Maatstaf. Jaargang 35
(1987)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 8/9]Wim Meulenkamp en Karin Westerink
| |
I‘O my America! my new-found-land...’ Tuinen en erotiek vormen al sedert de Oudheid een eenheid in de literatuur. In de na-middeleeuwse Engelse literatuur kunnen binnen dit gegeven dan ook diverse thema's onderscheiden worden. De tuin als liefdestuin, als daadwerkelijke lusthof: Come, my Corinna, come; and, coming, mark
How each field turns a street, each street a park
Made green and trimmed with trees: see how
Devotion gives each house a bough
Or branch: each porch, each door ere this,
An ark, a tabernacle is,
Made up of whitethorn neatly interwove,
As if here were those cooler shades of love.
Can such delights [b]e in the street
And open fields, and we not see't?
Robert Herrick, Corinna's Going A-Maying, 1648.
De vrouw als tuin: There is a garden in her face,
Where roses and white lilies grow,
A heavenly paradise is that place,
Wherein all pleasant fruits do flow.
There cherries grow, which none may buy
Till ‘Cherry ripe!’ themselves do cry.
Thomas Campion, There Is a Garden in Her Face, 1617.
Het omgekeerde, de tuin als vrouw: In all, let Nature never be forgot,
But treat the Goddess like a modest fair,
| |
[pagina 3]
| |
Nor over-dress, nor leave her wholly bare;
Let not each beauty everywhere be spied,
Where half the skill is decently to hide.
Alexander Pope, An Epistle to Lord Burlington, 1731.
De man als minnaar van de vrouw, die als tuin wordt voorgesteld: Within this limit is relief enough -
Sweet bottom-grass and high delightful plain,
Round rising hillocks, brakes obscure and rough,
To shelter thee from tempest and from rain.
Then be my deer, since I am such a park.
No dog shall rouse thee, though a thousand bark.
William Shakespeare, Venus and Adonis, 1593.Ga naar eind1.
En de man als minnaar van de tuin, die als vrouw wordt gepresenteerd: Fair Quiet, have I found thee here,
And Innocence, thy sister dear?
Mistaken long, I sought you then
In busy companies of men.
Your sacred plants, if here below,
Only among the plants will grow;
Society is all but rude
To this delicious solitude.
Andrew Marvell, The Garden, 1681.
Eén ding moet voor ogen worden gehouden. De tuinen in de hierboven gegeven referenties waren bedoeld als metaforen, de auteurs stond niet een bestaand type tuin voor ogen. Dat kwam pas later, omstreeks 1730. Toen werden deze erotische metaforen daadwerkelijk in aarde, water en bomen uitgevoerd.
De tuinen in het zeventiende-eeuwse Engeland waren klonen van Versailles. Deze formele tuinen stonden zo ver als maar mogelijk was, af van de verafschuwde en als bedreigend ervaren ruwe natuur. Zij kenmerkten zich dan ook door geometrische plattegronden, een ijzeren symmetrie en lineaire waterpartijen én waren duidelijk afgescheiden van hun natuurlijke omgeving.Ga naar eind2. Een eeuw later echter werden deze kunstmatigheden verworpen ten gunste van de natuur, die vanaf die tijd in alle toonaarden werd bezongen.Ga naar eind3. Het tij begon zich langzaam te keren tegen de formele tuin. De Earl of Shaftesbury in The Moralists: A Philosophical Rhapsody (1709): ‘I shall no longer resist the Passion growing in me for Things of a natural kind; where neither Art, nor the Conceit or Caprice of Man has spoil'd their genuine Order, by breaking in upon that primitive State. Even the rude Rocks, the mossy Caverns, the irregular unwrought Grotto's, and broken Falls of Waters, with all the horrid Graces of the Wilderness itself, as representing nature more, will be the more engaging, and appear with a Magnificence beyond the formal Mockery of Princely Gardens.’Ga naar eind4. Dientengevolge werd getracht de natuur vast te leggen in de eigen tuin of beter gezegd, de tuin een dergelijk natuurlijk aanzien te geven dat de overgang tussen tuin en omgeving nauwelijks merkbaar was.Ga naar eind5. In dit kader moet de naam van de Yorkshire schilder en tuinarchitect William Kent genoemd worden. ‘He,’ merkt Horace Walpole op, ‘leaped the fence, and saw that all nature was a garden.’ Zijn tuinen, zoals bijvoorbeeld Rousham, kenmerkten zich door zacht glooiende grastapijten met schilderachtig gecomponeerde boomgroepen, een kronkelende rivier uitmondend in een dito meertje en indrukwekkende vergezichten naar de omliggende heuvels en dalen. Via slingerende paden werden de wandelaars in juiste volgorde van het ene object, een pseudo-classicistische tempel, grot of hermitage, naar het andere geleid en stonden er bankjes op die plaatsen waar uitgerust kon worden voor de terugtocht. Omstreeks 1730 rekende men dus af met de formele tuin en was de heerschappij van de landschapstuin een feit.
Waren geometrie en symmetrie kenmerken bij uitstek van de formele tuin, voor de landschapstuin waren dit de waving en de serpentine line, zachte, golvende lijnen. Beide lijnen werden pas voor het eerst door de schilder William Hogarth in een theoretisch kader gepresenteerd, in zijn geruchtmakende boek The Analysis of Beauty (1753), hoewel ze al veel langer als | |
[pagina 4]
| |
nieuwe schoonheidsidealen in zwang waren. Hogarth merkte op dat rechte lijnen uiterst saai waren, omdat deze slechts in lengte varieerden. Hij bestempelde de golvende waving line dan ook als line of beauty, en de driedimensionale serpentine line als line of grace. Met name het door hem gelegde verband tussen de serpentine line en Variety, een van de factoren die volgens hem tot Beauty zou leiden, was origineel: ‘...waving and winding at the same time different ways, leads the eye in a pleasing manner, along the continuity of its variety...’ Deze combinatie zou het credo worden voor de landschapstuin.Ga naar eind6. De waving en de serpentine line maakten het mogelijk aan te sluiten bij een literaire traditie: de geo-erotica. Het voorstellen van de vrouw als land, en haar met topografische precisie beschrijven was al langer een bekend poëtisch genre,Ga naar eind7. doch werd pas voor het eerst in boekvorm gepresenteerd in het aan Charles Cotton toegeschreven Erotopolis: The Present State of Betty-land (1684). Het genre is met name nu nog bekend door Thomas Stretsers A New Description of Merryland. Containing, A Topographical, Geographical, and [sic] Natural History of That Country (1740). Stretser parodieert hierin de in die tijd zo populaire geografische handboeken, door het vrouwenlichaam als topografische metafoor voor te stellen, als Merryland, een land dat wordt ontdekt, geëxploreerd en beschreven door een ontdekkingsreiziger met de wel zeer beladen naam ‘Roger Pheuquewell’. Het boek bevat twaalf hoofdstukken waarin de gehele kosmologie aan de orde komt: de naam, ligging, lucht- en bodemgesteldheid, rivieren, kanalen, de omvang, verschillende regio's, de belangrijkste nederzettingen, oude en nieuwe bewoners, de produkten en de koopwaren, bezienswaardigheden, bestuur, religie, taal en ‘Directions for strangers steering safe into Merryland’. Om een indruk te krijgen van de geo-erotische beschrijving van Merryland enkele zinsneden: ‘...in a low part of the Continent, bounded on the upper Side, or to the Northward, by the little Mountain called mnsvnrs [Mons Veneris], on the East and West by coxasin [Coxa Sinistra] and coxadext [Coxa Dextral, and on the South or lower-Part it lies open to the terra firma... The Parts which have never been broken up, nor had Spade or Plough in them, are most esteemed; and so fond are People of having the first tilling of a fresh Spot, that I have known some Hundreds of Pounds given to obtain that Pleasure... two Forts called lba [labia], between which every one must necessarily pass, that goes up the Country, there being no other Road. The Fortifications are not very strong, tho' they have Curtains, Hornworks, and Ramparts; they have indeed sometimes defended the Pass a pretty while, but were seldom or never known to hold out long against a close and rigorous Attack.’ Diegenen die de double entendres ontgaan, kunnen verwezen worden naar een werk van Stretser waarin hij Merryland verder duidt: Merryland Displayed: Or, Plagiarism, Ignorance and Impudence Detected, Being Observations upon a Pamphlet Intituled A New Description of Merryland, verschenen in 1741.Ga naar eind8. Dergelijke geo-erotische metaforen konden nu door de nieuwe tuinarchitectuur in natura worden uitgevoerd. De zachte, golvende waving en serpentine line maakten het mogelijk de tuin als vrouw of als bepaalde lichaamsdelen van de vrouw te modeleren. In het hierna volgende zullen enkele tuin-geworden ‘Merrylands’ worden beschreven en zal ingegaan worden op de erotisch beladen literaire uitingen van de diverse ‘Roger Pheuquewells’, te beginnen bij The Leasowes, het landgoed van William Shenstone. | |
II‘Where fair convex and concave meet...’ De dichter William Shenstone verbleef van 1745 tot zijn dood in 1763, op het landgoed The Leasowes, gelegen aan de weg van Birmingham naar Bewdly. Geïnspireerd door Shaftesbury en Pope leefde hij daar de cirkelredenering dat het doel van zijn poëzie het ontwikkelen van de virtue was, dat deze virtue werd vergroot door het landschap, en dat dit landschap op zijn beurt de inspiratiebron vormde voor zijn poëzie. Helaas moet opgemerkt worden dat zijn werk tweederangs is gebleven, en hij dus geheel onterecht in de vergetelheid is geraakt.Ga naar eind9. | |
[pagina 5]
| |
Shenstones Leasowes lagen prachtig gesitueerd. Overal op het landgoed had men uitzicht op de omliggende heuvels. Het waving-en serpentine line-vormige wandelpad - vaak geleid langs murmelende stroompjes en onregelmatig gevormde meertjes - werd geflankeerd door tal van urnen en obelisken. En telkens maar bankjes die de wandelaars moesten attenderen op iets moois: een hermitage, een abdijruïne, een aan Pan gewijde tempel, een gotische kas, alcoven, een grot, een bosschage aangeduid als Virgil's Grove, een fluitspelende faun, een Venus. Het landgoed was evenwel niet louter idyllisch of onderhoudend bedoeld. Shenstone wilde gestalte geven aan de harmonieuze schepping door de ‘natuurlijke’ blauwdruk van zijn landgoed te ontcijferen en aan de ware natuur van The Leasowes vorm te geven.Ga naar eind10. De talrijke gedichten verspreid over de bankjes en de diverse ornamenten gaven hiervan uitvoerig blijk.Ga naar eind11. Dat zijn jaarlijkse toelage van driehonderd pond en nog veel meer dan dat, geheel en al besteed werd aan zijn tuin, spreekt voor zich.Ga naar eind12. The Leasowes werd in die tijd druk bezocht door tuinliefhebbers en -eigenaars zoals Edmund Burke, Adam Smith, William Pitt, Horace Walpole, Thomas Percy en James Thomson,Ga naar eind13. en heeft diverse bezoekers aangezet tot poëtische beschrijvingen. Zo ook ‘Arcadio’ in zijn erotische Verses Written at the Garden of William Shenstone, Erq.; near Birmingham, 1756.Ga naar eind14. ‘Arcadio’ opent zijn gedicht met het brengen van een ode aan de natuur: Would you these lov'd recesses trace,
And view fair Nature's modest face?
See her in every field-flower bloom?
O'er every thicket shed perfume?
By verdant groves, and vocal hills,
By mossy grotts, near purling rills,
Where-e'er you turn your wondering eyes,
Behold her win without disguise.
Daarna volgen verzen waarin gesuggereerd wordt dat de vrouwelijke vormen van ‘the Sister Graces’, 's winters naakt, zomers met bloemen getooid, de vormen van het landschap bepalen: zij liggen dicht onder de oppervlakte. Oh, he will lead you to the cells
Where every Muse and Virtue dwells,
Where the green Dryads guard his woods,
Where the blue Naiads guide his floods;
Where all the Sister Graces gay,
That shap'd his walk's meandring way,
Stark-naked, or but wreath'd with flowers,
Lie slumbering soft beneath his bowers.Ga naar eind15.
En hij eindigt met een loftuiting op de waving line waaraan al het goede, mooie en natuurlijke voldoet: de natuur van The Leasowes en het lichaam van een vrouw. ‘Such is the waving line,’ they [= nymphs] cry,
‘For ever dear to fancy's eye!
Yon stream that wanders down the dale,
The spiral wood, the winding vale,
The path which, wrought with hidden skill,
Slow twining scales yon distant hill
With fir invested - all combine
To recommend the waving line.
The wreathed rod of Bacchus fair,
The ringlet's of Apollo's hair,
The wand by Maïa's offspring borne,
The smooth volutes of Ammon's horn,
The structure of the Cyprian dame,
And each fair female's beauteous frame,
Shew, to the pupil of design,
The triumphs of the Waving Line.’
‘ Arcadio’ verzucht dan ook: Then gaze, and mark that union sweet,
Where fair convex and concave meet...
en suggereert hiermee de uitwisselbaarheid van The Leasowes met een vrouwenlichaam, hetgeen het trio Shenstone, Thomson en Lyttleton al vóór hem hadden gedaan. De Schotse dichter James Thomson werd op zekere dag bij Shenstone geïntroduceerd door Lord Lyttleton van het naburige landgoed Hagley.Ga naar eind16. Tijdens deze kennismaking werden allerlei op stapel staande tuinhervormingen besproken, maar er werd ook gebabbeld over de erotiek van het landschap. ‘“You have nothing to do (says he) [= James Thomson] but to dress Nature. Her robe is ready made; you have only to caress her; love her; kiss her; and then - des- | |
[pagina 6]
| |
Afb. 1. Plattegrond van het centrale gedeelte van Rousham, 1738, door William Kent.
Afb. 3. Titelpagina-vignet van William Hogarths An Analysis of Beauty, 1753.
cend into the valley.” Coming out into the court before the house, he mentioned Clent and Waw-ton Hill as the two bubbies of Nature: then Mr. L[yttleton] observed the nipple, and then Thomson the fringe of Uphmore wood; till the double entendre was work'd up to a point, and produced a laugh.’Ga naar eind17. The Leasowes en omgeving dus als naakte vrouw die betreden wordt als in een liefdesdaad. Toch waren er in The Leasowes geen openlijke erotische duidingen; wel verborgene. Shenstone, verlegen, lang en dikkig, heeft jarenlang ‘Elvira’ het hof trachten te maken. In ‘Love and Honour’ beschrijft hij haar prachtige lichaam geo-erotisch: Oh! lovely region to the candid eye!
'Twas there my fancy saw the virtues dwell,
The loves, the graces play; and bless'd the soil
That nurtur'd thee; for sure the virtues form'd
Thy gen'rous breast; the loves, the graces plann'd
Thy shapely limbs. Relation, birth essay'd
Their partial power in vain; again I gaz'd,
| |
[pagina 7]
| |
Afb. 2. Venus' Vale te Rousham met haar geo-erotische vormen; detail van de plattegrond uit 1738.
And Albion's isle appear'd, amidst a track
Of savage wastes, the darling of the skies!
And thou by nature form'd, by fate assign'd
To paint the genius of thy native shore.Ga naar eind18.
Uiteindelijk afgewezen lijkt hij zijn erotische fantasieën met name op de semi-reducta Venus te hebben uitgeleefd. Het Venus-beeld stond semi-reducta opgesteld, in een bosschage naast het huis.Ga naar eind19. En op het piëdestal stond een Shenstone-gedicht: -‘Semi-reducta Venus.’Ga naar eind20.
To Venus, Venus here retir'd,
My sober vows I pay:
Not her on Paphian plains admir'd
The bold, the pert, the gay,
...
Not her, whose amorous leer prevail'd
To bribe the Phrygian boy;
Not her who, clad in armour fail'd,
To save disast'rous Troy.
Fresh rising from the foamy tide,
She every bosom warms;
While half withdrawn she seems to hide,
And half reveals, her charms.
Learn hence, ye boastful sons of taste,
Who plan the rural shade;
Learn hence to shun the vicious waste
Of pomp, at large display'd.
Let sweet concealment's magic art
Your mazy bounds invest;
And while the sight unveils a part,
Let fancy paint the rest.
Let coy reserve with cost unite
To grace your wood or field;
No ray obtrusive pall the sight,
In aught you paint, or build.
...
'Tis bashful beauty ever twines
The most coercive chain;
'Tis she, that sov'reign rule declines,
Who best deserves to reign.Ga naar eind21.
Shenstone verwerpt dus de opdringerige, initiatief nemende Venus, maar draagt daarentegen zijn plechtige beloften op aan de schuchtere half verscholene die haar bekoorlijkheden slechts gedeeltelijk ontbloot.Ga naar eind22. Slordig gekleed en zijn grijze haar in een merkwaardige coupe, stierf hij ten slotte als teleurgestelde vrijgezel aan een koutje dat hij had opgelopen bij het indienen van zijn pensioenaanvraag.Ga naar eind23. | |
III‘Where unprofilick Nature, naked lies...’ | |
RoushamHet duurde niet lang eer de sensuele concave en convexe vormen van het vrouwenlichaam in een landschapstuin werden neergelegd. Venus Vale, de Vallei van Venus, in Rousham, Oxfordshire, | |
[pagina 8]
| |
Afb. 4. De cascades van Venus' Vale te Rousham. Op de bovenste cascade het Venus-beeld.
is hiervan een voorbeeld. Deze tuin van generaal James Dormer werd vanaf 1738 aangelegd door William Kent. Op de erotische duiding van Rousham gaf Horace Walpole in een brief uit 1760 al een voorzet: ‘The garden is Daphne in little, the sweetest little groves, streams, glades, porticos, cascades and river imaginable...’ Venus' Vale is de as waar het tuinontwerp om draait: een open plek omringd door loofbomen en dennen en daardoor visueel van de rest van de tuin afgeschermd. Het terrein loopt langzaam heuvelafwaarts. Op het hoogste punt van dit geïsoleerde deel van de tuin bevond zich, naast de Upper Pond, een Venus-beeld, geflankeerd door Cupido's op zwaneruggen. Vanuit de bosrand bespiedden Faun en Pan de Venus. Halverwege het terrein ligt The Great Pond, samen met een cascade. Een tweede cascade met vijvertje bevindt zich aan het eindpunt van Venus' Vale. Vanaf hier heeft men een ongehinderd uitzicht op het omringende vlakke landschap. Wie de plattegrond bekijkt zal zich bewust worden van de opvallende vorm van Venus' | |
[pagina 9]
| |
Afb. 5. Het Venus-beeld te Rousham. Eronder een ode aan Ringwood, een jachthond van generaal Dormer.
Vale.Ga naar eind24. Voegen we daarbij de wetenschap dat Vale of Venus, Venus' Vale, Temple of Venus, Mons Veneris en Grotto of Venus zeer gebruikelijke eufemismen voor de vagina waren, dan is het programma van dit deel van Rousham duidelijk: de omringende bomen staan voor de vereiste begroeiing en de vijvers en watervallen geven de anatomische details van het vagijn weer. De Upper Pond met zijn waterval fungeert hier als urethra, waarbij het passend is dat zich op deze plek een fontein bevond, ‘playing thirty feet High’.Ga naar eind25. Tegenwoordig staat het Venus-beeld boven de tweede vijver, The Great Pond, voordien stond het boven de Upper Pond, daarbij anatomisch correct de plaats van de clitoris innemend. De schede zelf wordt vertegenwoordigd door de grote vijver, die vroeger ook een fontein bezat. Blijft de kleinere vijver met cascade; deze zou als rectum in aanmerking kunnen komen. Hier, zoals eerder gezegd, eindigde het erotische deel van de tuin, en heeft men uitzicht over het landschap, net zoals men vanaf een vagijn kijkend het lichaam zelf niet meer zou zien.Ga naar eind26. | |
West WycombeRousham is nog intact en de Venus-vallei kan nog steeds worden bezocht. Echter voor wat betreft het meest interessante deel van West Wycombe (Buckinghamshire), het landgoed van Sir Francis Dashwood, moeten we afgaan op de uitspraken van tijdgenoten. De geschiedenis van West Wycombe is vooral die van het bacchanalistische gezelschap, de Hell-Fire Club. De correcte, maar veel minder gebruikte naam is The Knights of St. Francis.Ga naar eind27. De ‘Franciscus-Ridders’ zijn in 1746 door Sir Francis Dashwood geformeerd en in de loop der jaren werden onder andere lid, de Earl of Sandwich, George Bubb Dodington, Paul Whitehead, Arthur en Robert Vansittart, Charles Churchill, John Wilkes, George Selwyn en Benjamin Franklin - allen befaamde losbollen, politici, non-valeurs, dichters en drankorgels.Ga naar eind28. Dertig jaar lang kwam men bijeen op Medmenham Abbey en West Wycombe om daar drinkgelagen aan te richten en zich te vergenoegen met de prostituées die met karrevrachten tegelijk vanuit Londen werden aangevoerd. De tuinen van zowel Medmenham als West Wycombe waren gewijd aan de vleselijke uitingen der liefde: motto's en inscripties in slecht Latijn of Rabelais-Frans waren te lezen op obelisken, beelden en tempels. In de tuin van de sham ruin-abdij speelden de leden van de broederschap monnikje, geheel indachtig het beeld van de katholieke clerus dat in de protestantse landen in pomografica werd gepresenteerd. De ‘ridders’ zochten de ‘nonnen’ op die in de ‘kloostercellen’ in het hoofdgebouw waren ondergebracht. Huis en tuin waren met een overdaad aan erotische bric-à-brac tot een waar pornografisch labyrint omgebouwd, Shenstones Venus Postica werd, waarschijnlijk onbewust, gevulgariseerd met de plaatsing voor een grotingang van een Venus die een doom uit haar voet trekt. Boven haar billen was een Vergilius-citaat aangebracht: ‘Hic locus est ubi se via fundit in ambas/Hac iter Elysium nobis...’ (‘Hier deelt het pad zich en daartussen ligt de weg naar het Paradijs’.)Ga naar eind29. Dashwoods pièce de résistance werd echter West Wycombe. Hier legde hij al in 1748, in een heuvel boven het dorp, een grottenstelsel | |
[pagina 10]
| |
aan, dat naar men beweert geënt zou zijn op de Eleusinische Mysteriën van het Oude Griekenland.Ga naar eind30. De grotten zijn tot op de dag van vandaag te bezoeken, hoewel de wassen beelden van de Hell-Fire Club-leden met hun ongeloofwaardigheid nogal de aandacht afleiden van het doolhof, de tempels en de ‘Styx’, die in het gebergte zijn aangelegd. Net als bij de pseudosatanistische aankleding van Medmenham Abbey, zullen hier de ware klassieke mysteriën van minder belang zijn geweest dan het defloreren van een voor veel geld gehuurde semi-maagd. Dat de nobele Knights of St. Francis op het idee kwamen om een deel van het park te West Wycombe aan te leggen in de vorm van een vrouw, mag in de lijn der verwachtingen liggen. Jammer genoeg zijn de aanwijzingen over deze tuin onduidelijk en werd de lay-out vernietigd door Humphrey Repton, de landschapsarchitect die tussen 1796 en 1800 het park van een nieuwe aanleg voorzag. De heuvel waarop de Temple of Venus stond is echter wel bewaard, en omgeven door twee slingerende serpentine riviertjes die uitmonden in het grote meer. Onder deze verdwenen tempel, in de heuvel, voert een gang die al in de achttiende eeuw door John Wilkes werd beschreven met ‘the entrance to it [the temple] is the same entrance by which we all come into the world and the door is what some idle wits have called the door of life’. De volgende regels uit Edward Thompsons gedicht ‘The Temple of Venus’ (1763), een satire op West Wycombe, sluiten hierop aan: Is not our Garden now a viler Womb
To us, than damn'd Seplesia was to Rome:
Blush Britons, blush, not glory in a Fame,
That Virtue cannot tell, nor Honour name.
Uit het vagijn zou water hebben gestroomd en de borsten gaven melkwit water. Eveneens reminiscent aan de ‘door of life’ zijn de onderkeldering van de Temple of the Four Winds in West Wycombe en de ingang naar het grottenstelsel boven het dorp.Ga naar eind31. Terzijde. De liefdestuin en -tempel in het algemeen worden op de hak genomen in een artikel van Francis Coventry uit 1753. Hij beschrijft de fictieve tuin van een eveneens fictieve Squire
Afb. 6. Sir Francis Dashwood als Knight of St. Francis, Venus aanbiddend. Dit portret werd ca. 1756 door William Hogarth vervaardigd.
Mushroom als volgt: ‘As every folly must have a name, the squire informs you, that “by way of whim”, he has christened this place “little Maribon” [= Little Marylebone, een referentie naar Marylebone Gardens, een achttiendeeeuwse pleasure garden]; at the upper end of which you are conducted into a pompous, clumsy, and gilded building, said to be a temple, and consecrated to Venus; for no other reason which I could learn, but because the squire riots here sometimes in vulgar love with a couple of orange-wenches, taken from the purlieus of the playhouse.’Ga naar eind32. Het is niet verwonderlijk dat de grot, samen met bijbehorende bosschages en heuvels, tot symbool voor het vrouwelijk geslachtsdeel dient. De lectuur van de achttiende eeuw is overduidelijk. Harris's List of Covent Garden Ladies for the Year 1788 beschrijft een van de aanbevolen prostituées als volgt: ‘The Elysian font, in the centre of a black bewitching grove, supported by two pyramids white as alabaster, very delicate, and soft as turtle's down.’ In het spectatoriale The Village Gossip wordt duidelijk | |
[pagina 11]
| |
Afb. 7. Een onbekende landschapstuin met monument en grotingang. Engelse gravure, ca. 1780.
gemaakt dat Mrs. Mournwell een vrouw van lichte zeden is. De beschrijving betreft de gefantaseerde ‘romantic habitation of Mrs. Mournwell, a widow of fortune, who dedicates the occupation of her leisure hours to the amusement of the public. The entrance of her house is formed to resemble a grotto; and the spare grounds before it is so decorated with paper ruins, wooden Cupids, and paste swans in painted ponds, that it serves ... to denote the profession of the owner.’Ga naar eind33. De voorliefde voor grotten en tunnels in de achttiende-eeuwse Engelse landschapstuin moge als bekend worden verondersteld. Toch zou het te ver voeren om dit verschijnsel in reële, stoffelijke uitvoering als consistent erotisch te duiden.Ga naar eind34. In de erotische literatuur/lectuur was het gegeven van de grot natuurlijk een verhaaltechnische weldaad. | |
Little Merlin's CaveIn 1735 liet William Kent in Richmond een aantal gebouwen oprichten voor Caroline, echt- | |
[pagina 12]
| |
Afb. 8. De eerste pagina van Little Merlin's Cave (4e druk), 1737.
genote van koning George ii. Naast een melkhuisje, een menagerie en een ronde tempel werd ook het pronkstuk, Merlin's Cave, geplaatst, een soort kluizenarij met twee zijvleugels en strooien daken. Merlin's Cave bleek al snel een object van spot te zijn voor de oppositie-pers, onder leiding van het toonaangevende The Craftsman dat campagne voerde tegen de eerste minister en vertrouwensman van Caroline Robert Walpole (vader van de voor de tuingeschiedenis zo interessante Horace Walpole). Door persiflages, satires en kritieken op het nieuwe gebouw van de koningin poogde men Walpole en zijn regering te treffen.Ga naar eind35. Tot de parafernalia die Merlin's Cave ten gevolge had behoort het zich in de British Library bevindende, tien pagina's tellende boekwerkje Little Merlin's Cave, in een vierde druk uit 1737. Het begint met: As blue-ey'd Kate, sweet-blooming buxom Maid,
With Gard'ner Harry sat in lonely Shade,
Have you, cry'd she, dear Harry, ever seen,
The Cave of Merlin, rais'd near Richmond-Green?
No, answer'd Hal; but in this very Wood,
There is a Cave that's every Whit as good:
'T has Shrubs and Bushes all without, within
'Tis Crimson Velvet, soft as th' Ermin's Skin.
A Spring it has, gives Rapture to the Touch,
That never flows too little or too much:
All that old Poets feigns [sic] of Scenes of Bliss,
In ev'ry single Point come short of this.
Waar, vraagt Kate aan Harry, mag die grot zich dan wel bevinden? De opmerkzame lezer heeft daar natuurlijk al geen twijfels meer over. De gravure die bij dit pamflet is gevoegd toont op de voorgrond Kate en Harry, geplaatst tegen een landschap waarin een grot te herkennen is. Nadere beschouwing geeft aan dat het landschap te ontsleutelen is als de afbeelding van een vrouwenlichaam: in de rechterbovenhoek van de prent een heuvel waarop een tempeltje, een borst verbeeldend; dan een forse glooiing die een welvende buik representeert; een plateau dat plots omlaagvalt, waarin men een afhangend been tot de knie gezien, herkent. Het centrale punt is uiteraard de grot waaruit overvloedig water stroomt. De voorstelling lijkt de crux van de geo-pornografie te zijn. | |
[pagina 13]
| |
Afb. 9. Het landschap als vrouwenlichaam. Gravure uit Little Merlin's Cave (4e druk), 1737.
| |
IV‘O study Nature! and with thought profound,
Previous to laying out with taste your ground:
O mark her beauties as they striking rise,
Bid all her adventitious charms surprize!
...
And all above is Grace, and Beauty all beneath.’
Anon., The Rise and Progress of the Present Taste in Planting Parks, Pleasure Grounds, Gardens, &c., 1767.
Honderd jaar later is de metafoor vrouw als tuin en tuin als vrouw nog steeds actueel. Hoewel de landschapstuin toen op de terugtocht was, de Victoriaanse bloementuin voor knusheid en geborgenheid zorgde en de uit de Himalaya geïmporteerde rododendron het open, natuurlijke parklandschap begon te verstikken, culmineerden de serpentine line en de waving line in Alexander Walkers obsessieve, vierhonderd pagina's dikke poging het vrouwenlichaam definitief te determineren, te classificeren en te canoniseren: Beauty Illustrated by an Analysis and Classification of Beauty in Woman, with a Critical View of the Hypotheses of Hume, Hogarth, Burke, Knight, Alison, [etc.] (1852); een werk dat doordrongen is van een achttiende-eeuwse gedachtengang. Het is opvallend dat de beeldentaal in negentiende-eeuwse pornografica, in zoverre ze zich van de tuin bedient, blijft teruggrijpen op de achttiende eeuw. De eufemismen en de decors zijn die van het park, niet van de kleine bloementuin: In Middlesex a hill we meet,
For beauty known to fame;
Where wealthy Payne has built his seat,
Payne's Hill they call its name.
‘Pray, Mr. Burke,’ said Lady Payne,
‘What Latin word is this?
(I've searched the dictionairy in vain),
Pray what's Mons Veneris?’
He looked into her beauteous eyes,
So innocent of ill;
And gave the happiest of replies,
‘It signifies Payne's Hill!’Ga naar eind36.
Painshill is een landschapstuin die vanaf 1738 door Charles Hamilton werd aangelegd in Surrey. Het is ongetwijfeld deze tuin die de anonieme maker van het gedicht bedoelt.Ga naar eind37. Ook Hogarths stellingen werden nu voor expliciet erotische doeleinden gebruikt: ‘There was a housmaid of Monsignor's, a pretty and intelligent girl called Martha, the sight of whose large, fleshy bum, with an outline which would have crushed Hogarth's line of beauty out of time, used to excite me beyond measure...’Ga naar eind38. Eveneens zijn in Victoriaanse pornografica nog de sporen terug te vinden van Thomas Stretsers Merryland; bijvoorbeeld in de roman The Voluptuous Night, waar het landgoed | |
[pagina 14]
| |
Afb. 10. Een Victoriaanse grot. Gravure, ca. 1840-50, door Hicks en French.
van de hoofdpersoon ‘Bellesfesses’ is gedoopt.Ga naar eind39. De tuingrot blijft zijn dubbelzinnige functie behouden, evenals de Venus-tempel. Voorbeelden zijn er te over: ‘the delightful grotto’, ‘the grotto of love’, ‘her pouting love grot’, ‘the mossy grotto between your thighs’, ‘the beautiful mossy forest on her mount’, ‘the mossy grotto’ en ‘temple of Venus’, herhaald als ‘the little grotto of Venus’.Ga naar eind40. Ad infinitum uiteraard. De verwijzingen kunnen zich natuurlijk ook uitbreiden naar hele landschappen, zoals we dat al van de achttiende-eeuwse erotica gewend zijn: ‘Oh! What a mistake artists make in failing to ornament the soft rising triangle beneath the curve of their beauties’ bellies with the dark curling hair that Nature has provided, surely to enhance the lovely slope which leads to the entrance of the Temple of Love. The contrast afforded by this dark, bushy, little hill, and the surrounding white paling of the belly, or the snowiness of the round voluptuous thighs is really exquisite.’Ga naar eind41. In een gedicht in The Pearl wordt dat: | |
[pagina 15]
| |
There is not in this wide world a valley so sweet,
As that vale where the thighs of a pretty girl meet...Ga naar eind42.
Zoals gezegd is het niet de moderne, kleine tuin die het decor vormt voor de buiten-scènes in de Victoriaanse pornografische roman, maar behoudt het ouderwetse landschapspark die functie. In Rosa Fielding, or, A Victim of Lust, uit 1867, wordt tussen twee liefhebbenden de ideale plek voor een rendez-vous besproken: ‘There is a convenient little house of retreat, you know, among the bushes at the end of the serpentine walk, and there you know, although it is not a very genteel place for the purpose, you can -.’ In het al eerder genoemde Sub-Umbra vindt een orgie plaats in en naast ‘a small lake in the park... a pond of about four or five acres in extent, every side thickly wooded to the very margin...’ Er is een rustieke hut, ‘or summerhouse, under the trees, where the bathers could undress, and then trip across the lawn to the water...’Ga naar eind43. Het beeld van het langwerpig meertje of een beek, omgeven door bos met aan het ene einde een badhuis, komt relatief veel voor in dit soort romans: de vorm refereert, ons inziens, niet voor niets naar het vagijn, geaccentueerd door het badhuis of het zomerhuis als clitoris. In La Rose d'Amour feesten drie mannen en drie vrouwen ‘in the woods on the banks of a small creek’,Ga naar eind44. terwijl enkele erotische scènes in The Adventures of Miss Lais Lovecock Written by Herself; and What Happened to Her at Miss Twigg's Academy and AfterwardsGa naar eind45. zijn gesitueerd ‘at the end of a garden’, waar zich ‘a spacious room’ bevond, met ‘a beautiful bath’. Men verplaatst zich kort daarop naar de tuin bij het huis van Lucy Rosecunt, naar ‘a thick wood ... in the midst of which ran a refreshing stream completely surrounded by high and low shrubs’. In Lady Pokingham; or They All Do It verleidt de vrouw des huizes tegelijkertijd een mannelijke en twee vrouwelijke bediendes in ‘a fine large garden at the back of the house, in some parts beautifully shaded by umbrageous elms of a venerable age, especially on the banks of a small circular pond about twenty yards in diameter, where, facing the south, the summerhouse stood under the trees by the side of the small lakelet’.Ga naar eind46. Deze decors lijken evenzovele tot leven gekomen Venus' Vales van Rousham geworden te zijn. Al die uitspattingen in het park konden natuurlijk bespied worden; meer nog als het huis zelf, is de tuin een eldorado voor voyeurs. Zo spelen de eerste hoofdstukken van de Voluptuous Confessions of a French Lady of Fashion in The Boudoir zich af in het park, waar de hoofdpersoon haar tante bespiedt bij het bedrijven van de liefde in een tuinhuis; terwijl veel van het vroege seksuele leven van ‘Walter’ in My Secret LifeGa naar eind47. zich al voyerend en ejaculerend afspeelt in openbare parken en hij de butler beloert in de tuingrot (een aardig omkering van what the butler saw). | |
V‘But, as ye through the Garden rove, Beware, fond Youths, the Darts of Love’ | |
High lifeIn een artikel in The World uit 1754 gaf een geagiteerde correspondent ons aan waar men prostituées kon aantreffen: ‘I am sorry to say it, but it is really my opinion, that if the common prostitute were to walk in the Park with no other covering than a shift of Paris net, half the young ladies of my acquaintance would come into fashion.’Ga naar eind48. Het waren echter niet zozeer de openbare parken, maar de speciaal ingerichte pleasure gardens die in de achttiende eeuw de belangrijkste ontmoetingsplaatsen voor prostituées waren. Charles Churchill, hofdichter van de Hell-Fire Club, bezong in 1779 de Bagnigge Wells pleasure garden: Thy arbours, Bagnigge, and the gay alcove
Where the frail nymphs in amorous dalliance rove...
Dergelijke Spa's, Wells en pleasure gardens werden opgezet als openbare theetuinen, met een orkest en gelegenheid tot dineren (men klaagde vooral over de hoge prijzen van het voedsel en de nouvelle cuisine-achtige hoeveelheden ervan), waar eens in de zoveel tijd spectaculaire vuurwerkshows werden gegeven. Achter heggen en | |
[pagina 16]
| |
Afb. 11. Gezicht op de pleasure gardens van Bagnigge Wells, Londen. Frontispice van de Sunday Ramble, 1774; gravure door Page.
Afb. 12. Liefdespaar in een geïdealiseerd landschap. Lithografie, ca. 1800.
bomen, en russen struiken was plaats voor amoureuze bezigheden. Met name in Vauxhall Gardens werden deze plekken druk bezocht, met als excuus dat de muziek zo mooi door het geboomte heen filterde. De laantjes hier vormden een wildernisachtig doolhof, waarin zelfs ‘the most experienced mothers... lost themselves in looking for their daughters’.Ga naar eind49.
Naast Vauxhall was Ranelagh de belangrijkste tuin. De Nederlandse baron Van Spaen nam in 1791 een kijkje bij het vuurwerk in Ranelagh Gardens en dronk er rond middernacht zijn gratis thee met beboterde toast. Hij gaf de voorkeur aan Ranelagh boven Vauxhall en achtte de vrouwen er de mooiste schepselen van Londen.Ga naar eind50. Dominee Carl Philip Moritz wijdde in zijn Reisen eines Deutschen in England im Jahr 1782 zelfs een heel hoofdstuk aan de pleasure gardens.Ga naar eind51. Moritz hoefde voor Vauxhall Gardens slechts een shilling entree te betalen, en kreeg waar voor zijn geld: ‘What astonished me most was the boldness of the lewd strumpets who came in by the half-dozen with their go- | |
[pagina 17]
| |
betweens, shamelessly begging one glass of wine after another for themselves and their hangers-on, which we dared not well refuse them.’ Enkele dagen later bezoekt Moritz Ranelagh; net als Van Spaen wil hij de twee tuinen wel eens vergelijken: ‘I found myself in a garden rather large but sickly in its aspect, unseemly, ill lit and sparsely inhabited. I had not been there long before a young lady who was likewise strolling about offered me her arm without introduction and asked me why I was going about all alone.’ Later blijkt de naïeve dominee toch overweldigd te zijn door de luxe van Ranelagh. Het entreegeld bedroeg daar een halve kroon, tweeëneenhalve shilling. Van Spaen moest zes jaar later een shilling meer betalen. Dergelijke stijlvolle plaatsen werden met name gefrequenteerd door de jongere, succesvolle prostituée die zich de entreeprijs kon veroorloven. Het theater was een andere favoriete plek. In Victoriaans Londen bestond evenwel ook behoefte aan oorden voor dames die zelf geen geld konden investeren om hun klanten te ontmoeten: ze namen hun toevlucht tot het openbare park. | |
Low lifeTot een van de mathematische problemen van de negentiende-eeuwse geschiedenis behoort de berekening van het aantal prostituées in Londen. Pückler-Muskau schrijft in zijn beroemde brieven dat het aantal prostituées in Londen, zoals iedereen weet, even groot is als het aantal inwoners van Berlijn.Ga naar eind52. Het medische tijdschrift The Lancet vermeldt in 1857 het getal 80 000, wat voor Londen één op de zestien vrouwen betekende, terwijl één op de zestig huizen een bordeel zou zijn. De schattingen liepen zelfs op tot 100 000.Ga naar eind53. Cremorne Gardens had intussen de functie van Vauxhall en Ranelagh overgenomen. Een rijmpje in The Boudoir laat de jury in een rechtszaal billets doux aan vrouwen geven die nog dezelfde nacht bereikbaar waren voor afspraken in Cremorne. William Acton behandelt Cremorne in zijn Prostitution... in London uit 1870: ‘By about ten o'clock, age and innocence... had seemingly all retired, weary with a long and paid bill of amusements, leaving the massive elms, the grass-plots, and the geranium-beds, the kiosks, temples, “monster platforms” and “crystal circle” of Cremorne to flicker in the thousand gas-lights there for the gratification of the dancing public only. On and around that platform waltzed, strolled, and fed some thousand souls - perhaps even seven hundred of them men of the upper and middle classe, the remainder prostitutes...’ Ook ‘Walter’, de schrijver van het epische My Secret Life, pikt een vrouw op in Cremorne. Volgens Mayhew, de chroniqueur van de London Underworld, gingen sommige prostituées in de buitenwijken wonen wanneer Cremorne open was (waarschijnlijk omdat ze vanuit het park dan hun klanten mee konden nemen naar huis, en ze niet in de ‘hoerenbuurten’ hoefden te gaan wonen). Een van hen vertelde aan Mayhew dat ze het haatte om de Haymarket (waar de betere prostituées hun cliëntèle oppikten) op en af te moeten lopen, en dat ze Cremorne prefereerde. Mayhew is ook een bron van informatie over de laagste klasse der prostituées, de vrouwen met hun klandizie in openbare parken of, naar Mayhews hoofdstuktitel, ‘Park Women, or Those Who Frequent The Parks At Night, and Other Retired Places’.Ga naar eind54. ‘Park women... are those degraded creatures, utterly lost to all sence of shame, who wander about the paths most frequented after nightfall in the Parks, and consent to any species of humiliation for the sake of acquiring a few shillings.’ Men dient te bedenken dat Mayhew zich hier niet bedient van de hyperbolen die in de Victoriaanse moralistische lectuur zo gewoon zijn, maar dat zijn verslag heel objectief en sober is gesteld. Hij vervolgt: ‘You may meet them in Hyde Park, between the hours of five and ten (till the gates are closed) in winter. In the Green Park, in what is called the Mall... you may see these low wretches walking about sometimes with men, more generally alone, often early in the morning. ...These women are well known to give themselves up to disgusting practices, that are alone gratifying to men of morbid and diseased imagination. They are old, unsound, and by their appearance utterly incapacitated from practising their profession where the gas-lamps would expose the defects | |
[pagina 18]
| |
Afb. 13. Vrijende paartjes in een park. Gewassen-inkt-tekening, ca. 1820, door de gifmenger/tekenaar/dichter Thomas Griffiths Wainewright.
in their personal appearance, and the shabbiness of their ancient and dilipidated attire.’ Veel van deze vrouwen waren immers verminkt door de syfilis; het parkduister zorgde ervoor dat ze niet al te nauwgezet konden worden bekeken. De pornografische lectuur uit de tweede helft van de negentiende eeuw getuigt ervan dat geassocieerd worden met deze vrouwen het toppunt van vunzigheid moest zijn. Nog tamelijk onschuldig merkt de auteur van het gedicht Things I Don't Like to See’, in The Pearl, op: ‘Nor I don't like to see, though it's really a lark,/A clergyman poking a girl in the park.’ My Secret Life van ‘Walter’ geeft de praktijk die Mayhew omwille van het fatsoen niet kon vermelden: ‘Passing a park entrance one misty and armish night at about ten o'clock I thought I should like to feel a cunt... I entered and saw couples sitting on the seats close to each other, and further from the walk, couples indistinctly in more compromising attitudes. Moving on to the grass nearer so as to see better,... there was a man on a seat bending a little forward and a | |
[pagina 19]
| |
woman standing up in front of him - stink fingering of course. - A little further on was a woman sitting, and a man standing up in front of her... it was too dark to see faces... A square built, shortish female passed me, walking rather quickly. “Are you going, Mary, to piddle?” - “No, I'm going home,” and she stopped. I laid hold of her arm which was a thick one, and knew from that and her outline that she had a fattish bum. - “Come on to the grass, let me feel your cunt and I'll give you a shilling.”’ Mary vertelt ‘Walter’ dat ze nog niemand heeft gehad die nacht en dat ze sinds de ochtend niets heeft gegeten of gedronken. ‘Walter’ weigert echter copulatie, waarschijnlijk omdat hij bang is geslachtsziekte op te lopen. Wanneer ze weggaat kan hij niet nalaten op te merken: ‘You've a fat solid arse, for a London park woman.’Ga naar eind55. De meest uitgebreide ‘reportage’ van wat gebeurde in de openbare parken is echter te lezen in The Three Chums: A Tale of London Everyday Life. ‘Having heard from his cousins what larks went on in the parks at night, Charlie made up his mind to see it for himself... and turned into the park [Hyde Park], taking the path across to Knightsbridge, arriving at the drive which leads to the Serpentine, he walked along the path observing the couples sitting on the seats kissing and groping each other.’ Daar ontmoet hij twee zusjes, dertien en vijftien jaar, die geld vooraf vragen aangezien veel mannen ervandoor gaan wanneer het uiteindelijk op betalen aankomt. ‘They were really young and pretty girls, such as the park lecher seldom is lucky enough to pick up, the dark paths and seats mostly haunted by worn-out hags who cannot stand the illuminating ordeal of the gas-light of the streets.’ Volgens de zusjes is Charlie ‘so different from the dirty old men we generally pick up here... I hate the nasty old men; we only do it because mother can't keep the home over us unless we bring in five or six shillings a week somehow.’ Een nieuwe ontmoeting wordt gearrangeerd, ‘... on Tuesday, and [we will] go into the Green Park; there you will see lots of fun, and can get out at any time; in Hyde Park we get shut in, and have to climb over the gate.’ We krijgen nog meer details over de open-
Afb. 14. Anonieme Engelse schildering op zijde, eind-negentiende-eeuws.
| |
[pagina 20]
| |
bare parken to lezen wanneer de volgende dinsdag beschreven wordt: ‘...they took him round the park to see the unblushing games that were going on. Soldiers rogering servant girls, old fellows fumbling little girls, and no end of the most unblushing indecency on every side; the fact being that if people, or rather couples, only get into the Green Park before the gates closed at ten p.m. they might stop there all night, or could at any time go out by the turnstile at the end of Constitution Hill into Grosvenor Place. The one or two bobbies who patrolled the park seemed to take no notice, or were easily squared by the girls who used the place for business...’Ga naar eind56.
Vanaf 1900 heeft de Engelse landschapstuin als metafoor afgedaan. De achttiende eeuw met haar tuinkunst en verbindingen met de erotiek zijn dan geen gesunkenes Kulturgut meer, maar in geschiedenis overgegaan. | |
VI‘Almost imperceptibly I became one with the round, soft hills that curved into each other from every direction. They were the shape of women loving each other. I have never felt such an overwhelming sense of being at home. In that moment all the Earth was saying yes to my Lesbian identity. I got out of the car and opened my arms to the Irish hills; I ran up and down calling them my lovers and my sisters.’ Mab Maher, Breaking Silence: Lesbian Nuns on Convent Sexuality, geciteerd in de rubriek ‘Wimmin’, Private Eye, no. 640, juni 1986, p. 11. Misschien moet dat artikel over de schouders van Grace Kelly maar eens geschreven worden. |
|