Maatstaf. Jaargang 29
(1981)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
Elia op de KarmelWat mij hier brengt? De sfeer, de mooglijkheid
van snel succes. Daar komt nog bij, het wonen
bij weduwen met kruikjes, dode zonen,
beviel al lang niet meer. Geen echte strijd.
Je leeft maar eens. Trouwens, ik win dit pleit.
Ik kan hier mooi m'n laatste truc vertonen
en mijn loopbaan met vuur en vlam bekronen.
Dat hinken en geblèr is uit de tijd.
Zo blasfemeerde ik de hele preek
waarin mijn vader bliksemde maar mij
niet wist te treffen. Zelfs werd moeder bleek
toen ik, vrij hard, ‘Hij roept Elia’ zei.
Iemand keek om. Jij moest een voorbeeld wezen!
Maar eindtijd viel van mijn gezicht te lezen.
| |
[pagina 30]
| |
PapegaaienparkJardin des plantes, Parijs Aan de grasrand, waar volle Turkse linden schaduwplekken
werpen, op door hun heimwee langzaam geschommelde rekken
dromen de ara's oerwouden en dichte bladerdekken
die zich, al zien zij ze ook niet, altijd maar door uitstrekken.
In al die drukke openlucht uitheems als een parade,
strijken ze zich glad, voelen zich te goed voor wandelpaden,
en kauwen met hun dure snavels van jaspis en jade
op iets kleurloos, zo flauw dat ze het wegsmijtend versmaden.
Wat zij niet lusten, pikken beneden de grauwe duiven,
terwijl zich boven de spotlustige vogels neerbuigen
tussen de beide, bijna lege, weggegooide ruiven.
Maar dan wiegen ze weer, loeren, tonen gapend hun huigen,
en met hun koeterwaalse, leugengrage tongen kluiven
ze afwezig wat op hun ringen. Wachten op getuigen.
(naar Rainer Maria Rilke)
| |
[pagina 31]
| |
Cave adsumKroon me met uitzicht, laat m'n blikken gaan
langs sfeerloze passanten, persberichten.
Gord me het nodige verleden aan.
Verschaf me aanspraak. Tooi me met gedichten
van Jan en Alleman. Smeed een complot
en intrigeer me met mijn satellieten,
met Borodin, Shakespeare, Seurat en God.
Plaats spiegels, figuranten, rekwisieten.
Ja, tuig mijn zintuigen met zin, en prop
mijn hoofd vol met ervaring en denkbeelden.
Dis duistere verhalen aan mij op
over geschiedenissen die nog scheelden
opdat mijn aandacht wat wordt afgeleid
van steeds mijn alomtegenwoordigheid.
|
|