Mallarmé is in ons taalgebied niet bepaald populair, op zijn Après-midi d'un Faune na dan, die nu al vier keer vertaald is (door Van Ameide, Kelk, Coopmans en - recent - door Coljée). Dat zal wel te maken hebben met zijn, beruchte, obscuriteit. Daarom leek het me niet kwaad Mallarmé hier te introduceren met een paar wat luchtigere verzen, die door hun anecdotiek de gekunstelde zegging doorbreken. Van Stéphane Mallarmé verschenen in 1889 onder de titel Les types de Paris een achttal gedichten bij prenten van Jean-François Raffaëlli, een impressionistische randfiguur. Een gewijzigde versie van de voor deze koele hermeticus allermerkwaardigste stukken werd in zijn Poésies opgenomen als Chansons bas.
En daarmee zijn we al bij de vertaalmoeilijkheden aanbeland. Het (predicatief) adjectief in deze titel kan drie betekenissen hebben: ‘zacht, niet luid’, ‘laag, beneden de toon’ en ‘laag (bij de grond), gemeen’. Al die connotaties spelen hier mee: de Chansons bas zijn ‘informele’ deuntjes die op pretentieloze wijze straattypes karakteriseren. Misschien geeft het Nederlands ‘Lage liedjes’ daar wel iets van weer?
Elk van deze gedichten is een soort van epigram waarin een volkstype met precieuze concetti wordt geëvoceerd. In een eerste gedicht wordt de met pikdraad werkende schoenlapper in gunstige zin vergeleken met de lelie (symbool van de reinheid, maar ook van het Franse vorstenhuis). En ook de andere verzen leggen een vrij ironische welwillendheid tegenover het ‘proletariaat’ aan de dag. De eerste strofe van het eerste gedicht confronteert ons ook al met de weinig doorzichtige syntaxis van de man die zichzelf een ‘syntaxier’, een ‘zinsbouwkundige’, noemde. Omdat in het eerste vers een komma ontbreekt, duurt het een tijdje voor we door hebben dat de zinsnede ‘Hors de la poix’ bij het tweede vers hoort en dat ‘rien à faire’ gewoon een tussenzinnetje is. Ook in het derde vers zit zo'n voetangel: ‘simplement’ lijkt bij het werkwoord te horen, maar sluit bij nader toezien aan op ‘comme odeur’; het betekent bovendien niet ‘simpelweg’, zoals we zouden verwachten, maar ‘enkel en alleen’. Voor Mallarmé geldt, zoals een vuistregel van de tekstkritiek luidt, dat de moeilijkere lezing (lectio difficilior) de waarschijnlijkste is. Zo alluderen de tweede en de derde strofe van dit gedicht nog op erotische slippertjes van de spreker en wijst de slotpointe erop dat deze schoenlapper ook graag als schoenmaker aan zijn trekken wil komen.
Het tweede gedicht zinspeelt vernuftig op het viervoudig gebruik van lavendel: als reukwerend middel op het toilet, als laxerende kruidenthee, als haartooi en als insektenwerend middel. De geconstipeerde klant laat het voorkomen of hij voor het eerste doel komt, de dichter of hij het derde verkiest: beide blijken ze evenwel een ander gebruik op het oog te hebben. De tweede strofe wordt hier pas duidelijk als je een komma zet na ‘lieux’ en ‘pour le ventre’ zowel verbindt met ‘tu la vendes’ als met ‘absolus’. ‘Les absolus lieux’ hebben niets metafysisch, zoals sommige commentatoren dachten, maar blijken totaal onverwacht het ‘hoognodige vertrek’, d.w.z. de wc. Ook ‘se raille’ is weer moeilijk: dit werkwoord kan gelezen worden als ‘se raille de’ (heeft er een hekel aan te) maar eveneens als de ‘subjonctif’ van het nagenoeg ongebruikelijke ‘se raller’ (zich opnieuw gaan). Zo krijg je in één woord twee diametraal tegenover elkaar staande betekenissen, die het hypocriete gedrag van de lavendelkoper mooi laten uitschijnen.
De volgende gedichten zijn gelukkig wat makkelijker. Het derde trekt een parallel tussen het werk van de dichter en de stratemaker. (Mijn vertaling verlegt de metafoor enigszins.) Het vierde heeft het over enige even ongewone als nuttige gevolgen van het gebruik van knoflook en uien, terwijl het vijfde een verheerlijking is van het familieleven van de steenhouwer. Het zesde hangt een poëtisch beeld op van de zon die door de wolken breekt en het zevende ironiseert over krantenverkopers, die je telkens wijsmaken dat jij hun eerste klant voor het nieuwe nummer bent. In