Maatstaf. Jaargang 34(1986)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Rob Schouten Gedichten Zoeker ben ik zeker en ik vind dat niets het essentiële krachtig speelt, u wel? Indo tot Kerm, Page tot Pijl; ook zie ik niet wat de natuur meer biedt dan de globale indruk zo te horen. Het bladeren en dwalen dat ik zoek, als het iets anders is, schrijf dat dan niet. ● Wat proppen poëzie moeten de deur maar uit, dedain in een loodgrijze bult. Peuken, kaaskorsten, prakjes bescheuren zich. Een nieuwsgierige krant van vorig jaar probeert de nieuwkomers te lezen: ‘Wat proppen poëzie moeten de deur maar uit.’ ‘Laat dat!’ schreeuwt overspannen onze dichtkunst, ‘wij generen ons hier vreselijk!’ Een hond struint langs, kiest een gerafeld kippebeen. Naar buiten staart de dichter glazig uit zijn menselijke warmte. Hem valt de Reinaert in en hij verwerpt die weer. ● ...En niet alleen het hoofd gedachten, ouwe rommel meest, maar ook steeds handen, rechts een pen en links een sigaret. Kan zijn dat blauw de hemel drijft, een koopman op de Cuyp waar schreeuwt en in Tasmanië ze naast elkaar gaan liggen. Wie het zal zeggen komt niet langer uitentreuren langs. Ik rook verstandig, als een assegaai de pen gericht op wat de hersens lullen voor het eigen aangezicht. [pagina 54] [p. 54] Ziel voor Annemarie Ik zou liever een kwaliteitsziel hebben die ik niet kende; niet dit inruilding uit mensen die ik maar bekeken heb, dat het alleen doet als ik ernaar kijk. Mijn ziel zou ouderwets onzichtbaar zijn en in mij zitten. Alles wat ik zweeg en riep zou er duurzaam vervuld van zijn. Ik zou er niet aan denken haar te wensen. Zo'n ziel die je nog eens verkopen kunt. Vorige Volgende