Maatstaf. Jaargang 35(1987)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Ilse Starkenburg Gedichten [november was langer] november was langer en de kleuren van de herfst hadden we nog nooit gezien de koekjestrommel was zwaar en voornaam we zien hem niet meer staan als troost, samen met koffie en andere dingen raken we hem gedachteloos aan het huis was zo groot en centraal bijna overbelicht nu wonen we hier nog in november klein en verbleekt is alles geworden ondergeschikt aan het verdriet om twee verdwenen ogen. ■ [pagina 16] [p. 16] [in de hitte] in de hitte ontstond een vriend door de lijnen die ze met haar armen trok eerst heel chaotisch ze werd er duizelig van toen trok ze steeds dezelfde lijnen en tenslotte hoefde ze niets meer te doen ze zag zijn gezicht in iedere steen ze zag hem staan op iedere straathoek en die zomer was ze niet alleen. ■ [ik moet een beestje verzorgen] ik moet een beestje verzorgen een beestje met stekels met de onderste stekel zit hij vast aan een groen blad dat zit er dus ook altijd bij dat moet ik ook verzorgen het beestje klaagt dat het geen armen heeft en geen benen, en geen borsten hij heeft alleen gedachten die hem kwellen er is een vergissing begaan gedachten kwamen terecht tussen verkeerde wanden mijn beestje heeft de gedachten van een koning. ■ [pagina 17] [p. 17] [er kwam geen einde] er kwam geen einde aan het smalle steegje met aan weerszijden achterkanten van hoge huizen ze zei tot zichzelf: doorlopen doorlopen loop door kijk niet achterom laat het achter vul je hoofd met woorden voor een zieke een kind dat je wiegt overal tovertaal nog een stap nog... een... stap... ze hoorde dat haar voetstappen zich van haar verwijderden dat het geluid wegstierf. ■ [pagina 18] [p. 18] [in een ander gebouw wordt gelachen] in een ander gebouw wordt gelachen wij lachen niet mee omdat we in dit gebouw zijn we horen de geluiden uit het andere gebouw alleen maar door de dunne muren komen iemand doet de deur op slot nu moeten we altijd blijven waar we maar even wilden zijn met deze mensen moeten we honderd jaar omgaan dit gebouw lijkt wel een lichaam en wij de lichaamsdelen maar ik kan het niet hebben dat deze mensen, deze zware blokken niet blijven zitten op één plek ver van elkaar zonder te praten en dat ze hun dikke kleren niet uitdoen terwijl het hier zo heet is met deze mensen wil ik niet uit deze ramen kijken. ■ Vorige Volgende