| |
| |
| |
Ann Beattie/vertaling Tineke Donkers Hale Hardy en de Verbazingwekkende Beestvrouw
Hale Hardy ging studeren omdat hij niets beters kon bedenken, en hij gaf het op omdat hij geen enkele reden kon ontdekken om ermee door te gaan. Hij hield het anderhalf jaar vol. Hij gaf het niet echt op; hij werd van de universiteit gegooid. Toen dat gebeurde, ging hij zijn zusje Mary opzoeken, die samenwoonde met een ander meisje, Paula, die onderhouden werd door een of andere kerel. Hale wist niet hoe die man heette of waarom hij haar onderhield, of waarom zijn zusje daar woonde. Hij ging er gewoon heen.
Hij was met stomheid geslagen door de zonsondergangen die hij zag vanuit het eetkamerraam. Het ging zover dat hij een stoel bij het raam trok en erop ging zitten wachten, vanaf ongeveer één uur 's middags. Hij moest lang wachten en daarom las hij. In die winter stuurde zijn vroegere lerares Engels hem Lolita, naar het adres van zijn ouders, en zij stuurden het door. Door dat boek ging hij aan vrouwen denken. Hij bedacht dat het een goed idee zou zijn een of andere vrouw op te pikken en met haar het land door te rijden - een of andere vrouw mee te nemen naar de Grand Canyon. Een ijsje te eten met een vrouw, terwijl ze de Grand Canyon in tuurden. Als ze daar ijs verkochten. Waarschijnlijk wel. Ze verkochten ook ijs bij de Alamo.
Zijn gedachten sprongen van de hak op de tak: eerst zat hij na te denken over het versieren van een vrouw, dan dacht hij over hoe lekker ijs was, vooral zijn lievelingssmaak, vanille. Daarna stond hij op om iets te eten - er was nooit ijs in het huis waar zijn zusje woonde, maar er waren een heleboel andere dingen - en dan ging hij weer zitten en wachtte op de zonsondergang en probeerde door dat dikke boek heen te komen, waar hij iedere keer na een paar bladzijden weer in strandde. Hij dacht erover zijn lerares te schrijven. Ze kon niet veel ouder zijn dan hij. Hij had altijd gedacht dat ze hem aardig vond. Ze noemde iedereen bij zijn achternaam, maar ze noemde hem Hale. Ze had grote, blauwe ogen. Niets anders aan haar was groot. Zou zijn magere lerares het leuk vinden een brief van hem te krijgen? Als hij niet schreef, zou hij dan nog ooit iets van haar horen? Ja; een ansichtkaart in de zomer, uit Seattle, Washington, waarop ze schreef dat ze rondzeilde in een boot, iets wat beslist heel wat leuker was dan lesgeven. Zijn moeder zond die ansichtkaart door met commentaar erop: ‘Als dit de mensen zijn die verondersteld worden je leiding te geven, geen wonder!!!’ Zijn moeder zette overal drie uitroeptekens achter; hoeveel ze moesten betalen voor verwarming, wie er ging trouwen, hoeveel zwerfkatten er waren in New York. Mary wilde niets met hun moeder te maken hebben. Mary noemde haar niet eens bij naam; het was altijd ‘dat vergooide leven’. Hij was het met haar eens dat zijn moeders leven vergooid was, maar hij haatte haar er niet om zoals Mary. Hij wist gewoon niet wat hij eraan moest doen. Maar hij kon toch niet begrijpen waarom zo'n verstandige vrouw hem Hale Hardy genoemd had. En dat was zijn moeders idee geweest, niet zijn vaders, want hij had het nagevraagd. Waarom had ze de grap niet doorgevoerd en hem een
| |
| |
N als middelste initiaal gegeven? Waaraan had ze gedacht? Zijn moeder zei dat ze echt niet hadden kunnen weten dat Harold in Hale veranderd zou worden. Dat was gedeeltelijk Mary's schuld, want toen ze klein was, vond ze het moeilijk om Harold uit te spreken; het klonk als ‘Hal’, werd veranderd in Hale.
Hij was niet heel hard, waarschijnlijk rebellie van zijn lichaam tegen een dergelijke bijnaam. Hij las een hele tijd in Adelle Davis en probeerde de zaken op een rijtje te zetten. Maar Adelle zei nooit waaròm iedereen de zaken op een rijtje moest proberen te krijgen. Laten We Gezond Blijven voor Onze Reis naar de Grand Canyon.
Er was een vrouw die kwam schoonmaken en die Gloria Moratto heette. Ze was een vrouw van in de dertig, aangesteld door Paula's echtgenoot (het bleek dat hij Paula gebruik liet maken van het huis dat hem nagelaten was door een oom). Hij zei tegen Paula dat Gloria zielig was. Hij had medelijden met haar. Paula zei dat als haar echtgenoot niet wist wat hij van een vrouw moest denken, hij haar gewoon haar zin gaf. Hale kon niet begrijpen waarom ze die baan nodig had. Ze had altijd zoveel geld. Er zat geld in haar portemonnee gepropt, die ze open bij zich droeg, en er viel geld uit haar grote schort terwijl ze schoonmaakte en ze duwde het terug in de zakken zoals mensen gebruikte papieren zakdoekjes wegstopten, hopend dat niemand het zou zien. Maar het was makkelijk te zien waarom Paula's echtgenoot medelijden met haar had: Gloria Moratto was inderdaad een treurig schepsel. Haar grote lichaam werd gedragen door kleine, smalle voeten en het verhief zich wankel, als een trechter. Haar schouders waren heel breed; bij een man zouden ze aangenaam vertroostend geweest zijn. Het meest verbazingwekkende aan haar was haar hoofd. Het was groot en werd geaccentueerd door krullend zwart haar dat eromheen woekerde. Haar ogen waren groot. Haar mond. Maar je kon geen van beide amper zien vanwege het krullende zwarte haar. Op een keer toen Gloria kwam had ze haar haar in strepen geverfd; het wit en zwart was verbazingwekkend, als van een stinkdier. Op dat moment beschouwde hij haar als een beest en keek gefascineerd toe hoe ze haar werk deed. Hij verbeeldde zich dat deze enorme, vreemd gevormde vrouw in staat zou zijn een beverdam te bouwen. Ze stofzuigde, boende, schrobde, nam stof af, droeg vuilnis weg, zette dingen op hun juiste plaats, waste af, deed de was. Deze verbazingwekkende beestvrouw kwam iedere vrijdag en werkte de hele dag.
Hale wilde ontzettend graag de Grand Canyon zien. Toen hij klein was, had hij onophoudelijk gesmeekt de Alamo te mogen zien, tot zijn moeder tegen zijn vader had gezegd dat Hale naar de Alamo zou gaan òf dat zij voorgoed het huis zou verlaten. Zijn vader ging met hem naar Texas, kocht een kam met de Alamo erop voor hem en twee ijshoorntjes. Ze bleven overnachten, ontbeten in een restaurant dat er van binnen als een schuur uitzag en gingen toen weer naar huis. Hij koesterde zijn Alamo-kam als een schat. Ze kochten een Alamo-speldje voor Mary, waarvan Hale wist dat ze het niet mooi zou vinden. Zijn vader zei dat ze dat wel konden verwachten; het was gewoon aardig om een aandenken mee te nemen voor zijn zusje. Hale leerde: je kunt mensen dingen geven die ze niet mooi vinden en toch is dat aardig. Hale was stapel op zijn kam. Als zijn haar niet gekamd hoefde te worden, stak hij hem in zijn spuuglok en liet hem daar zitten. Wat was er gebeurd met die kam? Waren er ook Grand Canyon-kammen?
Hale wilde naar de Grand Canyon, maar niet alleen. Hij had iemand nodig om mee te gaan om te bewijzen dat het werkelijk gebeurde, om foto's van hem te nemen staande op de rand van de Grand Canyon. Zijn zusje was niet mee te krijgen; het scheen dat ze verliefd was op Paula's ex-echtgenoot, die regelmatig op bezoek kwam, zogenaamd om na te gaan of Gloria het huis goed schoonhield. Tijdens zijn bezoeken ging Paula het huis uit, evenals Hale.
| |
| |
In feite werd hij eruit geschopt. Ze wilden niet dat Paula's ex-echtgenoot erachter kwam dat er daar een man woonde, en daarom gingen hij en Paula de stad in en zaten de tijd uit. Op een avond vroeg Hale of ze het leuk zou vinden naar de Grand Canyon te gaan. Ze had het al gezien, toen ze dertien was, en nog een keer toen ze zestien was. Hij vroeg of er veel kraampjes waren die rotzooi voor toeristen verkochten. Ja; overal langs de weg. Ze zuchtte. Het landschap werd verwoest. Hij zuchtte. Ze wilde niet met hem mee.
Dan bleef alleen Gloria over, de enige andere persoon die hij kende in Connecticut. En wat was de kans dat de verbazingwekkende beestvrouw, die volhardende, sterke vrouw, met hem naar de Grand Canyon zou gaan? Die was gering. Vooral omdat ze niet met hem praatte. Ten minste, hij was gering tot hij haar zwakke punt ontdekte. Haar zwakke punt was katten en ze vond het heerlijk te praten over hoe onafhankelijk en slim en schattig ze waren. Ze had vijf katten. Hale kwam erachter via Paula, die erachter gekomen was via Mary, die het had gehoord van Paula's ex-echtgenoot. Waarom ieder van hen er überhaupt over sprak was een ander punt. Hij ging naar het dierenasiel en gaf haar er nog een, een kat die een blauw halsbandje droeg dat paste bij zijn blauwe ogen. ‘La, la, la,’ zong Gloria, en de kat reageerde door zijn kop om te draaien om te luisteren in plaats van uit haar armen te springen. Ze gaf hem een biljet van een dollar om mee te spelen, geld dat verkreukeld en verfomfaaid was van het lange meedragen in die diepe schortzak. De kat schoot erop af, stak zijn neus eronder. Gloria had een nieuwe kat. Zijn vriendschap met Gloria was begonnen. Vanuit het raam in de woonkamer ontvlamde een rood-en-violetkleurige zonsondergang in de lucht.
Hale heeft dagdromen over Gloria, haar pootjes-voeten, haar katte-ogen, maar groot, gro-o-o-o-t. Ze is zo flink; ze zullen om de beurt rijden; haar hand zal vast om de camera liggen. Later zouden ze een heleboel kleine poesjes hebben. Het zou hun huis zijn dat ze verzorgde. Geen uitbuiting van Gloria meer; laten Paula en Mary zelf het huishouden maar doen. Op haar verjaardag een klein Siamees katje; voor kerstmis een angorakatje. Het getrippel van kleine pootjes. Ook katten: koninklijke, eigenzinnige, schitterende katten. Om dat onderwerp maar eens aan te snijden...
Ze zou misschien wel naar de Grand Canyon willen, maar ze wil nooit met hem trouwen. Ze koestert een geheime liefde? Ze zegt van niet. Ze zegt dat al haar zusters getrouwd en ongelukkig zijn. Eén zuster gaat naar een kliniek voor ongelukkigheid. Eén zwager, niet getrouwd met die zuster, gaat ook naar ongelukkigheidsbijeenkomsten.
‘Groepstherapie, Gloria?’
‘Ja. Dat zeg ik.’
‘De Grand Canyon ligt in de tegenovergestelde richting van de Niagara watervallen.’
Ze is niet overtuigd.
‘Paula en Mary en hun vreselijk vuile huis. Ze buiten je uit.’
‘Wat is dat?’
‘Ze houden hun eigen huis niet schoon.’
‘Dat klopt. Ik moet voor hen schoonmaken.’
‘Ze buiten je uit. Er is geen enkele reden voor dat ze het zelf niet kunnen doen. Paula en Mary zijn sterk, nietwaar?’
‘Paula is gescheiden. Niet sterk.’
‘Paula is niet te zwak om voor zichzelf te zorgen. We praten over stof, Gloria. Het verwijderen van stof. Is het niet makkelijk om stof op te ruimen?’
Gloria stoft en luistert.
‘Mijn zusters zijn allemaal getrouwd en ze zijn allemaal ongelukkig.’
‘Niet trouwen. Alleen een reis maken.’
‘Immoreel.’
‘Een reis is immoreel?’
‘Sex.’
‘Je hoeft niet met me te slapen op reis.’
‘Ik zou wel met je slapen als je van me hield. Ik
| |
| |
geloof niet dat je verliefd op me bent.’
‘Wel waar, Gloria. Ik ben wel verliefd op je.’
‘Ik zal erover denken.’
Ze tuit haar grote lippen.
‘Slaap dan ten minste hier met me, Gloria.’
Ze zegt dat ze daartoe bereid is. Hale en Gloria lopen naar boven en leggen zich op het bed dat ze eerder die dag opgemaakt heeft. Hij gaat bovenop haar grote lichaam liggen. Boven haar hoofd is een raam. De hemel is aan het verbleken, een romantisch roze. Gloria's lichaam is roze. De hemel wordt meer en meer roze. Hoe prachtig moeten de zonsondergangen boven de Grand Canyon zijn. Hale kijkt naar George Washington. Er is een dollar uit een van Gloria's kledingstukken gevallen. Gloria veegt haar haar uit haar ogen en zegt dat ze Hale met haar mee wil nemen naar huis. Waarom? ‘Om na te denken over met jou naar de Grand Canyon gaan.’ ‘Ik wil graag met je mee naar huis, Gloria, maar op welke manier helpt het feit dat ik daar ben je om na te denken?’ ‘Dan zie ik je en denk ik aan je.’ ‘Je gaat met me mee naar de Grand Canyon, hè?’ Hale omklemt Gloria's dijbeen. ‘Kom mee naar huis en laat me erover nadenken.’
Paula en Mary praten niet tegen Gloria en Hale als ze beneden komen. Hale voelt aan dat hij niet langer welkom is in het huis - gelukkig dat hij ergens heen kan. Hij vraagt zich af of er uit Gloria's raam zonsondergangen te zien zijn. Gloria zingt een vrolijk wijsje en zwaait haar armen langs haar zijden, koppig weigerend zijn hand vast te houden: ‘La la la dum dum la la la.’
Overal in Gloria's huis zijn katten. Ze houdt van ze allemaal, roept ze bij zich, voert haar jonge katje met een lepel. De katten lopen over de tafel, superieur en agressief. Hij kent een paar namen: Mister Tom, Lucky, Antonio, Prins. Sommige zijn de kinderen van anderen. Ze legt de lijnen van afstamming uit en hij vergeet het weer even snel als ze spreekt. Haar nieuwste, de kat die hij haar gegeven heeft, is Blue Boy genoemd. Hij is de Superman onder de katten en komt plotseling tot actie, van stoel naar tafel naar grond springend. Hale kijkt naar de katten en zij kijken naar hem. 's Nachts miauwt een van hen; Prins, denken ze. Hij is nooit echt gesteld geweest op katten en hij vindt ze niet aardiger nu hij met ze samenleeft. Hij denkt erover zich van een van hen te ontdoen; Prins, denkt hij.
Hij vraagt Gloria wanneer ze kunnen vertrekken. Ze wil weten of er een beste tijd is om naar het Westen te gaan. Hij zegt nu, nu is de beste tijd, en zij zegt dat ze hard nadenkt. Ze gaat zitten en ziet eruit alsof ze in verwarring is. Haar zusters bellen voortdurend op en jammeren van ongelukkigheid. Gloria streelt een voorbijkomende kat, schudt haar hoofd, plukt katteharen van haar broek als er spanning heerst.
‘Wat hebben je zusters te maken met het feit dat jij op reis gaat? Ik heb al gezegd dat het geen huwelijk betekent. Kunnen we dan niet op reis gaan?’
Een van haar zusters is op reis gegaan en daarna met de man getrouwd. Gloria mokt. Er wrijft een kat langs Hales benen. Hij moet de katten eten geven. Vanuit een donkere hoek staren kleine groene ogen hem aan.
‘Je houdt niet echt van me. Waarom wil je die reis maken?’
‘Ik hou van je. Ik hou echt van je. Ik kan niet op reis gaan en jou achterlaten.’
‘Wat moet ik met mijn katten doen?’
‘We kunnen ze meenemen. We zetten ze gewoon in de auto.’
‘Een paar van hen gaan niet in een auto.’
‘Wat bedoel je met gaan niet in een auto.’
‘Ze zijn bang. Ze miauwen en springen door de auto heen.’
‘Dan stoppen we ze in een doos.’
‘Wreed.’
‘Gloria, het zijn katten. Alleen maar katten.’
‘Dan zal ik je iets vertellen. Ik had het je niet willen vertellen. Ik ben eens een kat geweest. Je moet weten dat ik gereïncarneerd ben.’
Dat is het gewichtigste woord dat hij haar ooit
| |
| |
heeft horen gebruiken. Hij ondervraagt haar om erachter te komen of ze weet wat ze zojuist gezegd heeft.
‘Ik ben naar een waarzegster geweest, en zij zei dat wat ik dacht waar was. Eens was ik een kat, en ik denk dat ik ergens leefde waar het heel, heel koud was. Ik kan me er niet al te veel van herinneren.’
‘Geloof je echt dat je een kat geweest bent?’
‘Ik weet dat ik een kat was.’
‘Nou, wat heeft dat te maken met het feit dat wij het land door gaan reizen.’
‘Ik kan niet een kat in een doos stoppen. Als iemand mij nu eens in een doos stopte? Hoe zou ik dat vinden?’
‘Dan laten we hem uit de doos.’
‘Twee zouden in een doos moeten zitten.’
‘Heb je soms experimenten gedaan met die katten of zoiets?’
‘Ik heb geprobeerd ze in een auto te stoppen. Twee kunnen er niet tegen.’
‘Als ze bij de Grand Canyon zijn, zullen ze het heerlijk vinden. Hoeveel katten worden er meegenomen om de wonderen van de wereld te bekijken?’
‘Waarom gaan we mijn zuster niet opzoeken, dan zou ze niet zo ongelukkig meer zijn. Het is maar acht uur rijden om mijn zuster te bezoeken.’
‘Je zuster is niet een van de wonderen van de wereld.’
Het gaat slecht met de plannen voor een reis naar de Grand Canyon.
Hij geeft haar een nieuw katje, in de hoop dat ze nu genoeg van hem zal houden om de reis te ondernemen. In plaats daarvan houdt ze van de kat. Ze probeert namen uit, streelt hem, beschermt hem tegen de nieuwsgierigheid van de andere katten.
Ze vertelt Hale dat ze eens een kat was die op een fluwelen kussen in een of andere koude kamer zat, misschien in Rusland zei de waarzegster, en verzorgd werd door een mooie vrouw, misschien een prinses, en die ernaar verlangde menselijk te worden. En nu ze dat geworden is, verbeeldt ze zich dat de mooie vrouw dood is, of dat dit zich allemaal afspeelde in een of ander ver land dat ze nooit terug zal vinden. Ze valt in slaap van het verhaal terwijl ze het vertelt, iedere avond weer, haar eigen privé-sprookje. Hij huivert als hij bedenkt dat ze, voor hij bij haar kwam wonen, het verhaal waarschijnlijk aan de katten vertelde. Hij weet het. Maar Gloria heeft iets dat hem aan een dier doet denken. Toen hij aan haar dacht als een stinkdier was hij er misschien dichtbij haar als een kat te zien. Hij gelooft niet wel of niet in reïncarnatie. Hij wil gewoon naar de Grand Canyon.
's Middags, als Gloria op zoek is naar een baan, rijdt hij naar Paula's huis om te zien of er post voor hem is. Er is een brief van zijn moeder en een folder van een platenclub. Hij vult het formulier van de platenclub in met Paula's naam, kruist de categorie ‘Countryhits’ aan, kruist ‘stuurt u mij svp een rekening’ aan, kruist niet aan dat hij de gratis kalender waarop hij recht heeft wil ontvangen. Wacht maar af tot Paula die doos openmaakt en Country Charlie Pride naar haar op ziet grijnzen. Hij stopt het formulier in Paula's postbus waar het opgehaald zal worden. Hij opent de brief van zijn moeder. Er staan veel uitroeptekens in met betrekking tot zijn onbereidheid te schrijven, zijn onbereidheid gebruik te maken van de onderwijsmogelijkheden die zijn vader etc. etc., en het nieuws dat een meisje met wie hij op highschool heeft gezeten, net getrouwd is met een man die leukemie heeft en ze wist het!!! Hij steekt de twintig dollar die in de brief zitten in zijn zak. Hij koopt een ansichtkaart op weg naar Gloria en schrijft: ‘Wat een verrassing uw extraatje te ontvangen. Dankuwel!!!’ en gooit hem in een brievenbus. Van het geld koopt hij een kooi. Hij rijdt naar huis. Gloria is nog steeds niet terug van het zoeken naar een baan. Hij drijft zoveel katten als hij kan bij elkaar en probeert ze in de kooi te lokken. Ze wandelen er niet in, daarom stopt hij ze erin, doet het deurtje dicht en gluurt naar binnen. Ze vinden het niet leuk. Hij wil naar de Grand
| |
| |
Canyon.
Gloria komt thuis. Ze heeft een baan gevonden in een warenhuis. Hij zegt tegen haar dat ze zulke banen niet moet nemen, op moet houden zich te laten uitbuiten, met hem naar het Westen moet gaan. Ze vraagt op welke manier mensen die op zoek zijn naar garen en knopen haar uitbuiten. Ze ziet de kooi. Ze vindt hem weerzinwekkend. Ze wil niet naar de Grand Canyon. Ga alleen! Hij houdt niet eens van haar. Ze gaat knopen verkopen aan mensen. Hij kan haar verlaten wanneer hij maar wil. Haar ogen zijn groter als ze zich haar verlatenheid voorstelt. Was dat niet wat de echtgenoten van haar zusters altijd deden?
Hij zegt tegen haar dat de katten zullen wennen in de kooi, en 's nachts kunnen ze los in de auto blijven. Hij denkt dat ze de reis in twee weken kunnen maken; dat geeft hun genoeg tijd om de Grand Canyon goed te bekijken. Ze legt haar handen over haar oren en klaagt dat ze niets meer over de Grand Canyon kan horen. In bed ligt ze ineen gekropen aan haar eigen kant. Het is vreemd dat iets dat zo groot is ineen kan kruipen. Ze drukt de matras aan haar kant naar beneden, trekt de dekens over haar hoofd om van hem weg te zijn. Hale denkt dat ze hem er misschien uit zal zetten. Dat wil hij niet. Hij wil dat ze er allebei uit gaan, samen op weg naar het Westen. Hij denkt over wat voor aardigs hij voor haar zou kunnen doen, steekt zijn hand uit om haar arm te strelen. Ze krimpt in elkaar. Goed dan. Hij zal nog een kat voor haar kopen.
Hij gaat naar een huis waar kleine katjes weggegeven worden. Het huis ligt dichtbij de universiteit en verscheidene hippies kijken hem lang en strak aan voor ze hem de katjes zelfs maar laten zien. De katjes liggen in een doos met vodden. Het meisje tilt ze er voorzichtig uit. Hij zegt dat hij ze wel allemaal wil hebben. ‘Wow,’ zegt ze, ‘we willen er nog maar één kwijt.’ Ze werpt hem een eigenaardige blik toe. Ze geeft hem ook een katje. Hij koopt een lint voor om zijn nek en neemt het mee naar Gloria's huis en laat het op de sofa vallen. Hale is gedeprimeerd; de zomer is gauw afgelopen, de beste tijd om de Grand Canyon te zien is dan voorbij, het katje zal opgegroeid zijn tot een kat, en hij zal hier nog steeds zitten wachten. Gloria ziet dat hij somber is als ze thuiskomt van haar werk. Goed zo. Ze begint zich schuldig te voelen omdat ze niet akkoord wil gaan met zijn plannen. Goed zo. Ze zegt dat ze erover nagedacht heeft en dat ze gauw tot een besluit zal zijn gekomen wat betreft de reis. Terwijl ze praat, ziet ze de nieuwe aanwinst. ‘Lief, klein babytje,’ roept ze uit en haalt het katje aan dat op de sofa heeft liggen slapen. Ze bedankt Hale, zegt dat ze dol is op het kleine beestje. Hij besluit de bal terug te klaatsen. Ze houdt van het katje, maar ze houdt niet van hem. Dit maakt haar woedend. Ze houdt wel van hem. Ze gaat bij hem op schoot zitten - ze is ongelooflijk zwaar - en zwaait met haar voeten als vaders lastige lievelingetje, dat haar zin krijgt. Ze heeft gewoon nog iets meer tijd nodig om na te denken, omdat haar zusters allemaal dingen deden die krankzinnig waren en die waren zo ongelukkig, en zij wil niet 's avonds naar ongelukkigheidsbijeenkomsten hoeven te gaan en iedereen laten zien hoe ongelukkig ze is. Ze kust zijn nek en belooft dat ze het hem morgenavond zal zeggen. Maar nu gaat ze een heerlijk maal voor hem klaarmaken om hem te tonen dat ze van hem houdt. Ze gaat naar de
keuken. Een van de katten volgt haar en als hij langs zijn stoel komt, geeft hij hem een duw met zijn voet. De kat rent haar achterna. Dàt is het! Hij heeft het helemaal verkeerd aangepakt. Hij moet de katten uit de weg ruimen in plaats van ze mee naar huis te nemen. Hij moet al die verrekte beesten bijeen jagen en ze uit de weg ruimen en dan zal ze er in haar verdriet mee instemmen de dingen op zijn manier te doen. Hale besluit om Gloria nog een laatste kans te geven over de brug te komen, en daarna zal hij beginnen haar katten van kant te maken.
Gloria zit weer bij hem op schoot. Ze zegt dat
| |
| |
ze de hele dag nagedacht heeft onder het knopen verkopen, en terwijl ze naar de klanten keek dacht ze dat van al die vrouwen gehouden werd en van haar niet. Ze kon gewoonweg niet toestemmen in een reis met een man van wie ze het gevoel had dat hij niet van haar hield. Wanhopig verzekert hij haar dat haar gevoelens onjuist zijn. En als ze de kamer uitgaat, grijpt hij een kat om hem te wurgen, maar beseft dat zij zal weten dat hij hem vermoord heeft - het moet subtieler aangepakt worden. De volgende dag stopt hij een aantal katten in de auto en rijdt naar een boerderij die ver van de snelweg af ligt, en laat ze eruit. Hij rijdt meesmuilend weg. Een van de katten lacht echter het laatst. Een paar dagen later vindt hij zijn weg terug naar Gloria's huis. Ze heeft gerouwd over de katten en nu beantwoordt God haar gebeden en heeft een boodschapper teruggestuurd. Deze boodschapper zal haar iets over de andere katten vertellen, maar natuurlijk lokt haar gekir geen antwoord uit; het gebruikelijke strijken langs haar been, iets meer melk dan gewoonlijk vanwege zijn lange reis. Het kreng heeft dus de weg terug gevonden. Hij besluit dat hij hem zal vergiftigen.
Ze sterven als ratten. De dierenarts weet niet wat er met de eerste kat gebeurd is. Wil ze dat er sectie verricht wordt? Heiligschennis! Nee. Geen sectie. En als ze weer naar hem toe gaat met een dood katje zegt hij, aanvankelijk, dat dit soms gewoon gebeurt met kleine katjes, geeft haar een papieren zakdoekje om haar ogen te drogen, stuurt hen weg. Maar hij is toch bang om haar weer naar deze dierenarts te laten gaan, want uiteindelijk zal de man vermoeden dat ze vergiftigd worden. Dus als de volgende kat dood aangetroffen wordt, door een buurman, in de tuin van de buurman, zegt Hale tegen Gloria dat hun vroegere dierenarts niet goed was - hij wist niet eens waarom haar arme katten doodgingen. Ze moeten een andere dierenarts zoeken. Eigenlijk is dit ook te traumatisch voor haar. Hij zal het lijk naar de dierenarts brengen en haar verslag uitbrengen. Ze bedankt hem, huilend, en haalt geld uit haar zak tevoorschijn. En hij stapt in de auto met de kat in een handdoek gewikkeld op de stoel naast hem en gaat op weg naar de denkbeeldige dierenarts; hij parkeert de auto een eindje van de snelweg vandaan en rent een helling op en legt het bundeltje naast een dikke boom neer. Nog twee, en dan zijn zij met hun tweetjes over.
Op weg naar huis stopt hij bij de Gouden Bogen en eet een overwinningscheeseburger, patat en een cola. De Gouden Bogen zijn een regenboog en aan het eind ervan ligt de Grand Canyon.
Hij stopt het kleine katje in een kooi. Hij zet de kooi in zijn auto. Hij rijdt naar het asiel. Ze willen een donatie. Hij zegt dat hij geen drie dollar heeft. De waarheid; maar wat een blik werpt die vrouw op hem. Ze neemt het dier zonder iets te zeggen aan. Voor drie dollar had ze gezegd ‘Dank u’ om hem van schuld te ontlasten; voor niets wendt ze haar blik af.
Hale wacht zijn tijd af. Over een week kan hij het laatste katje naar het asiel brengen, maar nu kan hij het nog niet van Gloria afnemen. Ze heeft zich eraan vastgeklampt, 's nachts, wakend in het donkere huis, in de vaste overtuiging dat er een vloek op rust die zij moet proberen af te wenden. Het katje heeft een gladde vacht, heldere ogen, het speelt met een bolletje wol. Maar haar overtuiging dat zijn gezondheid geen bescherming vormt is juist. Ze beklaagt de dode katten omdat ze denkt dat God haar straft door middel van hen, en dat is niet eerlijk. Hij zegt tegen haar dat een wraakzuchtige God onzin is. Misschien was het een of ander virus dat ze opgelopen hebben...
Gloria hangt aan zijn lippen. Ze is zo in de war dat hij erover denkt Lucky te sparen, maar hij moet Gloria voor zichzelf hebben, ze moet al haar aandacht op hem richten zodat hun reis naar het Westen schitterend zal zijn. Ze moet foto's van hem willen nemen als hij almachtig op de rand van de Grand Canyon staat, in plaats van schattige kiekjes van kleine katjes voor
| |
| |
haar foto-album, dat al gevuld is met foto's van de doden.
Zijn zusje belt en zegt dat zij en Paula zijn troep hun huis uit willen hebben. Hij rijdt er die middag heen en neemt een grote wasmand mee. Hij stopt zijn kleren erin, en zijn boek.
‘Ik begrijp niet waarom je besloten hebt dat je van al de vrouwen in de wereld die arme, afgetobde meid moest nemen,’ zegt Paula.
‘We houden van elkaar,’ zegt hij.
‘Jij houdt niet van haar. Je zei nooit een woord. Paula en ik waren al bang dat ze ontslag zou nemen omdat jullie elkaar niet lagen,’ zegt Mary.
‘Dan zou je nu blij moeten zijn.’
‘Ik ben niet blij. Doe je dit als grap?’
‘Ik hou van haar.’
‘Ga je met haar trouwen?’
‘Ze wil niet trouwen. Haar familie is volslagen opgefokt. Ze heeft een heleboel zusters die in scheiding liggen of alleen maar ongelukkig zitten te zijn. Ik weet het niet.’
‘Ze is koppig,’ zegt Paula tegen hem.
‘Dat weet ik. Maar ik hou van haar.’
‘Dat is mooi,’ zegt Paula.
‘Dat is niet mooi. Het is een misselijke grap,’ zegt Mary.
‘We gaan een reis maken naar de Grand Canyon,’ zegt Hale tegen ze.
Die middag besluit hij dat Lucky's tijd gekomen is. Hij zet Lucky in de auto. Lucky zit opgesloten en zet zijn pootjes tegen het raam en kijkt naar buiten. De kat kijkt uit het raam tot hij op de plek komt waar hij naar toe ging: dezelfde boerderij waar zijn vrienden verdwenen zijn, alleen heeft Lucky het extra buitenkansje om eruit gelaten te worden voor de ogen van twee kinderen, die naar Hales auto kijken alsof ze iets verwachten. Jullie hebben gelijk, kleintjes, denkt hij, want ik heb weer een katje voor jullie meegebracht. Lucky wordt uit het raam gegooid. De kinderen staren. Ze zullen het verhaal ongetwijfeld aan hun ouders vertellen, precies zoals het gebeurde, en als hun ouders het niet goed vinden dat ze Lucky houden, zullen ze hun ouders wreed vinden en hen haten. Dat weten de ouders! Gelukkige Lucky.
Vanwege alle vreselijke dingen die gebeurd zijn, heeft Gloria nog niet over de reis gesproken. Als hij haar die avond in zijn armen wiegt, zegt hij dat ze moet uitrusten van deze beproeving. Ze gaan naar het Westen, om te vergeten. Alleen zij met z'n tweetjes. Hij legt zijn hoofd op haar brede schouder, laat het dalen tot op haar borst. Een knisperend geluid; geld in haar beha. Ja, zegt ze. Veronderstelt ze.
Op de tweede dag van de reis is Gloria in een goed humeur. Ze stoppen om te lunchen, en na de lunch zingen ze. Ze hebben een heleboel dezelfde liedjes geleerd toen ze klein waren. Hij kan met haar niet over politiek praten omdat ze zo weinig weet en het verveelt hem te proberen haar op de hoogte te brengen, en zij houdt niet van de muziek waar hij van houdt op de radio, dus meestal houden ze alleen elkaars hand vast of ze zingen. Hij laat haar hand niet eens los om te schakelen. Hij glimlacht vaak tegen haar en verbaast zich over die kleine voetjes, zo zedig gekruist, en haar grote lichaam. Het is maar goed dat ze geld heeft en een auto die in goede staat is, want ze moeten vaak stoppen om te eten - ze heeft voortdurend honger - en hij zou zich de prijzen langs de autoweg niet kunnen veroorloven, en zijn auto zou het nooit gehaald hebben.
Ze stoppen bij een motel met een zwembad, en zij is zo uitgelaten als een kind. Ze kleedt zich haastig uit en rent de kamer uit terwijl hij zijn zwembroek nog moet aantrekken, en als hij over de parkeerplaats naar het zwembad loopt ziet hij Gloria bovenaan de blauwe ladder, met haar heupen over de zijkanten gespreid; hij is op tijd om haar in het zwembad te zien plonzen. Hij neemt een foto van haar met zijn Instamatic als ze weer bovenkomt, haar dikke haar ongetemd door het water.
Ze gaan op een stoel bij het zwembad zitten en drinken cola uit een blikje. Het water droogt op de bovenkanten van haar enorme borsten en wordt vervangen door zweet. Zij drinkt twee
| |
| |
cola's en hij drinkt er een. Het is haar idee de eigenaar van het motel naar de naam van een goed restaurant te vragen, en zij gaat naar de balie terwijl hij een douche neemt. Hij zingt in de douche. Een heerlijk diner! De Grand Canyon! Tom-de-dum, zingt hij, een liedje dat hij van haar geleerd heeft. Hij stapt uit de douche, wikkelt een handdoek om zich heen, en hoort flauwtjes, boven de air-conditioner uit, gehuil.
Gloria huilt. Ze heeft haar armen over haar borst gekruist, zichzelf beschermend, en zit voor de air-conditioner en huilt. Hale rent op haar af, en ze legt haar hoofd op zijn schouder - hij bevriest voor die verrekte air-conditioner - en zegt maar één woord: ‘Kat.’ Ze heeft besloten dat de man met wie ze zojuist gepraat heeft één van haar katten was, gereïncarneerd. Ze zegt dat omdat hij zoveel op Mister Tom leek. Echt waar; hij had Mister Toms ogen. Zoals Mister Tom één lui oog had dat je niet recht aankeek... en de man zei, nadat hij haar over restaurants verteld had, dat ze er bekend uitzag. Hale zei dat mensen die motels dreven of dat soort instellingen altijd dachten dat ze bekende gezichten zagen omdat ze nu eenmaal zoveel mensen zagen, dat hij natuurlijk niet Mister Tom was. Ze zei dat hij maar met de man moest gaan praten en zien hoe zijn ogen moe werden, afdwaalden. Maar dat is niet ongewoon! Ze wil het niet aannemen, de moteleigenaar is Mister Tom, haar eigen Mister Tom, en het lot heeft hen naar dit speciale motel gevoerd. Ze weent.
‘En àls het nou jouw kat is? Waarom huil je?’
‘Ik weet het niet. Ik wil weten of Mister Tom gelukkig is.’
‘Hij is gelukkig. Hij heeft een mooi bedrijf, dit is een goede plek. Hij gaat hem uitstekend.’
‘Jij gelooft niet in reïncarnatie,’ jammert ze. ‘Je praat tegen me als tegen een kind, in plaats van de vrouw van wie je houdt. Je houdt niet van me. Waarom heb je me meegenomen op deze reis?’
Hij houdt wel van haar, verzekert hij haar, en zingt, ‘It Had To Be You.’
‘Maar nu voel ik me zo treurig,’ zegt ze tegen hem. ‘Ik heb Mister Tom weer gezien en ik wil dat hij bij mij is.’
Er is geen verstandig woord uit Gloria te krijgen. Hij vertelt haar dat de moteleigenaar stralend gelukkig is. Hij wijst erop dat de moteleigenaar een heleboel geld verdient en dat hij overdag in de zon bij zijn zwembad kan gaan zitten als hij daar zin in heeft. Ze droogt haar ogen, in een poging hem te geloven.
Gloria heeft een nachtmerrie en maakt Hale wakker met haar geschreeuw. Ze heeft Blue Boy gezien en hij vertelde haar dat er iets slechts in de wereld aan het gebeuren was. Ze huivert onder de dekens. Hale zegt tegen haar dat de air-conditioning recht op hen gericht staat en stapt uit bed om de luchtstroom te verstellen. Zijn benen trillen.
In North Platte, Nebraska, wordt Hale een beetje dronken met Gloria in een bar. Zij kan meer drinken dan hij, waarschijnlijk omdat ze dikker is. Hij vertelt haar over de mensen die grapjes maakten over zijn naam op school, over al de jongens die met hem wilden vechten vanwege zijn naam, en hoe hij altijd verloor. Hij is knorrig. Hij wordt nog knorriger als ze hem vertelt dat ze het met Blue Boy eens is dat de wereld slecht is. Hij vraagt haar wat ze bedoelt, precies, en zij kan het niet zeggen. Ze voelt gewoon iets.
Er komt een bedelaar naar hen toe in een eethuis in Fort Defiance, New Mexico. Hale zegt dat hij geen geld heeft. Gloria geeft hem een dollar. ‘Het was Prins,’ zegt ze tegen Hale, ‘maar ik moet moedig zijn.’
‘Het was Prins niet,’ zegt hij boos. ‘Het was verdomme gewoon een ouwe schooier.’
‘Ik weet dat het Prins was,’ gilt ze.
‘Oké, oké.’ Hij denkt dat ze misschien echt zal flippen.
Hale denkt erover zich van haar los te maken, zodat hij niet verantwoordelijk zal zijn voor haar opname in een inrichting als ze flipt. Hij
| |
| |
denkt erover haar ergens achter te laten, maar het is haar auto, en ze zal misschien de politie achter hem aan sturen. Hij denkt erover zijn ouders te bellen op hun kosten en ze genoeg geld te laten sturen om een vliegtuig terug te nemen. Maar wat moet hij doen - blijven wachten in Fort Defiance, New Mexico? Arizona ligt nog maar op één dag afstand. Als ze zich maar rustig zou houden en niet de hele tijd zou fantaseren, zou hij zich zelfs opgetogen kunnen voelen over het vooruitzicht de Grand Canyon te zien. Ze heeft een dromerige uitdrukking op haar gezicht waarover ze niet wil praten. Als ze niet zomaar aan het huilen is, praat ze over alle katten en katjes die ze niet lang geleden had, alsof er belangrijke mensen dood waren. Ze heeft moeite zichzelf in de hand te houden. Er zijn geen liedjes meer. Ze luistert naar de radio - hij vermoedt dat ze luistert - en naar de liedjes waar hij van houdt, want het kan hem niet meer schelen of hij haar gunstig stemt of niet.
Als ze Arizona inrijden, zegt ze: ‘Denk je dat de reden dat je de Grand Canyon wilt zien misschien is dat je er in je vroegere leven iets mee te maken had?’
‘Ik had geen vroeger leven.’
‘Je herinnert het je niet,’ zegt ze.
‘Die onzin over reïncarnatie is allemaal dwaasheid. Er is niets na de dood. Er gebeurt niets dat je doet veranderen. Je wordt in de grond gestopt en je rot weg.’
‘Ik wist dat je niet geloofde,’ zegt ze.
‘Het is allemaal nonsens.’
‘Hoe komt het dan dat ik me kan herinneren dat ik op een groot kussen lag ergens in een koud huis? Een kasteel, misschien.’
‘Dat heb je verzonnen. Het zit allemaal in je hoofd. Een verhaal dat je jezelf vertelt.’
‘Ik herinner het me,’ zegt ze en kijkt weer met die vreemde uitdrukking op haar gezicht uit het raam.
Er rent een kat voor de auto langs en Hale gaat op de rem staan. Hij zag eruit als een van Gloria's katten, de dikke rode, en Hale weet wat hem te wachten staat. Gloria zuigt haar adem in. ‘Antonio,’ fluistert ze. ‘Wat doet hij hier op een weg in de wildernis?’
‘Iemand z'n huisdier,’ zegt Hale.
‘Je hebt hem bijna overreden.’
‘Het is oké. Ik zag hem in de achteruitkijkspiegel.’
‘Arme Antonio. Hij probeerde me iets te zeggen.’
‘Waar huil je nu in godsnaam weer om?’
‘Hij waagde zijn leven. Er was iets dat hij me wilde laten weten.’
‘O, in godsnaam. Iemand z'n huisdier, verdomme.’
‘Je houdt niet eens van katten, hè?’ vraagt Gloria. Ze knijpt haar ogen strak samen, veel strakker dan de ondergaande zon vereist.
‘Waarom zou ik om katten geven?’ zegt hij. ‘Ze zijn allemaal gestorven,’ zegt ze, alsof hij ongelooflijk stom is.
‘Dat klopt. Ze zijn gestorven. Ze zijn weg. Ze komen niet terug als moteleigenaars of als boodschappers in de nacht, en ze rennen niet voor je auto langs om je aandacht te trekken, Gloria.’
‘Laat me eruit.’
‘Waar heb je het over?’
‘Ik wil de auto uit.’
Ze heeft haar hand op de deurknop. Als ze zich omdraait om het knopje omhoog te doen, reikt Hale langs haar heen.
‘In godsnaam. Doe niet zo dramatisch.’
‘Laat me er nou uit.’
‘Ik zet je er niet uit op een of andere snelweg in Arizona.’
‘Laat me eruit en pik maar een of andere aantrekkelijke liftster op. Waarom pik je geen liftster op? Je kunt mijn auto houden. Laat me er alleen uit.’
Hale bemerkt dat haar lichaam niet zo groot is als het was toen ze aan de reis begonnen. Maar ze lijkt nog steeds meer dan levensgroot, met haar ver uiteenstaande, grote ogen en haar grote mond, waarvan de lippen meer in het oog vallen omdat ze gebarsten zijn. Ze heeft op haar lippen gebeten. Als hij haar eruit zou laten,
| |
| |
zou niemand haar ooit oppikken.
‘Kom op, Gloria. Kalmeer een beetje. Over een paar minuten zijn we bij de Grand Canyon.’
‘Je vindt het gek dat ik aan mijn katten denk, maar je vindt het niet gek dat jij voortdurend over de Grand Canyon praat. De echtgenoten van mijn zusters zijn allemaal zo. Alles wat mijn zusters willen is gek. Maar zij zijn nooit gek. Ik ben ten minste niet met je getrouwd.’
Gloria haat hem nu. Maar Hale haat Gloria niet. Hij is aan haar gewend, aan deze grote vrouw die iedere dag zit te klagen en te huilen. Hij wenst bijna dat ze weer gelukkig zou kunnen zijn.
‘Blijf nou maar zitten en ontspan je,’ zegt Hale. Hij houdt zijn hand op het knopje.
Gloria weigert uit de auto te komen als ze er de kans voor krijgt op het moment dat hij bij de Grand Canyon geparkeerd heeft. Ze blijft er als een groot, pruilend kind in zitten met de deuren op slot en kijkt naar Hale die in de Grand Canyon kijkt. Ze heeft bedacht welke boodschap de katten haar wilden geven. Ze weent om haar katten, haar zachte kleine katjes. Ze huilt ook een beetje omdat ze de eerste twee dagen van de reis gedacht heeft dat ze werkelijk van Hale begon te houden, dat het niet zomaar een romance zou zijn die treurig af zou lopen, zoals de huwelijken van al haar zusters.
Hale weet dat hij buiten de auto gesloten is. Hij staart in de Grand Canyon met die wetenschap en blijft een lange tijd staan denken voor hij naar een kraampje loopt waar ze ijs verkopen. Het is een beetje koeler onder de rood, wit en blauw gestreepte luifel. Hij koopt twee horentjes met vanille-ijs en gaat terug naar de auto. Hij tikt op het raampje. Ze legt de kaart neer waarmee ze zichzelf koelte toewuift en doet het raampje op een kier naar beneden. ‘Verder,’ zegt hij. ‘Dit is voor jou.’ Ze doet het raampje ver genoeg open om de ijshoorn van hem aan te pakken. De eerste lik is zo koud dat ze huivert. Ze veegt haar voorhoofd af met haar arm, gaat verzitten op haar stoel om haar benen van elkaar los te krijgen. Hij steekt zijn hand door het raampje en streelt haar haar.
‘We zouden paarden kunnen huren en de Canyon in kunnen rijden,’ zegt Hale. ‘Zou dat niet leuk zijn?’
‘Nee,’ zegt ze. Ze is weer begonnen te huilen. ‘Misschien zitten al je katten daar op je te wachten.’
‘Denk je soms dat ik gek ben? Dat ik denk dat mijn katten in de Grand Canyon zijn?’
‘Er bestaat een mysterieuze olifantenbegraafplaats in Afrika, nietwaar?’
‘En wat dan nog? Wat heeft dat met mij te maken?’
‘Toe nou, Gloria. Kom de auto uit.’
‘Nee,’ zegt ze, maar Hale ziet dat ze weifelt. Het moet erg heet zijn in de auto. Gloria ziet er verschrikkelijk uit, zwetend en huilend. Haar ijsje smelt en loopt langs haar pols.
‘Als je eruit komt kunnen we ons daar opfrissen, bij het kraampje. En je kunt een paar hotdogs voor ons kopen als avondmaal.’
‘Denk je dat ik er nu uitkom om iets te eten voor je te kopen?’
‘Toe nou, Gloria,’ zegt hij en probeert de deur open te trekken alsof hij niet op slot zat. Ze schuift weg van de deur.
‘Ga dan weg,’ zegt Hale. ‘Je hebt de sleutels. Ga naar huis.’
‘En wat zou er dan met jou gebeuren? Ik zou wegrijden en je hier achterlaten en een of ander knap meisje zou je een lift geven en dan zou ik je al gauw weer terugzien. Je zou achter me aan komen.’
‘Natuurlijk, Gloria. Ik hou van je.’
‘Nee!’ schreeuwt ze. ‘Ik geloof dat je helemaal niet van me houdt.’
Hij probeert de deur weer, maar natuurlijk gaat hij niet open. Gloria is nu achter het stuur gaan zitten, maar ze maakt geen aanstalten om de auto te starten. Ze huilt trouwens toch te hard om te kunnen rijden. In de verwachting dat de auto niet van zijn plaats zal komen, klimt hij op de motorkap en staart triest, kauwend op het laatste restje van zijn ijshorentje, in de enorme diepte van de canyon.
|
|