Marianne Wolfert
Reclining women
je hebt buikpijn zeg je, en ik leg heel zachtjes mijn hoofd in die vallei van je buik, ik zink weg tussen je heupbeenderen, ik leg een hand op je maag en mijn vingers raken je ruggewervels - ja - en met mijn andere hand zoek ik je borsten, de plaats waar ze zouden moeten zitten, waar nu twee uitgedroogde paarsbruine tepels in een huidplooi dwalen. Sorry zeg je, ik heb last van mijn darmen, ik heb een opgezette buik. Dat komt van de dulcolax, dat houdt vocht vast, de rotzooi. Ik moet er steeds meer van innemen. Het kost me handenvol geld. Zou je misschien mijn voeten willen masseren? het lijkt of ze slapen; en ik daal af naar je voeten, blauwe botjes, door en door koud, ik neem ze in mijn handen en begin te wrijven, maar ik ben bang dat ik de huid er afwrijf, hij lijkt wel doorzichtig, ik ben bang dat ik te hard zal knijpen, iets breek. Je tilt moeizaam je hoofd op, gigantisch groot lijkt het zo van hier af gezien, je ogen zijn heel flets blauw en staren in een diepte die ik niet kan peilen, je haar hangt kleurloos en sluik langs je gezicht, op je voorhoofd zit een plek die alle kleuren van de zee vertoont, af en toe straf je jezelf, daar kun je niets aan doen. Je kijkt naar me en je ziet wat ik denk, je glimlacht, je wilt me geruststellen: er is toch altijd nog Henry Moore zeg je, en ik vertel je maar niet dat hij een paar weken geleden overleden is - merkwaardig, hoe jij juist van die zuivere, welvende vormen van Moore houdt, reclining women, in Giacometti zou je je eerder moeten herkennen maar misschien gaat het je niet om de herkenning maar om de vervreemding, en het verlangen. Wat doe je toch vraag je, ik voel haast niets, je mag wel wat steviger wrijven.
Eigenlijk zou ik er een lucifer bij moeten houden denk ik - als je toch niets voelt, je zou prima branden, je droge huid zou knisperend wegschroeien, het vuur zou langs je liezen optrekken naar je buik, eindelijk zou je een warm gevoel in je buik hebben, de pijn zou verdwijnen, je zou verlost worden van de obsessie met je uitgerekte maag, de restanten van je verafschuwde borsten, je keel die dag in dag uit oranjegele pilletjes moet slikken en kilo's voedsel uit moet braken zou rust krijgen, je smalle mond met de uitgescheurde mondhoeken zou niets meer hoeven zeggen, je haar zou vlam vatten en je zou niet eens meer je ogen hoeven sluiten, tot een reusachtige bleekblauwe traan zouden ze smelten - al die tranen die je in je leven niet hebt kunnen huilen, en eindelijk zou je niet meer hoeven zien, niet meer hoeven den-