Milan Kundera, De ondraaglijke lichtheid van het bestaan
Bevoegde geruchten gaven mij in om pal voor de zomervakantie maar weer eens een boek te kópen: De ondraaglijke lichtheid van het bestaan van Milan Kundera. Behoorlijke vergissing, vanaf de eerste regels boterde het niet tussen dat boek en mij. Wat een grove diepzinnigheid en wat een modieus gebruik van verteltechnieken! Dwars door alle kritische aders sloeg het me direct op de affecties.
Fictie, authenticiteit, ingrijpende schrijver, filosofie, politiek-maatschappelijke achtergrond, dat alles in korte hoofdstukken met veel wit om van die diepzinnigheid bij te komen. Ach, het is heus geen heel slècht boek, maar het ergerde me bovenmate te weten dat lezers die ik hoogacht het een heel góéd boek vonden, het beste dat ze de afgelopen tijd lazen, en dat ze met bevende vingers de pagina's omsloegen. Nietzsche en Parmenides, de eeuwige terugkeer en de tegenstellingen binnen het bestaan, dolen door Kundera als verdwaalde encyclopedie-lemma's. Zo'n Parmenides bijvoorbeeld (verdacht in de mode; kwam hem de laatste tijd ook in heel wat Nederlands werk tegen) wordt, door onvolledige versie van z'n denkbeelden, van ontoloog een soort welzijnswerker.
De beste parten zijn die, waarin Kundera het leven van een maatschappelijk gevallen Tsjechi-