| |
| |
| |
[Nummer 7]
Martin Ros
Literatuur en fascisme
In de film van Syberberg over de reflet nazi kraait de vastberaden marionet Hitler, hangend aan touwtjes van kitsch en kwaadaardigheid, uit: ‘De wereld is vandaag rijker aan fascisme en nazisme dan ik ooit heb kunnen dromen. Ja, helemaal becijferen kan ik het natuurlijk niet maar let ook eens op hoe ze met me bezig blijven: dat is toch een machtig mooi teken dat ik niet dood ben maar over de wereld waar.’
Inderdaad wemelt het thans zeker zozeer van dictaturen en eenpartijsystemen als vóór Hitler aan de macht kwam. Patriottische loyaliteit is daarin nog steeds een eerste en uiterste levensvoorwaarde. Er worden persoonlijkheidscultussen gevierd. Sterven in de vaderlandse oorlog is het goede martelaarschap. Jeugd, kracht, succes worden verheerlijkt. Vlaggen, vaandels, foltering, terreur, geheime politie, vreemdelingenhaat, volkerenmoord, censuur, religieus fanatisme, staatspropaganda, sociaal nationalisme, nationalistisch socialisme.
De slagschaduw van Hitler, de reflet nazi, manifesteert zich nog altijd, verwrongen, neo, incognito, als de mythe van nationalisme en socialisme in een nieuwe orde. Deze fatale mythe is niet begraven in 1945.
| |
Ondergang
In 1945 ging het Derde Rijk ten onder. Het sleurde een wereld met zich mee in de ondergang: die van het fascistische tijdperk en van de ideologie, waarin ook de collabo's hadden geloofd tot de dood er op volgde. De laatste lotgevallen van deze collabo's, tussen de zomer van 1944 en het voorjaar van 1945, vormen een ongehoord historisch spektakel. De zich binnen zó korte tijd in steeds versnelder tempo voltrekkende drama's en tragicomedies van en rond deze collabo's zijn alleen maar te vergelijken met de tragedies in 1814/1815 en 1917/1918, toen de napoleontische wereld en de voor-revolutionaire orde ineenstortten.
Een vijftiental staten werd tussen 1939 en 1945 door de fascistische mogendheden bezet of collaboreerde daar mee. Daaruit en uit tenminste tien neutrale of antifascistische landen traden collabo's aan de zijde van het fascisme.
In 1945 ging de wereld van de collabo's ten onder. De tienduizend rond de Vlaamse landsleiding in Duitsland. De Franse pétainisten op het kasteel in Sigmaringen. De Engelse jackals of the Reich die de Rijksdag verdedigden. De Russische fascisten. De Indische legioenen van Bose. De Hongaarse Pijlkruisers die de laatste grote holocaust voltrokken. De vrijwilligers uit 12 landen in de ss-divisie Das Reich die in juni 1944 Oradour uitmoordden en in mei 1945 nog bijna de opstand van Praag neersloegen. De oude onderwereld in de nieuwe fascistische onderwereld waarin de Parijse dokter Petiot een privé-pogrom voltrok. De schrijvers van rang en reputatie die de romantiek van het fascisme, het radicalisme van het nazisme, het racisme en het antisemitisme verdedigden en verwoordden: Brasillach, Drieu la Rochelle, Céline, Pound.
André Malraux heeft eens geschreven: ‘Ook de schrijvers die in het fascisme vluchtten, zochten naar een doctrine over de menselijke waardigheid. Het was de verkeerde. Maar een pessimistische activist van het slag Drieu la Rochelle moest wel voor het fascisme kiezen. De decadentie van Europa was volgens hem te wijten aan de linkerzijde die
| |
| |
de progressie met de mond had beleden, in werkelijkheid de revolutie had tegengehouden. Ter wille van een nieuwe revolutie, die socialisme, nationalisme, sociale vooruitgang en strijd tegen de decadentie zou verenigen, bleek hij bereid zich te lenen voor de schande van het fascisme. Daarin ligt het drama van zijn leven en van dat van vele collabo's.’ Voor vrijwel al deze collabo's onder de schrijvers - en niet alleen onder de Franse - was het fascisme een revolte tegen de gevestigde orde die wilde breken met de bestaande ideologieën die de maatschappij en de levensstijl domineerden maar niet in staat waren geweest de wereld te veranderen. In dat fascisme zat aan de ene kant een dorst naar revolutie en aan de andere kant tegelijk een wil het verleden te bewaren in de voortzetting van de nationaal-culturele traditie. Het fascisme wilde de democratie, het liberalisme, het marxisme vernietigen om de nationale collectiviteit te redden uit de materialistische verstarring van de burgerlijke orde. Natie en civilisatie konden enkel gered worden van de smerige decadentie van het kapitalistische demo-liberalisme door ook dat integrale laatste produkt van het kapitalisme te vernietigen: het marxisme, deze ideologische parasiet van het liberalisme die immers een verzoening van arbeiders en vaderland in de weg stond.
Het fascisme, men vindt dat terug in vrijwel alle theoretisch bedoelde beschouwingen van fascistische schrijvers, was noch links, noch rechts maar een authentieke revolutie, een spiritualistische namelijk, en zelfs een idealistische. Men wilde een nieuwe mens creëren in een nieuwe samenleving. De fascistische schrijvers hebben bij al dit spiritualistische gedweep tegen het materialisme niet over het hoofd kunnen zien of juist per se over het hoofd gezien dat het fascisme in de praktijk een pseudo-humanisme was dat de mens dwong onder de tirannie van de meest wollige, mystiekerige, twijfelachtige spiritualiteit: de cultus van het ras, de cultus van de natie, de cultus van de eenheidspartij die ten slotte in de corporatieve staat zal opgaan, de wil tot macht onder de discipline van een leider, de uitsluiting en vervolgens vernietiging van alle politieke tegenstanders als restanten van het democratische tijdperk. Tot die tegenstanders behoorden in de eerste plaats de joden. Niet alleen in het eerste program van de nsdap, ook in alle programma's van alle fascistische groeperingen en partijen is het racisme als agent provocateur van de spirituele revolutie terug te vinden.
Het is dit overwegende accent op het racisme inclusief de monde concentrationnaire die in elk fascistisch program besloten ligt die schrijvers en intellectuelen altijd, ook in de verwarrende crisisjaren dertig, hadden moeten weerhouden om met het fascisme te sympathiseren. In die zin is er tegenover geen enkele vorm van collaboratie, ook de geringste, ooit enig excuus. Brasillach beweerde nog vlak voor zijn dood dat het fascisme in Frankrijk de synthese was van de revolutionaire tradities in communisme en socialisme - hij doelde op het feit dat de fascistische leiders Doriot, Laval, Déat ooit kroonprinsen van de socialistische en communistische partijen zijn geweest. Hij is echter voor altijd het antwoord schuldig gebleven op de vraag of het antimenselijke slotakkoord in de holocaust van het wereldfascisme soms een synthese is geweest van alle menselijke patronen in de geschiedenis.
| |
Brasillach
Nog altijd ligt over de relatie tussen fascisme en literatuur, die zo'n stroom van boeken heeft opgeleverd, een moeizaam taboe. De nieuwe fascistische orde stelde dat het nationalisme en socialisme verenigde, dat het deze twee grote emanciperende krachten uit de negentiende eeuw tot twintigste-eeuwse synthese bracht. In die bizarre verkrachting van grote idealen en grote illusies riep het fascisme een aantal, thans nóg raadselachtige krachten op. Die van massa's die zich geestdriftig uitleverden aan hun knechting. Die van intellectuelen die in polemische of elegische bevlogenheid het in de kern ten dode gerichte fascisme formuleerden of aanmoedigden.
Op 6 februari was het veertig jaar geleden dat Robert Brasillach werd gefusilleerd, ter dood veroordeeld wegens collaboratie met de
| |
| |
vijand. Een verraad dat zich uitsluitend in schrifturen had voltrokken. Zijn fascistische overtuiging werd gedragen door wat hij zelf eens zijn grote antikapitalistische heimwee noemde. Hij ontvouwde dit in zijn artikel over het 1 mei-feest in 1941, gepubliceerd in het fascistische weekblad van de atroce équipe, Je suis partout: ‘Het feest van de Franse arbeid vieren wij voortaan broederlijk met die andere universele feesten van de arbeid: het is het teken van het diepe verlangen van u en van mij naar dat verbond tussen stralend nationalisme en proudhoniaans socialisme. Want daarin ligt de waarheid van onze tijd.’
Het tegen Brasillach gevoerde proces was een Raciniaans drama. Het speelde zich af op één dag, de Duitsers vochten op dat moment nog vertwijfeld tegen hun nederlaag dóór in het Ardennenoffensief. Brasillach bleef zijn fascistische geloof in het zicht van de dood trouw op een wijze die zijn tegenstanders imponeerde en irriteerde.
‘Anderen hebben tientallen jaren gezwenkt en gesjacherd, in de politiek, in hun overtuigingen, in hun meeloperij. Ik heb twintig levens geleid. Eén daarvan heeft in dienst gestaan van het fascisme. Daarvoor moet ik nu boeten met de dood van de negentien andere. Want in dat ene leven lag alles waarin ik geloofde, alles waarop ik hoopte. Ik heb twee jaar met de Duitsers geslapen omdat ik Fransman wilde blijven. Daarom rest mij nu de kogel.’
In de ironische toespeling op zijn beweerde homoseksualiteit legde Brasillach óók het frustrerend schisma bloot binnen de gelederen van hen die hem veroordeelden. De aanklager, die zijn dood eiste, had nog in 1942 onder het pro-Duitse Vichy-bewind verzetsmensen ter dood veroordeeld en zich tijdens de oorlog in Je suis partout zelf positief uitgelaten over de nieuwe orde.
| |
Fascisme immense et rouge
Robert Brasillach en een hele groep van zijn generatie zochten in de jaren dertig tegenover de veronderstelde versplintering binnen de democratie het fascistische engagement. In het volharden van de economische crisis zagen zij het teken van de onherroepelijke ondergang van het kapitalisme en het daarmee verbonden tijdperk van de parlementaire democratie. Brasillach wilde per se geloven in z'n fascistische mythe van jeugd die ruïnes opruimt. Hij is het type van de l'homme fasciste, de homo fascista, ook en vooral in zijn verbeten onwil om kennis te nemen van alle overweldigende informatie over de wezenlijke kwaadaardigheid van het fascisme, van het racisme en van het antisemitisme. Hij revalueert al zijn vroegere overtuigingen, die toch verworven waren in intense intellectuele vorming, in het licht van het nieuwe geloof. Er is in zijn hele gigantische oeuvre geen spoor terug te vinden van enige interesse in economische of sociale feiten. Hij schrijft steeds weer over het nieuwe nationale socialisme als een fascisme immense et rouge terwijl er in zijn hele werk geen arbeider voorkomt. Wat hij aan theorie over het fascisme bezat, was vooral ontleend aan de Oeuvres capitales van Charles Maurras, de nu al bijna legendarische maître à penser van de contrarevolutie in Frankrijk, van de affaire-Dreyfus tot en met de collaboratie onder Pétain. Onlangs publiceerde een nog levende gelovige van Charles Maurras' evangelie, de royalistische psycho-analyticus Pierre Boutang, een pil van zevenhonderd pagina's over Maurras. Daarin stelt hij triomfantelijk dat vóór de oorlog drie van de vier jonge intellectuelen in Frankrijk graag hun leven zouden hebben geofferd voor dat van Maurras.
In de autobiografie Notre avant-guerre beschrijft Brasillach de lotgevallen van zijn generatie in de storm vóór 1940. In het eerste deel wappert de baard van de dove Maurras bijna boven elke bladzij uit. Voor de hele radicale rechterzijde in Frankrijk, van de monarchistische Action française tot de fascistische Parti populaire français van de ex-communist Doriot, heeft Maurras de doctrine van de revolutionaire contrarevolutie neergezet. Maurras wenste een wending van 180 graden ten opzichte van de Franse revolutie van 1789: de republiek moest weer monarchie worden. De politieke partijen dienden te verdwijnen, zo zou er ook een einde komen aan de heilloze verdeling tussen links en rechts. Joden,
| |
| |
protestanten, vrijmetselaars en marxisten zouden zich vervolgens via hun partijen en organisaties niet meer kunnen bemoeien met het heldere, totaal Franse nationalisme, met de nationaal-autoritaire staat. De intelligentsia zou klassiek-agnostisch zijn maar het katholicisme moest de ordenende staatsgodsdienst wezen. De nieuwe samenleving zal er een zijn van corporatieve verbanden. Men denkt rationeel, men leeft romantisch. Boutang citeert in zijn boek verschillende malen de Gaulle. Vóór 1940 heeft deze veel in de ideeën van Maurras gezien. Nog vlak voor de Franse nederlaag in 1940 schreef de Gaulle: ‘Maurras is gek maar hij heeft gelijk en omdat hij gelijk heeft is hij gek geworden.’ Maurras is zijn leven lang een anti-Duits nationalist gebleven. Tijdens de oorlog steunt hij de collaboratie maar weigert een totale Frans-Duitse alliantie. Brasillach hoont dan: ‘Meester, herkent ge de ware tegenstander niet meer? De Gaulle en zijn kliek, dát is toch rechtse roomse reactie.’
Brasillach beschrijft het fascisme als een nieuw mal-de-siècle. Waarom fascineerde het zoveel jongeren, schrijvers, intellectuelen? Zij waanden het fascisme revolutionair. Het communisme was behoudend Russisch nationaal-bolsjewisme geworden. Het socialisme pacteerde met centrum, christen-democraten en liberalen in de parlementaire democratie. Het fascisme alleen richtte zich onverkort en restloos tegen de bestaande orde, tegen het bestaande democratische bestel. De linkerzijde vormde een onderdeel van dit bestel. Voor de oude, rechtse elite en voor de heimatlose Linke is het fascisme de revolutionaire beweging bij uitstek. Het voltrekt een historische omwenteling door oude en nieuwe reactionairen revolutionair te maken tegen de bestaande orde. De droite revolutionnaire ontstaat. Het fascisme slokt alle revolutionaire heimwee, het anti-kapitalistische zo goed als het reactionaire, op tegen het verpolitiekte parlementaire bestel. Zó kon het fascisme, als vergaarbak van zeer, soms radicaal uiteenlopende revolutionaire sentimenten, een massa-beweging worden. Drieu la Rochelle ontdekt en formuleert het fascisme als nieuwe radicale nationaal-socialistische eenheidsbeweging die een einde maakt aan de politiek. Het systeem van politieke partijen is voor hem de wezenlijke oorzaak geweest van de Europese neergang. Een fascistische partij bestaat niet. Het fascisme is een beweging die voorgoed afrekent met de politiek. De politiek heeft alle verziekende, frustrerende, leugenachtige, de vitaliteit van het Westen blokkerende ontwikkelingen gestimuleerd, in de cultuur, in de kunst, in de hele samenleving. Bijna alle schrijvers die met het fascisme hebben gecollaboreerd laten in hun geschriften sympathie doorschemeren, gegrepenheid dikwijls, voor en door de anti-politieke zending van het fascisme. Brasillach presteert het zelfs in zijn haat tegen de Derde Republiek óók de
anarchisten aan het fascisme te verbinden. Op 21 mei 1943 herdenkt hij in Je suis partout de Commune van Parijs in 1871. ’Wij hebben weer een krans gelegd met het opschrift Aan de eerste slachtoffers van het regiem, bij de muur der gefedereerden. Voor ons zijn deze communards gefusilleerd als slachtoffers van de republiek en van de orde van Versailles. Ons hart is altijd dichtbij hen geweest!’
En Céline ziet tenslotte de revolutionaire radicaal Hitler de zo smartelijk verhoopte versmelting van nationalisme en socialisme voltrekken. Een van de laatste zinnetjes in zijn pamflet L'école des cadavres luidt: ‘Wie is de ware vijand van het kapitalisme? Dat is het fascisme. Wie is de ware vriend van het volk? Het fascisme. Wie doet het meest voorde arbeider? Rusland of Hitler? Dat is Hitler.’
In 1978 interviewen de journalisten André Harris en Alain de Sedouy de hardnekkig fascistisch gebleven uitgever van Minute, die tijdens de oorlog in de Milice gruwelen voor zijn rekening genomen heeft tegen de résistance: Op de vraag waar het fascisme staat en stond, antwoordt hij vastberaden: ‘Het fascisme en het nationaal-socialisme blijven voor mij uiterst linkse ideologieën. Hitler was voor mij een vertegenwoordiger van radicaal-links: hij was een revolutionair.’
Het fascisme heeft zich in de Franse literatuur van een vooral polemische traditie verzekerd onder meer door de ontzettende pam- | |
| |
fletten en tirades van Céline, Rebatet, Brasillach, Drieu la Rochelle. Pierre Dominique heeft er in zijn Les polemistes français op gewezen dat vrijwel het complete bestand aan grote polemisten in de negentiende en twintigste eeuw anti-democratisch gericht was. Daarbij was er dan een soort fifty-fifty verhouding tussen anarchistisch anti-democratisme en wat we gevoegelijk pre-fascistisch anti-democratisme mogen noemen. Vrijwel alle polemisten die Céline bewonderde en uit wier tongval en toonhoogte hij putte bij het scheppen van zijn eigen unieke ferocité littéraire hebben zich continu gericht tegen de bestaande orde van de Derde Republiek: Drumont, Rochefort, Barrès, Leon Bloy. Dominique trekt een nog wat forser conclusie. Volgens hem is de schrijver in zijn pure individualisme vrijwel gepredestineerd een kritische tot polemische houding tegenover elke bestaande orde aan te nemen. In Frankrijk is de bestaande orde na 1871 die van de Derde Republiek, of die nu meer centrum-rechts of centrum-links werd geregeerd. De traditie van een polemische literatuur tegen de bestaande orde van de Derde Republiek heeft een aanzienlijke invloed geoefend op of impuls gegeven aan de anti-democratische en pre-fascistische inzet die zoveel schrijvers in de jaren twintig en dertig aan de dag leggen en die aan hun schrifturen zo'n voor het fascisme kenmerkende heftige en radicale toon geeft. Ook de bij veel polemisten in de negentiende en twintigste eeuw in programmatische of vileine kontekst optredende antisemitische invectieven vallen geheel binnen een traditie. Zo sterk zelfs dat Céline's antisemitische zinsneden en citaten soms lijken op een als presemitisch bedoeld pamflet van Leon Bloy. Deze katholieke verdediger van de joden verheerlijkte
de door hem geproclameerde uitverkorenheid van de joden echter wel in onder meer deze termen: ‘Zeker, ik verafschuw de joden net zo erg als iedereen maar om veel hoger redenen, niet vanuit infame jaloezie of afgunst. Het feit dat ze bijna allemaal zo opvallend rijk zijn is in mijn ogen een diep mysterie dat samenhangt met de meest transcendente metafysica. Ze worden door god gedwongen om zonder dat ze het zelf willen, dus op bovennatuurlijke wijze, hun afschuwelijke smeerlapperijen uit te voeren. Dat is nodig om hen in hun diepste verworpenheid instrumenten van onze Verlosser te doen zijn. Maar in moreel en physiek opzicht is het jodenpak natuurlijk een samenraapsel van alle afschuwelijkheden in de wereld.’
Het fascisme presenteerde zich als de opstand van de jeugd voor veel schrijvers die zich zorgen maakten over de democratische decadentie zoals die zich manifesteerde in economische crisis en verscherpte sociale tegenstellingen. Brasillach heeft er zich gedurende de hele periode van zijn fascistische engagement door gefascineerd getoond. Het fascisme immense et rouge was voor hem de wederopstanding van een jong Europa. Toen hij enkele dagen voor zijn dood pas vernam wanneer hij definitief geëxecuteerd zou worden - op 6 februari 1945 namelijk - liet hij nog weten: ‘Het is een eer om te sterven elf jaar na het eerste oproer van de Franse jeugd tegen de leugens van de tijd.’ Op 6 februari 1934 namelijk liep de jeugd die Brasillach bedoelde met de fascisten storm tegen de Derde Republiek. De republiek die Brasillach zo haatte: ‘Waar wij een einde aan willen maken,’ schreef hij al begin februari 1933, na het aan de macht komen van Hitler, ‘is: aan een politiek van marchanderen met stemmen, van coalities tegen het algemeen belang, van onverantwoordelijke uitlevering aan linkse mystiek die tot een oorlog moet leiden die men zal verliezen, van het eindeloze gedebatteer en de ordeloze uitplundering van de staat.’
De mythe van de jeugd is een veel schrijvers begoochelende grondtoon in het fascisme die in de jaren dertig ook tegenstanders kon verblinden. Zo liet na de grote verkiezingszege van de nsdap in 1932 Stefan Zweig in een brief aan Klaus Mann weten: ‘Maar dit is toch de opstand van de jeugd, een nationale revolutie die wij als ouderen misschien ook niet meer kunnen volgen.’
In dat jaar 1932 zijn alle rijksdagleden van de nsdap - en trouwens ook van de kpd - jonger dan veertig jaar. De voor vier-vijfde uit jongeren beneden de vierentwintig jaar be- | |
| |
staande sa groeit tussen 1921 en 1933 uit van 5000 tot 850.000 leden. De Amerikaanse politicoloog Peter Merkl stelde in zijn The making of a stormtrooper dat de sa, vóór z'n dekapitering door Hitler en de ss, doortrokken was van een antiburgerlijk en antikapitalistisch heimwee dat voornamelijk gedragen werd door werkloze jongeren. Tientallen schrijvers die voortkwamen uit de na 1918 tussen uiterst links en uiterst rechts in de Weimarrepubliek doorzettende zogenoemde conservatieve revolutie liepen in de periode 1930-1933 naar de nazi's over. Ze verwachtten en verkondigden zelf een Duitse rode oktober, een Duitse revolutie. Het is een sa-kern rond Walther Stennes die in 1931 een zogenaamd paasoproer tegen Hitler ontketent om het sociaal-revolutionaire perspectief van de stormtroep-ideologie te redden. Auteurs als Ernst Jünger, Ernst Niekisch, Franz Schauwecker, Hans Fallada en vele anderen namen over dit oproer een positief woord. Nog twee jaar geleden liet Jünger in een interview weten dat een slagen van dit Stennesoproer de jeugd aan de macht zou hebben gebracht die de verbinding tot stand wilde brengen tussen de twee revolutionaire Europese volken, tevens de have-nots van Europa, Duitsland en Rusland.
| |
Ernst Jünger
Op 29 maart werd hij negentig: Ernst Jünger, hoogst onderscheiden frontsoldaat in het Stahlgewittern van de eerste wereldoorlog; tijdens de tweede wereldoorlog Schöngeist in het feldgrau in Parijs. Niemand heeft zo markant de in de jaren dertig dominerende drang tot een nieuwe nationaal-sociale revolutie geformuleerd. In het boek Der Arbeiter, Herrschaft und Gestalt, uit het fatale sleuteljaar 1932, ontvouwt Jünger de contouren van de nieuwe totalitaire staat, waarin soldaten en arbeiders een andere orde, moraal en cultuur scheppen. De misschien wel laatste integrale vertolker van het Duitse Kunstprosa - vaak klassiek, soms pure kitsch - ontwerpt de arbeider als de laatste mens van Nietzsche, die het oude democratische stelsel voorgoed vernietigt. Tegenover het burgerlijke tijdperk is hij de sybariet van het barbarisme. Tegenover het socialisme is hij de autoritaire eenling, strevend naar nieuwe levensruimten. Hij is geharnaster collectivist dan enige bolsjewiek het ooit was, maar hij maakt een einde aan alle materialisme en aan alle gelijkmakerij. ‘Soldaat en arbeider zijn één en dezelfdegeworden. Zij zijn de Übermensch. Hoe cynischer, hoe spartaanser, pruisischer of bolsjewistischer het leven geleefd kan worden, des te beter zal het zijn.’
De democratie kentert en kantelt. Jünger is de stalen profeet van de nationale revolutie. Communisten en nazi's pogen hem als filosoof van hun beweging binnen te halen. Hitler rekent op hem. De linke Leute von Rechts rekenen op hem. De expressionisten Bronnen, Benn en Johnst lopen over naar het fascisme: het expressionisme in z'n laatste golfbeweging is voor hen het fascisme. Maar Jünger blijft landkaart, richtingaanwijzer is hij nooit. ‘Hij behoort,’ schreef de emigrant Golo Mann, ‘tot hen die ons leven een beetje rijker maken en van wie men met enige voorzichtigheid kan leren.’
Jünger is nooit een fascist geweest. De fase van Der Arbeiter en verwante activistische geschriften was voor hem die van de conservatieve revolutie. Een revolutie die had moeten behoeden en bewaren wat de niedere Dämonen in het hitleriaanse en stalinistische kamp zich met de massa verlokkende ‘luziferische Pracht’ tot prooi hadden gemaakt: een nieuwe synthese van sociale en nationale revolutie.
In de jaren tachtig laat Jünger zich op een foto verenigen met Borges, bij een gesprek waarin beiden de democratie beschrijven als een op statistiek berustend bijgeloof.
| |
Ezra Pound
Een schrijver bij wie het fascistische sentiment vooral teerde op een enorm anti-communisme dat zelden op een eigen specifiek revolutionaire grondslag wenste te kunnen blijven presenteren, was Ezra Pound.
Dit jaar vieren we de honderdste geboortedag van Ezra Pound. Hij was misschien de grootste, zeker een van de vernieuwendste
| |
| |
dichters van deze eeuw. De laatst verschenen bibliografie van zijn werken telt 548 pagina's. In 1928, hij was toen drieënveertig jaar, formuleerde Pound het kort en bondig: ‘Waar het me eenvoudig om gaat is: het grondleggen van een nieuwe beschaving.’ Die nieuwe beschaving zag hij komen in het fascisme. In diverse studies die hij naast de gedichten afscheidde - zoals Jefferson and/or Mussolini, L'ideale statale, fascism as I have seen it - theoretiseerde hij over de nieuwe corporatief-fascistische toekomst. Het nationalistische sentiment was, gegeven Pounds moeilijke liefdesrelatie met de Verenigde Staten, minimaal vertegenwoordigd. 't Volle pond werd gegeven aan het anti-kapitalistische heimwee. In dat verband beleed Pound een duizelingwekkende nieuwe leer over het geld- en kredietwezen, onder meer in Social credit, an impact. Evenals bij Brasillach en Céline vond zijn revolutionaire sentiment een tot heftig paroxisme reikend radicalisme: het antisemitisme. Een feit is dat Pound zich in tegenstelling tot zijn meeste literaire lotgenoten in de fascistische collaboratie, werkelijk verdiept heeft in de economie, al is het de vraag of hij ooit een arbeider heeft gezien. Marx, door hem intens bestudeerd, zou de rol van het geld helemaal over het hoofd hebben gezien. Pound bedacht een raadselachtig nieuw stelsel van sociale kredieten. Hij ontdekte daarbij ook de protocollen van de wijzen van Zion. Het is, waar Céline al jaar en dag de kop van jut is als racist en antisemiet par excellence, goed nu ook de avant-gardistische estheticus Pound eens te citeren. ‘Er bestaat op de wereld niets onbeschaafders, niets dat brutaler tegen de mensheid gericht is dan het gewroet van de Hebreeërs. Dit agglomeraat van stinkend protoplasma staat in de telefoonboeken soms genoteerd als professor, maakt deel uit van Roosevelts entourage en fabriceert wapens.
Uit dit agglomeraat stamt ook die andere grote gesel van onze tijd: het communisme. En de bastaard daarvan, de bolo (Pound bedoelt: bolsjewisme) is natuurlijk een nog erger gruwel.’
Pound is er zelfs in geslaagd althans één regiem in de wereld over te halen het met zijn corporatieve idee van het sociaal krediet te proberen. Dat waren de clericaal-fascisten in Oostenrijk in 1934. De banken kwamen toen snel tussen beide. Pound zag zijn rotsvaste overtuiging dat joodse bankiers en bolsjewistische bandieten onder één hoedje speelden weer eens door de feiten bevestigd.
Al vóór Pound een eerste ontmoeting had met Mussolini - toevallig één dag vóór Hitler aan de macht kwam! - sprak hij voor de Italiaanse fascistische omroep: The master of Rapallo speaks. Tot vlak voor de ineenstorting van de Italiaanse Sociale Republiek - ‘sociaal’ als veelzeggend eufemisme voor ‘fascistisch’ - heeft Pound voor de radio bij herhaling uitgelegd waarom bijvoorbeeld Céline zo'n groot schrijver was over het ras, waarom woeker een uitvinding was van de joden, hoe de duisternis in de wereld was gebracht door bolo etcetera. Vanaf 1933 ondertekende hij zijn brieven dikwijls met Heil Hitler. Hij tekende hakenkruisen in de briefhoofden. Toen hij na zijn vrijlating in 1958 door Italië reisde bracht hij weer opgewekt de fascistische groet en hij liep mee in een demonstratieve tocht voor de neo-fascistische partij msi, de Italiaanse sociale beweging.
| |
Anticommunisme
Het anticommunisme heeft heel wat méér dan bij Céline en Brasillach, en zeker veel méér dan bij Drieu la Rochelle - die zich een rode fascist of bruine bolsjewist noemde - dynamiek gegeven aan Pounds fascistische bevlogenheid. Ongetwijfeld heeft in de jaren dertig bij zeer veel jongeren, schrijvers, kunstenaars de jarenlang door gezag en clerus aangewakkere kruistochtdrang tegen het bolsjewisme een dominerende rol gespeeld in de transito naar het fascisme. Ik veroorloof me in dit kader een klein zijstapje naar mijn rijke roomse jeugd. In 1940 verscheen bij de rooms-katholieke uitgeverij de Spaarnestad als kwartjesboek een onder de hele toenmalige rk rijpere jeugd ijverig gecolporteerd, zéér spannend boek onder de triomfantelijke titel: Onder de vaandels van generaal Franco. Het was geschreven door Hans de la Rive Box. Het boek - de titel spreekt voor zich - was een verheerlijking van het franquistische fascis- | |
| |
me. De Spaanse burgeroorlog werd geschetst als een strijd tussen bolsjewistische bandieten, die voortdurend pastoors opknoopten en nonnen verkrachtten, en ferm naar wierook en wijwater geurende kruisvaarders van de twintigste eeuw. Het boek eindigt dan ook met de ontzetting van Irún, de heilige stad der Basken, door de franquisten. Na lezing van dit boek werd in menig rk gezin het rozenhoedje gebeden. Ook ná de oorlog nog, herinner ik me.
De jarenlang gepropageerde bolsjewistenjacht heeft een enorme gespletenheid veroorzaakt in de weerbaar- en waakzaamheid tegenover het fascisme. En ook bij degenen die de handschoen opnamen tegen bolsjewisme én Hitlerfascisme liet het een in niet geringe mate gespleten bewustzijn achter. Hoe bijvoorbeeld ging het met Hans de la Rive Box? Hij werd helemaal geen nazi of collabo. Integendeel, al vroeg gaat hij in het verzet. Hij wordt vervolgd en gevangen genomen door de nazibandieten.
In 1946 verschijnt van zijn hand een met de verzetsprijs van de gemeente Hilversum bekroonde roman De hel van Bramsche. In dit concentratiekamp in Sleeswijk is de schrijver, na door de Duitsers te zijn opgepakt, ernstig mishandeld.
Hans de la Rive Box heb ik vorig jaar uitgenodigd om deel te nemen aan een forum over het gespleten bewustzijn ten aanzien van het fascisme en de gevolgen ervan. Hij liet me weten: ‘Niet alleen herinner ik me niets meer van die tijd maar ik heb totaal ook geen enkele interesse voor de problematiek.’
Ik kan me geen typerender voorbeeld denken van een schrijver, die niet onder ogen kan of wil zien dat hij, die streed tegen het fascisme, op papier óók positief gestaan heeft achter het fascisme of achter de vermeende ideeën en idealen ervan, waaruit veel onvermogen voortvloeit om het taboe over het fascisme-in-de-literatuur te doorbreken.
Aansluitend op het dilemma van Hans de la Rive Box zou ik nog op een feitelijke politieke ontwikkeling willen wijzen die een zeer verscherpende invloed heeft gehad (juist en vooral bij schrijvers) tot een fascistische collaboratie in Frankrijk.
Ik bedoel het feit dat in de zomer van 1940 Pétain door een overweldigende meerderheid van de assemblée met dictatoriale bevoegdheden wordt bekleed en zo zijn autoritaircorporatieve Vichy-staat kan inrichten met een fascisme en couleurs de France, want daar kwam zijn hele zogenaamde collaboratie-inwaardigheid op neer. Het betekende dat bijvoorbeeld in tegenstelling met de gebeurtenissen in Nederland aan de collaboratie (ook aan die van schrijvers) een zekere legitimering was gegeven. Het hele juridische apparaat legde ook vrijwel integraal de eed af op Pétains Vichy, nog nadat Pétain al in oktober r940 het schandelijke Statut des juifs had ingevoerd. Rechters die vervolgens verzetsmensen en politieke tegenstanders van Vichy en de Duitsers veroordeelden - in enige honderden gevallen tot de doodstraf - hebben in vele tientallen gevallen na 1944 weer doodgemoedereerd recht gesproken over collabo's. In diverse collabo-rechtszaken, onder andere die tegen Brasillach, is van deze schizoïde politieke achtergrond gebruik gemaakt om de legitimiteit van de collaboratie te verdedigen. Maar nu snel terug naar een concreter toespitsing van mijn onderwerp.
| |
Avant-garde en fascisme
Het geval Pound toont ook aan hoe heilloos het is de relatie literatuur/politiek in het algemeen en literatuur/fascisme in het bijzonder te benaderen vanuit vooronderstellingen over progressiviteit en reactie. Schrijvers die er extreem rechtse en fascistische ideeën op na hielden zijn in stijltechnisch opzicht dikwijls revolutionaire omverwerpers geweest van de literair-historische canon.
Over Céline's enorme invloed op een nieuwe revolutionaire stijl bestaat onder voor- en tegenstanders van de man en zijn werk een nuchtere communis opinio. Pounds krankjoreme fascistische geschriften en antisemitische praatjes voor de radio beletten hem niet een radicale literaire avantgardist te zijn. Marinetti publiceerde het eerste futuristische pamflet, in de oorlog is hij vrijwilliger aan het oostfront. Gottfried Benn gold vóór 1933
| |
| |
als de meest humane vertegenwoordiger van de Menschheitsdämmerung in het Duitse expressionisme. Na de machtsovername houdt hij radioredevoeringen vóór het nazisme.
Dat laatste gebeurde in een aan de linkerzijde hopeloos versplinterd klimaat. Klaus Mann, die heftig op Benns liefdesverklaring aan de nieuwe orde reageerde, vond in de emigratie voorlopig geen enkele groep waarmee hij zich kon identificeren. Een discussie binnen de hele linkerzijde over de catastrofe van links tegenover het aan de macht komen van het fascisme bleek niet mogelijk. Het socialistisch-communistische schisma was een splijtzwam geworden binnen een breed humanistisch front tegen het fascisme dat door de hele linkerzijde gedragen zou kunnen worden. De wortel ervan ligt, naar bekend, al in de periode vóór 1923, toen de sociaal-democraten aan het handhaven van de republiek de voorkeur gaven boven een sociale revolutie waarbij ze tevens monsterverbonden met de generaals, vrijkorpsen en andere vertegenwoordigers van de anti-democratische orde sloten. De communisten namen wraak door, juist toen de stormaanval van rechts en reactie op de republiek begon, te ontdekken dat de sociaal-democratie een variant was van het sociaal-fascisme. Trots verkondigde Benn in zijn typische, ongeëvenaarde houtskoolintellectualisme dat het nazisme het nieuwe antikapitalisme vertegenwoordigde. Het steunde immers op de massa van de kunstenaars en de arbeiders? Een zeer groot aantal schrijvers en kunstenaars kon inderdaad betrekkelijk moeiteloos instemmen met de nieuwe orde. De democratie van gisteren was immers bleek, oudbakken, versplinterd. Zelf hadden velen van hen echter aan die versplintering bijgedragen, een zee van titels vol anti-democratisch activisme in de periode 1918 - 1933 bewijst het. Na de oorlog zitten zij echter zelf met een gespleten bewustzijn. Ze demoniseren dan Hitler en de reactionaire kunstpolitiek van de nazi's bij voorkeur tot steeds ontzaglijker en totalitairder proporties om de vraag naar de eigen verantwoordelijkheid af te weren. Waar zij zelf immers spontaan hadden meegewerkt aan het
salonfähig worden van een brutale synthese van fascisme en cultuur, een provocerende paradox die hen juist als intellectuelen tot antifascisten had moeten maken.
In dit verband veroorloof ik me, om te illustreren wat ik met salonfähig maken van het fascisme bedoel, ook nog een klein vaderlands uitstapje. Voor 1940 nam het uit het Duits vertaalde boek in ons land een prominente positie in binnen de totale boekenproduktie. Welke boeken werden echter vertaald? Er is een overweldigende triomf van de triviaalroman. Hans Elema schrijft in zijn studie over het uit het Duits vertaalde boek in Nederland: ‘Nichts scheint zwar veränderlicher als der Geschmack und die Mode. Sechzig Jahre Trivialliteratur zeigen uns aber dass das Publikum in wechselnder Form doch offenbar immer dasselbe sucht.’
Datzelfde is dan: kitsch en triviaalliteratuur. Deze gingen vóór 1925 nog goeddeels gehuld in een surrogaat-naturalistische vorm. Daarna en vooral vanaf begin jaren dertig begint er tot 1940 een dominerende stroom van Heimat- en naziliteratuur naar binnen te stromen. Hoe dichter we bij 1940 komen hoe groter het aantal vertalingen wordt van boeken van schrijvers die al tot het nationaal-socialisme behoren of vanuit hun bruinheid tot de overtuigde sympathisanten daarvan kunnen worden gerekend. Dit aantal vertalingen is oneindig veel groter dan dat van uitgesproken antifascistische schrijvers. De boekverbrandingen in Duitsland hebben kennelijk toch heel wat uitgevers en hun lectoren bij ons het zicht op het linkse en antifascistische boek belemmerd, terwijl het aan de andere kant lijkt alsof er een vijfde kolonne voor de bruine boeken in de redactielokalen aan de slag is. Met enige vertalingen in korte tijd zijn althans present de nazi-auteurs Will Vesper, Joseph Ponten, Otto Gmelin, Ludwig Tügel, Bruno Brehm, Edwin Guido Kolbenheyer, Hans Johst, Friedrich Blunck, Friedrich Griese en diverse andere bruine meelopers. Een aantal van deze Blut-und-Boden-auteurs, die uiteraard na 1940 een nog intenser bloei beleven binnen diverse Nederlandse nazi-uitgeverijen, werden vertaald door auteurs die toch zicht gehad moeten hebben op
| |
| |
het bruine in de boeken, op het fascisme van de auteurs. Toch: Vestdijk vertaalde Brehm en Tügel, Theun de Vries vertaalde Kolbenheyer, Ouwendijk vertaalde Griese, Helman vertaalde Waggerl, Marja vertaalde Ponten, A.M. de jong vertaalde Huna. Is dit ook versplintering van het bewustzijn geweest, te vergelijken met Hans de la Rive Box en zijn geen zicht hebben op het fascisme bij Franco in het franquisme? Het zijn in elk geval aspecten die bij een beoordeling van het duizelingwekkende randgebied tussen literatuur en fascisme méé in de beoordeling betrokken moeten worden. Het is uiterst betreurenswaardig dat er te onzent nog geen enkele studie bestaat die zó ingaat op inhoudelijke, stilistische en thematische kenmerken van als fascistisch beschouwde boeken in onze eigen literatuur dat er iets zichtbaar gemaakt kan worden van het fascistische watermerk in de schriftuur zelf. Zo lijkt het mij bijvoorbeeld van zeer verhelderende waarde om eens precies na te gaan waarin nu het fascisme zit in de sociaal bedoelde roman Harten en brood van de katholieke nazischrijver Albert Kuyle. In de recensies van het boek, nadat het in het sleuteljaar 1933 verscheen, is daarvan in elk geval geen spat terug te vinden.
Ik heb een aantal aspecten opgesomd die bij veel schrijvers die voor het fascisme kozen programmatisch of spontaan hebben meegespeeld: de vermeende revolutionaire en spiritualistisch-vernieuwende identiteit van het fascisme; het zich verwant voelen vanuit de eigen auteursindividualiteit met een bepaalde polemische traditie van heftigheid tegen de bestaande orde en tegen de democratie; de splitsing aan de linkerzijde tussen Moskouonderworpen communisten en met de bestaande orde pacterende socialisten, die de enige ware compromisloze revolutie leken te hebben uitgeleverd aan het fascisme; de feiten van een legitiem gewaande politieke collaboratie zoals in Frankrijk na 1940 of van een door de nationale concensus accepteren van het fascisme inclusief een door het fascisme gecontroleerde literatuur zoals in Duitsland na 1933.
Het fascisme echter was een radicale vijand van de cultuur. Ook de schrijvers die uit nieuw-linkse of nieuw-rechtse aandrang kozen voor het fascisme zijn gevaarlijke vijanden van de cultuur geweest. En dat waren ook zij die zonder dat ze het zich bewust waren en ooit een bruin hemd zouden hebben aangeraakt, geschreven hebben op een manier die het fascisme zich ten dienste heeft kunnen maken in zijn antidemocratische, antimenselijke en racistische wereldpretenties.
| |
Sinistere smeltkroes
De brandende kwestie blijkt te zijn gebléven: moeten, mét de foute ideologieën, ook de boeken waarin ze werden beschreven en verheerlijkt, verborgen of verboden worden?
Ik geloof dat het hulpeloos-arbitraire dilemma rond dit vraagstuk - dat in verband met het beleid bij de bibliotheken ook in de Amsterdamse gemeenteraad weer aan de orde is geweest - maar op één manier ontlopen kan worden.
De literaire kwaliteit, óók van het verschrikkelijkste antisemitische pamflet van Céline, dient radicaal onderscheiden te worden van het verwerpelijke of misdadige gedrag van een schrijver in de feitelijke fascistische collaboratie.
Céline heeft in geschrifte een aantal kernpunten in fascisme, nazisme, racisme, antisemitisme, voor de volle honderd procent gedeeld, verdedigd, geproclameerd. Ook na de oorlog is hij in kwaadaardig verbaal geweld tot het laatste toe op het oorlogspad gebleven, onder meer tegen Sartre in L'âgité au bocal. Hij was óók een zeer groot schrijver: het een zowel als het ander is waar.
Philippe Muray heeft het van de laatste jaren ongetwijfeld beste boek over Céline op zijn naam staan. Muray schreef misschien niet toevalllig óók een boek over de negentiende eeuw, waarin hij meent te kunnen aantonen dat de bronnen tot een wordingsgang naar het fascisme in die eeuw verborgen liggen. In het boek over Céline concludeert hij dat diens werk de smeltkroes is van een âge sinistrée, van een kapotgeslagen tijd. De vier grote progressieve hoofdstromen uit de ne- | |
| |
gentiende eeuw - liberalisme, humanisme, socialisme en positivisme - zijn omgeslagen in hun tegendeel: in de apocalyps van het totalitaire tijdperk. Het werk van Céline en van de andere grote schrijvers, die het fascisme tijdelijk of tot de dood er op volgde beleden, verbeelden verhelderend de fatale ontwikkelingsgang van een civilisatie die eindigt in een cloaca.
| |
De literaire vrijheid
Schrijvende over dit probleem heeft Louis Ferron eens gesteld, dat men te weinig oog heeft voor het onweerlegbare feit dat de literatuur zeker evenveel politiek of moreel verwerpelijke schrijvers telt als leugenaars en fantasten die politiek als onberispelijk golden. Schrijvers zijn inderdaad net mensen. De boeken worden geschreven door mensen. Ze kunnen fout, verwerpelijk, leugenachtig, fantastisch zijn. Daarom behoren deze boeken tot de literatuur, die gáát over de werkelijkheid zonder daar iets mee te maken te hebben in de vorm van voorschriften tot de politieke of levensbeschouwelijke mode van de dag.
Juist in het literaire werk vormt het de werkelijkheid veranderende of vervréémdende element de kern die, niet zonder risico voor de lezer, het organisme van het hele boek dient te doordrenken.
Om het werk van een schrijver te kunnen appreciëren, om er de grenzen van vast te stellen (zo die er zijn), hebben we nog steeds geen aanpak of apparaat ontwikkeld. Elke lezer beschikt over zijn eigen sentimenten, intuïties, subjectieve reacties die, meer of minder, vanuit geloof, waardering, invloed menen iets te kunnen motiveren. Politiek of sociaal grondig van elkaar verschillend weten we één ding zeker: dat in ons allen iets onbekends huist, iets obscuurs een behoorlijke hoeveelheid opgeslagen, zéér individuele rancune.
We weten dit en toch houden we er weinig rekening mee in onze oordelen. We zijn verbouwereerd, onthutst, geschandaliseerd als we de inderdaad bijna ongelooflijke afgronden ontwaren tussen de literaire rang van Brasillach, Céline, Pound, Drieu etcetera en de wijze waarop ze zich, de één schaamtelozer, de ander naïever, aan het fascisme hebben uitgeleverd.
Misschien dient het ook anders geformuleerd. Aan de literatuur is inmiddels álles toegestaan. Schrijvers mogen hébben, verbeelden en etaleren: egoïsme, hebzucht, liederlijkheid, jaloezie, leugenachtigheid, ijdelheid, verloochening van liefde en vriendschap, laster en verraad. Ze mogen echter nóóit fascist zijn.
En toch is het de onherroepelijke waarheid: Céline heeft de grote gruwelsprookjes van het antisemitisme opgewarmd en opnieuw gelanceerd. Niemand weet in hoeverre hij er pogrom, genocide en holocaust mee heeft bevorderd. We weten alleen dat de betekenis van zijn literaire prestatie er niet door is aangetast. Of is dit gebeurd met het werk van Erasmus, Voltaire, Marx, Hegel? Het is, veertig jaar na de ondergang van het Derde Rijk, goed het theoretische voorgeborchte van de holocaust na te lezen in Poliakovs Histoire de l'antisemitisme. Want voornoemde schrijvers en denkers hebben wel degelijk op de meest stupide en verachtelijke wijze als apostelen van onverdraagzaamheid en kwaadaardigheid de vreselijkste dingen verkondigd over joden, over negers, over hun medemensen.
| |
Vergeef wat ik maakte
Hoe ontstaat literaire verbeelding? Wat ligt ten grondslag aan provocaties in de literatuur? Wélke effecten doseren wélke teksten? We weten het niet.
We kunnen meningen hebben over het gevaar van teksten en over de weerzin die ze oproepen. We weten niet waar ze vandaan komen en waartoe ze leiden. Er kan dus nooit enige legitimering gevonden worden om ze te verbieden of te vernietigen. We hebben maar één werkelijk dure plicht: de ideologieën en ideeën bestrijden die leugen, onrecht en gewetenloosheid tot sociaal of politiek systeem willen maken.
Alleen door de teksten van de fascistische schrijvers te lezen kunnen we, ieder op eigen
| |
| |
wijze, wat verder doordringen in het complex aan verbindingen dat er bestaat tussen literatuur en werkelijkheid, tussen de teksten die ons gelukkiger maken en de teksten die het op ons verderf hebben voorzien.
Ezra Pound formuleerde het in één van de Cantos zo:
I have tried to write Paradise
Let the wind speak that is paradise
Let the Gods forgive what I have made
Let those I love try to forgive what I have made.
|
|