Horse Badorties zie ik ook steeds. ‘Zelfs mijn kakkerlakken hebben kakkerlakken,’ zegt hij, een vijftienjarig meisje toesprekend. Hij wil dat zielige meisje verkrachten. Ze gaat met hem mee. Ze kleedt zich gehoorzaam uit. Horse springt, nee, toch niet, hij moet even bellen. Hij blijft bellen. Het meisje wacht, in onschuldige lieftalligheid, terwijl Horse met zijn in ranzige boter gedoopte telefoon in de weer is. Daarna moeten ze nog een plaatsje vinden om het te doen maar er is geen ruimte in de vierkamerflat. Tenslotte proberen ze het op een stapel dozen. De dozen vallen om. Het meisje gaat teleurgesteld weg.
‘I have to go.’
‘Go? Baby, we just got here. Come on, baby, there's plenty of time.’
‘I have to be home by ten o'clock.’
Weg is ze. Horse wordt beschouwend. Als hij klaar is met zijn bespiegelingen besluit hij door te blijven zoeken tot hij zijn bed vindt. Het moet ergens zijn. ‘Man, I'm so tired from climbing up those boxes and falling down. I've got to find my bed man, an get some zzzzzz's.’
‘Hoe kom je aan meneer Badorties?’ vroeg ik mijn schrijvers-vriend. ‘Ben je het zelf?’ Domme vraag. Ik was al bij hem thuis, in zijn boshuis en had zijn vrouw ontmoet, een keurige vrouw, heel aardig ook. In de keuken alles op zijn plaats. Netjes opgemaakt bed. Prachtig gestapeld haardvuur. Een auto op de oprijlaan, in prima staat. Horse Badorties, die niets voor elkaar heeft en, als hij niet met zijn zzzzz's bezig is, in voortdurende crisis leeft kan William Kotzwinkle niet zijn.
‘Vriend van me,’ zegt William terwijl we taart bij de thee eten. ‘Hij is vijftig nu maar hij wil nog steeds met vijftienjarige meisjes naar bed, het wordt moeilijk voor hem.’
Moeilijk! Ik heb net gelezen hoe Horse op de bodem van een roeiboot op de bodem van het meertje in Central Park, New York, ligt waar zijn nieuwe pak, zojuist voor $18.50 (het kostte $185 maar hij heeft het prijsje veranderd), rap van zijn lijf krimpt. Moeilijk? ‘Leeft hij dan nog? Die vriend van je die voor model diende?’ ‘Hij zit in de gevangenis.’
Ik geef het op. Ik begin over zijn andere boek, herr nightingale and the satin woman (binnenkort in vertaling, uitgave Loeb, Amsterdam) dat mij blijft boeien. Ik ben nu iets slimmer bezig, ik vraag niets meer, ik werp met bewonderende opmerkingen, dat is beter denk ik. Over dat boek valt ook niet te discussiëren, het bestaat uit dromen. Een van de thema's behandelt de liefde tussen een kever en een vrouw. De vrouw is beeldschoon, de kever is een genie. Bladzij na bladzij, illustratie na illustratie, benaderen zij elkaar; de vrouw ontkleedt zich, de kever wandelt over haar lichaam, maar zo komen ze er niet. Ten einde raad concentreert de vrouw zich tot het uiterste en verandert in een nachtvlinder. De kever, dol van lust, begint aan zijn liefdesdans. De vrouw/ vlinder danst de hare. Iedere bioloog weet echter dat de vibratie van de dans - er is hier sprake van insecten - het klaarkom-moment inleidt. Mannetje en vrouwtje moeten hetzelfde trillen. Een nachtvlinder trilt echter anders dan een kever. Het wordt niets. De kever raakt aan de drank. Er staat meer in het boek maar dit is ook knap gevonden. Het zal allegorisch zijn maar daar heb ik geen boodschap aan. Je moet lezen wat er staat, vind ik, als dat niet genoeg is is het verhaal niet genoeg. Vergelijken kan altijd nog, en is meestal nergens voor nodig.
Ik verdiep me nu meer in de persoon van de schrijver, en hij doet dat ook, want laat hij mij nu ook gelezen hebben. We interesseren elkaar, de situatie wordt penibel. Zijn vrouw, ook een schrijfster, Elizabeth Gundy - ze schept romantische romans - brengt meer taart aan. Ik heb haar ook gelezen en kijk uit mijn ooghoeken, want ze ziet er zo netjes uit, en in een van haar vertellingen beschrijft ze hoe de ‘ik’ in Paradiso te Amsterdam grof gegrepen wordt en het nog leuk vindt ook. Vergeefs zoek ik, in het gesloten gelaat, de wulpsheid die uit haar vertelling blijkt.