een vrouwenschoot geboren vrezen. Vorige Volgende