Maatstaf. Jaargang 35
(1987)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermdMarc Jansen
| |
[pagina 68]
| |
Grondijs stond ook binnen de Nederlandse politieke verhoudingen uitgesproken aan de rechterzijde. Mussert moet hem voor de oorlog een Kamerzetel hebben aangeboden voor de nsb.Ga naar eind1. Hij steunde Franco en had goede betrekkingen met sommigen van de rechtse dictatoren die tijdens het interbellum in Oost-Europa aan de macht waren. Hij was een bewonderaar van wat hij zag als de militaire deugden en een gretig toeschouwer van het militaire bedrijf. In zijn geschriften treedt een onmiskenbaar antisemitische gezindheid aan het licht. Hij stond sceptisch tegenover de parlementaire democratie, was rechts-autoritair maar (ondanks Musserts aanbod, dat niet werd gerealiseerd) naar het lijkt geen fascist: dat was niet in overeenstemming met zijn elitair-aristocratische instelling. | |
Jaren vóór Rusland (1878-1915)Lodewijk Hermen (in de wandeling Louis) Grondijs werd in 1878 in Pamekasan in het toenmalige Nederlandsch-Indië geboren, als de oudste zoon van een hoofdonderwijzer. Via zijn moeder was hij voor een achtste van Indische afkomst en dat was heel goed te zien. Het moet volgens mensen die hem hebben gekend voor hem een bron van schaamte zijn geweest en zijn hautaine gedrag zou er als een soort overcompensatie gedeeltelijk uit verklaard kunnen worden. Tegen de eeuwwisseling kwam hij naar Nederland om aan de universiteit van Utrecht wis-en natuurkunde te gaan studeren, een studie die hij afsloot met een natuurkundig proefschrift. Zoals velen liep hij ook in Leiden college bij de hegeliaanse filosoof Bolland. Deze drukte een stempel op het geestesleven van een hele generatie rechtsgeoriënteerde Nederlanders en Grondijs was een van hen. Hij was een der oprichters van het Tijdschrift voor Wijsbegeerte. Als student in Utrecht zette Grondijs zich bovendien in voor de Groot-Nederlandse zaak. Helemaal uitgekristalliseerd was zijn levenshouding nog niet, want hij maakte in het begin van de eeuw in Blaricum een tijd deel uit van een ethisch-anarchistische kolonie à la Walden van Frederik van Eeden. Volgens een ooggetuige zou hij het wat excentrieke kleding betreft van de kolonisten wel het verst hebben gebracht. Zijn avontuurlijke aard kwam nog duidelijker tot uiting na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Hierdoor gefascineerd gaf hij zijn baan van leraar natuurkunde op om als oorlogscorrespondent naar België en vervolgens Frankrijk te vertrekken. | |
In Rusland (1915-1920)Vanuit Frankrijk ging Grondijs in de zomer van 1915 voor verschillende internationale bladen naar Rusland. Hij was niet de eerste drager van die naam die deze tocht maakte, want een eeuw eerder moeten twee broers van zijn overgrootvader met Napoleon naar Rusland zijn getrokken. In Rusland zocht hij het Galicische front op. Hij was geen gewone oorlogscorrespondent, hield zich het liefst in de voorste linies op en deelde het leven van de troepen. In 1917 maakte hij in Petrograd de Februarirevolutie mee. Als we een lezing die hij ruim tien jaar later hield mogen geloven, stond hij van het begin af kritisch tegenover de Russische revolutie. In die lezing maakte hij de Russische staats lieden en vooral de Rijksdoema verwijten dat ze niet koste wat het kost aan het handhaven van de orde hadden vastgehouden. In het leger waren ‘gezonde elementen’ te vinden geweest, die de orde langs militaire weg hadden kunnen herstellen. Maar uit eigenbelang had de Doema verkozen een ‘voetval’ voor de revolutie te maken en zo het ‘bandelooze gepeupel’ en de muitende soldaten vrij spel gegeven. De door de Doema ingestelde Voorlopige Regering (‘het miserabele Voorloopige Bewind’) had hierna steeds verder aan de revolutie moeten toegeven en op die manier haar eigen graf gegraven. Toen ten slotte opperbevelhebber Kornilov in augustus 1917 een poging had ondernomen het revolutionaire tij alsnog te keren, waren de burgerlijke staatslieden zo onverstandig geweest niet zijn zijde te kiezen: ‘Gevangene harer burgerlijke ideologie, en tot op het oogenblik van haar val bezig, om den weg voor de naderende bolsjewistische macht te effenen, heeft de Voorloopige Regeering het gezonde verweer dat uit de officierskringen opkwam, ontkracht.’Ga naar eind2. | |
[pagina 69]
| |
Al voordien, in april 1917, was Grondijs weer naar het Russische front gereisd, waar hij de geleidelijke afbrokkeling van de legertucht en de daaruit voortvloeiende verwording en ontbinding van het Russische leger meemaakte. Hij stond op vriendschappelijke voet met de legeraanvoerders, die hem - al was hij oorspronkelijk geen militair - als een der hunnen beschouwden. Hij schermde onder meer met hen (hij was zijn leven lang een fanatiek beoefenaar van die sport). Met de ‘kameraden’ aan de andere kant had hij regelmatig woorden, want hij trad hun graag venijnig tegemoet. Hij maakte aan het zuidwestelijke front het juni-offensief mee en was daarna te midden van de Kaukasiërs van de bereden ‘Wilde Divisie’ getuige van de achterhoedegevechten ter dekking van de Russische terugtocht uit Galicië. Hij zag ook hoe deze Kaukasiërs zich in Proskoerov (thans Chmelnitski) en Berditsjev overgaven aan pogroms tegen de plaatselijke joodse bevolking. Toen begin augustus de bevelvoerende officier van het derde bataljon van het zesenveertigste Siberische infanterieregiment sneuvelde, nam Grondijs het commando over. Nabij Tarnopol (thans Ternopol) bestormde hij een heuvel en nam een Duits bataljon gevangen. Het bovengenoemde optreden van Kornilov leidde in Berditsjev tot de arrestatie van generaal Denikin en andere legeraanvoerders. Grondijs nam het voor hen op en werd hierom aangevallen in de kranten. Het scheelde niet veel of hij had met de revolutionaire rechtspraak te maken gekregen. Hij zocht zijn heil nu in Roemenië. Daar nam hij deel aan de slag bij Mǎrǎşeşti, waar het Roemeense leger in de zomer van 1917 de troepen van de Centrale mogendheden wist te weerstaan. Eind december van hetzelfde jaar, toen Roemenië een staakt-het-vuren met de Centralen was overeengekomen, besloot hij terug te keren naar Frankrijk. Op doorreis vernam hij begin 1918 in Kiev echter van de voorgenomen vorming aan de Don in Zuid-Rusland van het zogenaamde Vrijwilligersleger onder leiding van de generaals Aleksejev en Kornilov. Het was het eerste van de Witte (contrarevolutionaire) legers tegen het in oktober (volgens onze kalender november) 1917 gevestigde bolsjewistische bewind. Hij besloot
Grondijs - derde van rechts - temidden van officieren van de staf van het Russische leger aan het zuidwestelijke front, oktober 1915. Aan zijn rechterhand de vorsten Oboljonski, Koerakin en Radzivil.
Grondijs te paard (rechts) in Galicië, eind 1915.
| |
[pagina 70]
| |
Tekening van Grondijs door Ilja Repin, maart 1917.
Buitenlandse officieren op het Russische hoofdkwartier, april 1917. V.l.n.r. kol. Buchsenschutz, Grondijs, gen. graaf Romeo Longeni, gen. Coanda, kol. Marsengo, gen. baron Van Rijckel, gen. Williams, gen. Janin.
zich bij zijn oude vrienden te gaan aanmelden en werd daarmee de enige niet-Russische vrijwilliger. Te midden van ongeveer vijfendertighonderd man, louter officieren, nam hij deel aan de ‘Koebantocht’ van de Don naar de Kaukasus. Grondijs gaf zeer hoog op van het militaire gehalte van deze keurtroep, die hij als het laatste bolwerk van de beschaving tegen de opstand der horden zag: ‘Wij bevinden ons hier in het laatste bolwerk van den goeden toon, wij nemen deel aan het laatste rendez-vous van Rusland's voornamen zwier. Deze handvol dapperen durft het bestaan, weerstand te bieden aan den geweldigen vloed der tientallen millioenen uitzinnigen die hunnen maatschappelijken vooruitgang uitschreeuwen. En bij het schouwspel der matelooze eenzaamheid, die deze vaderlanders, generaals, mannen en vrouwen uit de hofkringen, eerlijke republikeinen, omringt, kan men zich een indruk van angstige bewondering niet ontveinzen.’Ga naar eind3. Van januari tot april 1918 nam Grondijs gewapend aan de guerrilla deel, eerst in het partizanendetachement van Tsjernetsov en daarna in het cavaleriedetachement van Gersjelman. Zo deed hij in februari mee aan een nachtelijke aanval op een station ten noorden van Novotsjerkassk, waarbij ze met ongeveer honderdzeventig man ruim duizend Roden op de vlucht joegen, maar ten slotte met zware verliezen werden teruggedreven door een Rode pantsertrein. Vervolgens liet hij zich door de Roden gevangen nemen, met de bedoeling naar Kiev te komen en van daaruit met versterkingen naar het Vrijwilligersleger terug te keren. Hiertoe gaf hij zich nu weer uit voor een neutrale oorlogscorrespondent. Hij werd vastgezet in de treinwagon van commissaris Sjostak en bereikte daarmee begin mei niet Kiev maar Moskou. Daar woonde hij naar eigen zeggen het bombardement en de vernietiging van het anarchistische hoofdkwartier bij (maar misschien vergiste hij zich, want die vonden in werkelijkheid al op 11-12 april plaats). Hij zag Letse jagers de wacht houden voor het Kremlin en werd zelfs nog door hen gearresteerd en een uur vastgehouden. Eind mei vertrok hij uit Moskou naar Petrograd, waar hij een onderhoud had met de Nederlandse gezant Oudendijk (door hem in | |
[pagina 71]
| |
Officieren van de Wilde Divisie, juli 1917. In het midden kol. vorst Magalov, achter hem kol. graaf Komarovski, rechts van hem kol. O' Remm, links van hem prins Kadjar, Grondijs, kol. vorst Moezoelajev, graaf Bobrinski; gezeten de prinsen Zjorzjadze, Sjervasjidze e.a.
zijn boek abusievelijk ‘Buitendijk’ genoemd), ‘wiens onberispelijke, moedige houding jegens de Sovjetbestuurders door vreemdelingen en Russen terecht gewaardeerd werd’.Ga naar eind4. Over Moermansk, Bergen en Newcastle reisde hij naar Parijs, waar hij begin juli 1918 aankwam. Hij nam de zestien à zeventien jaar oude Valentina Gontsjarenko-Petrenko (de Gontcharenko op zijn Frans), de dochter van een Oekraïense kozakkenhetman of generaal, mee het land uit. Met haar was hij tussen de bedrijven door getrouwd (een eerder huwelijk was nog vóór zijn vertrek uit Nederland in 1914 stukgelopen). Zij was pianiste en trad in de jaren dertig wel eens op voor de Nederlandse radio. Ook dit huwelijk, waaruit rond 1930 een dochter met de naam Elisabeth werd geboren, liep later mis (in 1948 overleed Grondijs' Russische echtgenote). In Parijs kon Grondijs naar eigen zeggen met zijn verse informatie de discussies beïnvloeden die er in politieke kringen over Rusland gevoerd werden. Na een paar maanden nodigde de Franse regering hem uit als officieel oorlogscorrespondent met de rang van kapitein deel te gaan uitmaken van de Franse militaire missie in Siberië. Begin september 1918 vertrok hij. Op doorreis had hij in Amerika ontmoetingen met
Generaal vorst Bagration, commandant van de Wilde Divisie (rechts), Grondijs en kolonel Gatovski, juli 1917.
Masaryk en ex-president Roosevelt, die anders dan president Wilson een sterk voorstander van Amerikaanse militaire interventie tegen de bolsjewieken in Rusland was. Na nog een onderhoud met de Japanse minister van oorlog Tanaka in Tokio, stak hij tegen Kerstmis 1918 samen met zijn vrouw over naar Vladivostok. Net als andere leden van buitenlandse missies beschikte hij in Siberië over een eigen treinwagon, die hij aan een trein van keuze kon vastkoppelen. Een foto toont hem en zijn vrouw in deze wagon, zij achter de piano, hij (in uniform) oplettend naast haar gezeten, achter hen een samoerai-zwaard (waarschijnlijk hetzelfde dat later bij hen thuis in Nederland hing). Volgens een apocrief verhaal had Grondijs een karretje bij zich waarin hij de ikonen verzamelde die hij uit door de Witten veroverde kerken ‘ijverig bij elkaar stal’.Ga naar eind5. Van Vladivostok begaf hij zich via Harbin, Tsjita, Irkoetsk en Omsk (kortom, langs het traject van de Transsiberische spoorlijn) naar het front van de strijd tussen het leger van de Witte leider in Siberië admiraal Koltsjak en het Rode leger, even ten westen van de Oeral. Toen hij daar in maart 1919 arriveerde, hadden de opmarcherende Witten juist de stad Oefa veroverd. Later reisde hij weer oostwaarts. Hij nam deel | |
[pagina 72]
| |
aan een verkenningstocht aan de Mongoolse grens. Daarna vergezelde hij in de herfst van 1919 de troepen van ataman Semjonov, een onafhankelijk van Koltsjak vanuit Tsjita opererende Witte leider, en de Japanse interventie-troepen op een expeditie tegen Rode opstandelingen in het grensgebied met China (Mantsjoerije) ten oosten van het Bajkalmeer. Tweemaal had hij een ontmoeting met Koltsjak. Meer contact had hij met ataman Semjonov, die als nogal wreed bekend stond. Het was volgens Grondijs een man van een ruwe energie, ‘een jonge Samson die men de haren heeft afgeknipt’ (afgezien van een kuif à la Napoleon). Hij mocht hem persoonlijk graag, maar betreurde wel ‘dat hij zich niet beter te weer heeft gesteld tegen zijn omgeving en dat hij zich niet heeft laten leiden door gezondere regeerprincipes’. Semjonov had zich, aldus Grondijs, dikwijls gedwongen gezien om krachtig en snel toe te slaan. ‘In een dergelijke tijd zou het Evangelie de uitwerking hebben van een dodelijk gif en laat wreedheid zich verdedigen.’ Maar die wreedheid moest wel doelgericht zijn. ‘Achter de actie van Semjonov zat geen enkel regeersysteem. Geen enkel verlangen om rust en vrede te stichten. De oorlog hield niet meer op.’ Hoewel hij er niet van hield, liet Semjonov de schandalen van zijn officieren op hun beloop. Later week hij uit naar China, alleen baron von Ungern-Sternberg (nog wreder dan Semjonov en bekend als de ‘dolle baron’) zette daarna de strijd tegen de Roden nog voort, tot hij, aldus Grondijs, door zijn mannen verraden als ‘held’ stierf.Ga naar eind6. Tegenover de Witten in Siberië stond Grondijs dus met een mengsel van sympathie en kritiek. Louter kritiek had hij op het Tsjechische legioen, dat zich volgens hem geheel in strijd met de krijgsmanscode bezighield met het drijven van handel en verraad pleegde jegens Koltsjak. Ook op de rol van de Amerikanen en Engelsen in Siberië had hij aanmerkingen. Diep onder de indruk raakte hij van de Japanners en hun militaire discipline. De feodale geest die in hun leger heerste had volgens hem de militaire deugden sterk bevorderd. In december 1919 was Grondijs weer in Vladivostok en kort na de jaarwisseling verliet hij Siberië, ongeveer tegelijkertijd met de ineenstorting van het regime van Koltsjak. Hij nam een pak documenten over Koltsjak en diens val met zich mee die hij twintig jaar later (in 1939) onder de titel Le cas-Koltchak zou publiceren, met een inleiding waarin hij Koltsjak een ‘bogatyr’, dat wil zeggen een held noemde. Ook nam hij een flinke verzameling ridderordes voor zijn aandeel in het gevecht in Rusland en Siberië met zich mee. Hij was hier zeer trots op, zoals te zien valt op de foto uit 1918 waarop hij met zijn onderscheidingen prijkt. | |
Oordelen over en naar aanleiding van RuslandGrondijs' oordelen over Rusland en zijn bewoners waren niet mals. Hij was, zoals wel is gebleken, tegen revolutie. Die bracht in zijn ogen slechts chaos. Hij geloofde in de leidinggevende taak van een elite die zich in de loop van eeuwen had gevormd. Aan de massa van het volk diende niet te worden toegegeven, want dat zou het einde van de beschaving worden. Hij tendeerde dus naar antidemocratische opvattingen. Naar aanleiding van de Februarirevolutie sprak hij van ‘de bedrieglijke façade van de democratische beweging’. De Voorlopige Reegering proclameerde ‘het onzinnige beginsel van een “constitutieven volkswil”’. De ‘chaotische menigte’ van het Russische volk, ‘van denkbeelden ontbloot’, werd tijdens de revolutie ‘aangelokt door eene anarchie waarvan zij hoopt voordeel te kunnen trekken’.Ga naar eind7. Aan uitingen van genoemde ‘volkswil’ (aanhalingstekens van Grondijs) moest naar zijn oordeel niet al te veel waarde worden toegekend. Parlementen gehoorzaamden de instincten van de partijen waarvan ze afhankelijk waren of ze vertegenwoordigden (net als de pers trouwens) machtige belangen waarboven ze zich niet konden verheffen. Ergens spreekt hij van ‘het tijdroovende en futiele spel van parlementaire vergaderingen’. In landen met een weinig ontwikkeld normbesef als Rusland bestond behoefte aan een regering die haar wil aan het volk kon opleggen en haar macht louter ontleende aan haar prestige.Ga naar eind8. Het grootste bezwaar van Grondijs tegen de door de Oktoberrevolutie aan de macht gekomen Lenin en zijn bolsjewieken was dan ook niet dat ze ondemocratisch optraden. Het pleit- | |
[pagina 73]
| |
te in zijn ogen integendeel voor hen dat ze zich hadden weten los te maken van ‘de democratische vooroordeelen hunner overgangsperiode’: ‘Wellicht zal men later, in rustiger tijden, als eene verontschuldiging voor hun bloedig bewind kunnen aanvoeren, dat de volkskommissarissen in een tijdperk waarin Rusland in gevaar verkeerde, in ontelbare ochlokratische proefnemingen ten onder te gaan, het beginsel der alleenheerschappij hebben gered, zonder hetwelk het onmetelijke rijk tot oplossing en tot den ondergang zoude gedoemd zijn.’Ga naar eind9. Zijn diepe verachting voor de menigte van het volk spreekt wel heel duidelijk uit de volgende lange observatie, die de Russische boeren in het begin van de burgeroorlog betreft: ‘Zij zijn teruggevallen tot de anarchie der oorspronkelijke maatschappijen en vertoonen opnieuw den onzekeren wil en het zwakke verstand der wilde volksstammen. Voor den voorbijgaanden waarnemer, door wien zij zich onbespied wanen, zijn zij een allermerkwaardigst studieonderwerp. De halfgeopende mond is onophoudelijk in beweging, en de oogen dwalen langzaam en onzeker over de apostels en ikon's van den “antichrist”. Geen spoor van een meesterschap des wils; de bewegingen van het gelaat volgen getrouwelijk de opwellingen der ziel. De chaotische oorsprong en het gebrek aan samenhang van het innerlijk leven, die bij alle bezielde wezens overeenstemmen en aan het bestaan eener ziel zouden kunnen doen wanhopen, zijn bij hen niet meer verheeld. Zóó doorschijnend is hunne gelaatsuitdrukking, dat zij zelfs nog niet dien eersten graad van huichelarij schijnen te hebben bereikt, waarmede elke beschaving eerst aanvangt. (...) Overal om u heen ontmoet gij die beestelijke gelaten, die u wantrouwend en nieuwsgierig bestaren. Men stelt u handige vragen of valt u in de rede met een tergende onbeschaamdheid, waarachter zich de bloeddorst verbergt van panters, wien men den bloedsmaak in den bek heeft gegeven.’Ga naar eind10. Niet meer vertrouwen had hij in de massa van de soldaten. Als een der beroerdste consequenties der Februarirevolutie zag hij dan ook de geleidelijke afbrokkeling van de legertucht, waardoor het Russische leger was verworden. Sedert de eerste dagen van de revolutie had ‘de aangeboren neiging tot insubordinatie van het
Grondijs, 1918.
Grondijs en zijn vrouw in hun treinwagon in Siberië.
| |
[pagina 74]
| |
land, die onder het oude regime werd gecorrigeerd met de stok’ de samenhang van de gelederen gebroken: ‘De voornaamste militaire deugd van de eenvoudige Russische soldaat is gehoorzaamheid. Hij voelt zich hoe langer hoe meer in verwarring gebracht door de valse vrijheid die politieke combinaties hem hebben gegeven. Een krachtige stem die schreeuwt, een ijzeren hand die slaat: dat begrijpt hij.’Ga naar eind11. Grondijs' elitaire minachting was echter niet alleen bestemd voor de lagere volksklassen, maar ook voor de middenklasse, de burgerij, zowel de grote als de kleine. In tijden van revolutionaire spanning, zoals in Rusland in 1917, viel op de burgerij met haar koopmansmoraal volgens hem niet te rekenen: ‘Ze moge in normale tijden ongevaarlijke manifestaties organiseeren, snorkende proclamaties vol moedige beloften verspreiden, zoodra de schoten beginnen te knallen, en in de straten de lijken liggen, zoodra de door de revolutionairen losgelaten tuchthuisboeven begonnen zijn de woonhuizen te doorzoeken, zoodra de verschrikkingen der anarchie zijn losgelaten, dan zijn ook zeer sterke zenuwen niet tegen de “terreur” bestand. Dan zal men ondervinden, hoe weinig men kan rekenen op ongeoefende, ongeorganiseerde lieden, wier dagelijksch moraal tegengesteld is aan het offer voor de gemeene zaak. Neen, in zulke stormachtige tijden rust het gansche gewicht der ordehandhaving op den officiersstand.’Ga naar eind12. Volgens Grondijs vochten in een revolutie gewoonlijk twee kleine minderheden om de macht, de aanvallers en de verdedigers van de bestaande orde. De grote meerderheid wachtte lijdelijk de uitslag van het gevecht af, om daarna de kant van de overwinnaar te kiezen. Een groep die het bij Grondijs ook bij herhaling moest ontgelden waren de joden. Wat hij over de joden in Rusland en Oost-Europa naar voren bracht, kan zonder voorbehoud antisemitisch worden genoemd. Opmerkelijk is daarbij dat hij zijn negatieve beeld van de Oosteuropese joden zelfs in 1949 niet had bijgesteld, zoals blijkt uit de gewijzigde herdruk van zijn boek Tusschen twee werelden. De Russische (en Oosteuropese) joden vormden in Grondijs' ogen een vreemd en vijandig element binnen de natie. Zij hadden al een ‘tweeduizendjarige negotie- en woeker-traditie’ achter zich en waren hoofdzakelijk actief als ‘handelaren en geldschieters’. Produktieve arbeid verrichtten ze nauwelijks en tot belangeloze werkzaamheid waren ze ongeschikt. Teneinde hun belangen te dienen hadden zij zich grote invloed weten te verwerven (dat wil zeggen kopen) in kringen van zowel de regering (inclusief parlement en pers) als de oppositie: ‘Terwijl door deze sociale boekaniers rechts onder de heerschende klassen corruptie wordt gezaaid en uitgebuit, wordt links onrust benut en aangekweekt.’ ‘Hardvochtig als roofdieren’ waren de joodse woekeraars sedert lang ‘op het Russische dorp neergestreken’ en hadden zich aldus de haat van de lagere volksklassen op de hals gehaald, die rechtsherstel zochten door geweld, door middel van pogroms. Maar tegelijkertijd speelden de joden een buitengewoon belangrijke rol in de Russische revolutie. Een zeer hoog percentage van de commissarissen van het bolsjewistische bewind was joods. Grondijs gaf toe dat het in dit verband onjuist was om te spreken van een joodse samenzwering tegen de Russische maatschappij. Maar, zo liet hij daarop volgen, de joden waren opgetreden met een dergelijke eensgezindheid dat beschouwers licht hadden gemeend deze uit een samenzwering te moeten verklaren. De Russische joden hadden de revolutie eerst doen slagen en daarna uitgebuit. Want ook van hun nieuwe positie maakten zij weer gebruik. Bij het inbeslagnemen van vermogens werden de joden het meest gespaard. Voor de joodse revolutionairen waren ‘de bloeds- en rasbanden’ immers veel belangrijker dan politieke meningsverschillen. In de stad Aleksandrovsk (thans Zaporozje) bijvoorbeeld kregen de joden na de Oktoberrevolutie de beste baantjes in handen en wendden hun positie vervolgens aan in het joodse belang: ‘Van den nieuwen, onverhoopten werkkring maakten zij met een geweldigen, waarlijk Oostersch-blinden hartstocht gebruik.’ En elders ging het niet anders toe. Ook de buitenlandse reacties op het bolsjewisme werden volgens Grondijs sterk door joden beïnvloed. In Amerika bijvoorbeeld oefenden ‘verscheidene joodse groeperingen, die overhelden naar het bolsjewisme’ druk uit op president Wilson om niet tot militaire inter- | |
[pagina 75]
| |
ventie tegen de bolsjewieken over ce gaan. Grondijs deelde de visie van Kolcsjak dat de Amerikaanse politiek in Siberië in belangrijke mate en op fatale wijze werd bepaald door joden. Zo waren ook vrijwel alle tolken waarvan de Amerikaanse missies in Siberië gebruik maakten joods. Ten bewijze voegde Grondijs een uitgebreide lijst van zulke tolken toe met tientallen joodse namen.Ga naar eind13. | |
Jaren na Rusland (1920-1961)Hoewel Grondijs Rusland na zijn vertrek in 1920 niet meer terugzag, bleef het land hem sterk bezighouden. Daarom zullen we ook de rest van zijn biografie volgen, voor zover die voor ons onderwerp van betekenis is. Vanuit Siberië reisde Grondijs via Japan en Amerika naar Parijs, waar hij zich voor de komende jaren vestigde. Hij werkte er aan een natuurkundig laboratorium, maar verdiepte zich daarnaast in de kunstgeschiedenis, met als specialisatie de byzantinologie. Ook deze studie sloot hij af met een promotie en het was in dit vak dat hij koos verder te gaan. In 1922 publiceerde hij zijn Russische ervaringen onder de titel La guerre en Russie et en Sibérie. Het eerste deel hiervan verscheen in 1925 ook in het Nederlands als Episoden uit den Russischen revolutie-oorlog. In 1928 keerde hij terug naar Nederland om in Den Haag secretaris te worden van een door professor M.W.F. Treub opgericht antibolsjewistisch comité (mogelijk het Comité voor Nationale Samenwerking). In de komende jaren was hij actief in de strijd tegen revolutie, communisme en de Sovjetunie. In lezingen liet hij zich onder meer kritisch uit over de wijze waarop in de Sovjetunie de industrialisatie en de collectivisatie van de landbouw werden doorgevoerd.Ga naar eind14. Hij zat meetings voor waarin werd geprotesteerd tegen de godsdienstvervolgingen in de Sovjetunie. Obstructie van communisten drukte hij met behulp van wat stevige jongens in de zaal de kop in. Hij had zelfs plannen om in het geheim detachementen te vormen die moesten optreden tegen de volgens hem in die tijd dreigende revolutionaire onlusten. In sovjetvriendelijke kringen stond hij vanzelfsprekend niet zo goed bekend. Toen bij-
Grondijs na het innemen van Sterlitamak in de Oeral door de troepen van admiraal Koltsjak, april 1919. Naast hem de aalmoezenier van het vijfenveertigste regiment.
De Franse militaire missie in Siberië met rechtsboven Grondijs; gezeten tweede van links gen. Janin.
| |
[pagina 76]
| |
Tijdens de burgeroorlog gemartelde kozakken.
voorbeeld het Kennemer Lyceum in Overveen hem wilde uitnodigen om deel te nemen aan een lezingenserie over Rusland, voelde de Vereniging Nieuw Rusland zich geroepen de rector van het lyceum tegen hem te waarschuwen. In 1931 werd hij privaatdocent in de oostchristelijke cultuurgeschiedenis aan de universiteit van Utrecht. In het jaar daarop vertrok hij voor een bezoek van ruim een halfjaar aan het Verre Oosten. Hij nam opnieuw aan een Japanse veldtocht in Mantsjoerije deel. De Japanners hadden dit gebied kort tevoren bezet en er een marionettenbewind ingesteld en probeerden het nu te pacificeren. Toen de nazi's in Duitsland in 1934 hun propagandacampagne tegen de Sovjetunie startten, nodigde de met de leiding der propaganda belaste Edwin Dwinger (die zelf ook nog in het Witte leger tegen de Roden had gevochten) Grondijs uit om mee te werken. Maar die wees de medewerking, naar eigen zeggen, in een ‘scherpe brief’ af.Ga naar eind15. In 1936 werd het optreden van Grondijs (sedert het jaar daarvoor bijzonder hoogleraar in Utrecht) aanleiding tot vragen in de Tweede Kamer. De communist Wijnkoop wilde van de regering weten of juist was wat de betrokkene onlangs in een lezing had verklaard, namelijk dat hij in de Eerste Wereldoorlog en de Russische revolutie in Rusland had vertoefd met een bijzondere opdracht van de Nederlandse opperbevelhebber. De minister antwoordde dat Grondijs indertijd met de opperbevelhebber was overeengekomen dat hij hem zo mogelijk zou rapporteren over zijn bevindingen aan de door hem bezochte fronten. Dat was overigens niets nieuws, want de gewezen opperbevelhebber generaal C.J. Snijders zelf had hierover al in 1925 in de inleiding tot Grondijs' boek Episoden geschreven. Eveneens in 1936 bracht Grondijs een bezoek aan Spanje, waar kort daarvoor de burgeroorlog was uitgebroken. Hij nam bij beide partijen een kijkje maar koos, niet verbazingwekkend, de kant van Franco. De Spaanse revolutie was in zijn ogen de voortzetting van de Russische revolutie. Volgens het al eerder geciteerde apocriefe verhaal dook Grondijs met hetzelfde karretje waarmee hij vijftien jaar eerder stelend door Siberië was getrokken op in Spanje (een heel werk om dat zo lang en zo ver mee te slepen!) ‘om door de fascisten heroverde kerken op kunsthistorisch kleingoed na te speuren’. Grondijs werd met zijn pro-Franco-standpunt in rechts Nederland min of meer toonaangevend en men vroeg hem her en der voor voordrachten en inleidingen.Ga naar eind16. In de jaren dertig ondernam Grondijs als kunsthistoricus ook diverse studiereizen naar de veelal dictatoriaal geregeerde Oost- en Zuidoosteuropese landen. Hij had er uitstekende connecties tot in de hoogste regeringskringen. Toen Hongarije in maart 1939 met goedvinden van Hitler de Karpaten-Oekraïne (Roethenië) van Tsjechoslowakije annexeerde (volgens Grondijs werd het door Hongarije ‘herwonnen’), was hij een der eerste niet-militairen om met het Hongaarse leger binnen te rukken. Hij bezocht het gebied nogmaals in de winter van 1940-1941, dus na het uitbreken van de Tweede | |
[pagina 77]
| |
Wereldoorlog (waarin Hongarije Duitslands bondgenoot was).Ga naar eind17. Begin april 1939 al voorspelde hij in een lezing het sluiten van een pact tussen Hitler en Stalin. Een van zijn argumenten was het feit dat de Sovjetunie in de Hongaarse bezetting van Roethenië had berust. Charles Maurras schreef naar aanleiding hiervan in mei in Action Française het artikel ‘Le professeur Grondijs sur la connivence entre Berlin et Moscou’. Op 23 augustus kwam de voorspelling uit. In een andere lezing over hetzelfde onderwerp twee maanden later benadrukte Grondijs de continuïteit in de samenwerking tussen Duitsland en het sovjetbewind sedert de revolutie, slechts onderbroken van 1934 tot 1938. Na de conferentie van München in september 1938 was de samenwerking hersteld en al in maart 1939 zou de overeenstemming tussen Stalin en Hitler tot stand gekomen zijn. De spreker sloot echter de mogelijkheid niet uit dat Duitsland weer eens de vijand van Rusland zou worden.Ga naar eind18. Ook dat was juist gezien, want op 22 juni 1941 viel Hitler in weerwil van het pact de Sovjetunie aan. En nu we toch bezig zijn: in een clandestiene lezing voorspelde Grondijs ook geruime tijd van tevoren de ommekeer in de oorlog die eind 1942-begin 1943 bij Stalingrad plaatsvond.Ga naar eind19. Dit is niet de plaats om Grondijs' rol tijdens de bezetting uitvoerig te behandelen. We mogen ermee volstaan vast te stellen dat hij na afloop van de oorlog van collaboratie werd verdacht en zelfs voor korte tijd als hoogleraar werd geschorst (hij was in 1944 tot gewoon hoogleraar in de kerkelijke kunst en ikonografie te Utrecht benoemd, maar naar het lijkt zonder hulp van de Duitsers). Dit krenkte hem diep. Hij vond de nazi's tuig. Hij had inderdaad tijdens de bezetting contact gehad met mensen die ‘fout’ waren, zoals Nederlandse nationaal-socialisten. In de herfst van 1943 was hij zelfs ingegaan op het verzoek van enkele ss-ers die hem wilden spreken en was hij meegegaan naar het ss-Mannschaftshaus in Leiden: hij hoopte meer van hen te weten te komen over hun ervaringen in Rusland.Ga naar eind20. Maar hij meende dat zulk contact zijn recht was en dat hij zelfstandig op grond van eigen waarneming zijn standpunt kon bepalen. Hoe men hierover ook wil denken, de zuiveringscommissie te Utrecht zag geen aanleiding om stappen tegen hem te ondernemen en al in december 1945 werd hij in zijn functie hersteld.Ga naar eind21. Later werd zijn zaak geseponeerd. Wel moeten we nog blijven stilstaan bij zijn houding tijdens de oorlog tegenover Rusland. Na de aanval op de Sovjetunie oefenden de Duitsers in bezet Nederland druk op hem uit om lezingen te houden en artikelen te schrijven tegen de bolsjewieken, maar hij ging hier niet op in. In een artikel getiteld ‘De Russische soldaat’ in De Telegraaf van 10 juli 1941 prees hij integendeel de militaire capaciteiten die de Russen in de Eerste Wereldoorlog in de strijd tegen het Duitse leger hadden getoond, wat kon worden gezien als een indirecte steunbetuiging aan de strijd van de Russen op dat moment. Overneming van het artikel door andere kranten werd onmiddellijk verboden en er volgde zelfs een arrestatiebevel, dat echter niet werd uitgevoerd omdat men hem later nog hoopte te kunnen gebruiken. Maar ook daarna bezweek hij naar eigen zeggen niet onder de Duitse druk. Dat hij nooit gevangen werd genomen, had hij naar zijn mening te danken aan het feit dat hij met de wapens in de hand tegen de bolsjewieken had gevochten.Ga naar eind22. Een van de ‘foute’ contacten die Grondijs tijdens de oorlog had was met Arnold Meijer van het Zwart en Nationaal Front. Dat de twee het echter niet met elkaar eens waren blijkt uit een brief van Meijer aan zijn vriend de Tilburgse fabrikant Mutsaerts van 12 december 1943 waarin Meijer een recente bijeenkomst ten huize van Mutsaerts ter sprake brengt waarbij ook Grondijs aanwezig was. Meijer, zo blijkt uit de brief, vond het op de bijeenkomst door Grondijs naar voren gebrachte standpunt inzake de Sovjetunie ‘onbegrijpelijk’ en zelfs ‘funest’. Grondijs zou hebben beweerd dat Stalin volkomen andere opvattingen had dan vroeger en dat ook het communisme niet meer hetzelfde stelsel was van vroeger. Meijer meende dat er geen betere manier bestond ‘om de menschen tegen het communistische gevaar in slaap te sussen’.Ga naar eind23. In december 1945 in zijn functie hersteld was Grondijs nog tot zijn emeritaat in 1949 hoogleraar. Ook daarna bleef hij actief en hij behield zijn vechtlust tot het einde. Hij overleed in 1961 op tweëntachtigjarige leeftijd in de schermzaal in Den Haag. | |
[pagina 78]
| |
ConclusieWat is de betekenis van L.H. Grondijs voor Rusland en onze kennis van dat land geweest? Als correspondent van enkele internationale bladen en ook op andere manieren heeft hij tijdens de Eerste Wereldoorlog en in het begin van de revolutie en de burgeroorlog informatie over Rusland verschaft op een moment dat zulke informatie in het Westen schaars was. Hij fotografeerde ook zelf en nam naar het schijnt menige foto die zeer ‘gezocht’ was. Erg objectief was zijn berichtgeving echter niet, daarvoor koos hij te zeer partij. Hij mengde zich daadwerkelijk in Russische zaken en speelde daarin een zekere, zij het niet zeer prominente rol. Hij stond al snel klaar met zijn vaak nogal eigenzinnige oordeel. Om die reden vallen zijn te boek gestelde Russische ervaringen als bron van de Russische geschiedenis van die periode soms een beetje tegen. Na zijn vertrek uit Rusland bleef hij de ontwikkelingen daar volgen. Hij toonde zich vaak goed geïnformeerd. Zo uitte hij vanaf het begin kritiek op de manier waarop de industrialisatie en de collectivisatie van de landbouw werden doorgevoerd en voorspelde hij enkele maanden van tevoren het pact tussen Stalin en Hitler en daarna ook de ommekeer van de oorlog bij Stalingrad. Over het geheel genomen was zijn Ruslandbeeld, net als zijn wereldbeeld, reactionair. Stellig heeft hij met zijn grote publicistische activiteit gedurende het interbellum invloed gehad op het Nederlandse Ruslandbeeld, al valt moeilijk te meten hoe groot die invloed is geweest. Zijn opvattingen over de Sovjetunie vielen in Nederland met het in die jaren heersende tamelijk rechtse klimaat (waarvan hij natuurlijk ook zelf ten dele het produkt was) in elk geval in goede aarde.
Omdat het notenapparaat bescheiden is gehouden wil de auteur op deze plaats apart nog enkele personen bedanken die hem met grote bereidwilligheid informatie hebben verschaft over L.H. Grondijs, en wel mevrouw M.E. Grondijs-Roelants (een schoonzuster) en haar beide dochters in Den Haag, de heer H.W.P. Grondijs (een neef) in Ermelo, en prof dr. P. Singelenberg (destijds student-assistent) in Utrecht. |
|