Maatstaf. Jaargang 28(1980)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Rob Schouten Gedichten Otia regalia Gevierd als vorst in zijn verdeelde rijk en, 's nachts, bordelen met zijn beeldenaren - daarmee vergeldt hij hen hun huldeblijk - laat hij ze hem bastaarden baren zoveel ze kunnen, allen hem gelijk, en hem vergeten voor medeminnaren. Voor het paleis komen ze in een drom hem hun afhanklijkheid betonen te midden van hun identieke zonen. De klant is koning in zijn vorstendom, maar op de troon staat een te hoge som voor al de hunkerende vrouwspersonen die hij dan ziet, maar meer nog weet te wonen, en die zich 's nachts vergissen in zijn mom. [pagina 13] [p. 13] Koningin van de nacht Zij zetelt op haar troon en wuift gastvrij naar de restanten van het défilé. Een late onderdaan trekt steels voorbij en gluurt naar hare majesteit privé. Het is al vroeg, maar haar gelaat, krijtwit, met wallen opgescheept, licht even op: een schim die peilt hoelang zij daar al zit schiet langs. Het zit er al weer bijna op. Ze hoopt nog op een Oosters principaal of op een kanselier op nachtreces, en oefent alvast in de vreemde taal. Geen komt; dan schrijdt ze stram van het bordes en voegt zich buiten bij haar heer gemaal, die juist terug is van zijn schatkistles. [pagina 14] [p. 14] Geen adventist Chokma. Hét bijbels spel voor na de preek bezorgde me veel interessante weetjes. De zoons van Eli. Twaalf kleine profeetjes. En een gepast besluiten van de week. De eerste keer wist ik niet veel, zo bleek, maar na wat sabbats ging het wel zo'n beetje. Hofni en Pinehas. Die twee vergeet je niet zo gauw als beste van de kweek. De speeldrift werd gewoonlijk aangelengd met samenzijn, in alle eer en deugd. Gemengd. Ook ik was vast voor echtgenoot bestemd. De rok was echter nader dan het hemd. Ik trouwde niet en werd geen adventist maar zomaar iemand die er veel van wist. [pagina 15] [p. 15] Scheveningen, komkommertijd (naar Valéry Larbaud) In het cafeetje, fris geboend en ingericht, hebben we lang Engelse drankjes zitten drinken. Het was intiem en warm met de gordijnen dicht. Op het terras stond zeewind met stoelen te klinken. Als bij een schip of trein het rookcompartiment; en of ik reisde zo weemoedig was mijn stemming; ik was volmaakt ontroerd, gelaten en absent; precies een kleine jongen, stil en vol beklemming, terwijl rondom ons alles kalm was en heel vredig. Men deelde aan de bar elkaar geheimen mee. Wat stelt men weinig voor, wat is men onvolledig, op zulke avonden, gezeten naast de zee! [pagina 16] [p. 16] De heengaande nar Hij speelde met zijn kolf van elpenbeen, de laatste geste van een rouwend hof, en in zijn hoofd tuitte de stille lof nog van de oude vorst. Maar die ging heen. Mijn goede vriend, dacht hij, dat ik niet ween vermaakt je nu niet meer als willens grof. Toen weende hij en constateerde dof: Voortaan heb ik het rijk voor mij alleen. Daarna nam hij zijn attributen op, en daarmee buitelend over zijn kop ging hij de lange lege gangen door, naar buiten, naar de binnenplaats, en voor de gevel aan de spijlen van het hek hing hij zich op, en trok een laatste bek. Vorige Volgende