| |
| |
| |
Jean A. Schalekamp Brief uit het Midwesten 2
Verkrachters worden weggesleept
Minneapolis, 25 maart
Beste Martin,
het begint hier waarachtig al een beetje lenteachtig te worden. Zes graden boven nul was het gistermiddag en de zon scheen zo lekker. Stevig in ganzedons gepakt zou het best uit te houden zijn op een terrasje in de zon, en een lekker pilsje erbij, gewoon maar wat dromerig zitten kijken naar wat er allemaal langs komt. Maar terrasjes kennen ze hier niet, verdomme, alleen maar donkere holen van café's. Ik stapte er zo eentje binnen, zomaar ergens downtown, want ik had evengoed trek in een pilsje gekregen. Nou moet je daar enorm mee uitkijken, want wat café's betreft is de situatie hier nog erger dan in Amsterdam dertig jaar geleden. Er zijn maar een beperkt aantal bars die vergunning voor sterke drank hebben, een iets groter aantal waar je zogenaamd sterk bier kunt krijgen, wat in Europa gewoon bier is, en dan, afgezien van de café's waar ze helemaal niks alcoholisch mogen hebben nog een stuk of wat waar ze ‘zwak bier’ schenken, en als je dat voor het eerst drinkt is het of je een klap in je gezicht krijgt. Net slootwater.
Maar ik had geluk, ze hadden prima bier in dat café, en niet duur. Zestig cent een gewoon pilsje en 90 een Heineken of een Tuborg. Happy Hour kenden ze er niet, dus je kreeg er niks voor de halve prijs.
Het liep tegen vijven. Er zaten wat kantoormensen, keurige heren allemaal, een paar oude mannetjes en in een nis een ietwat slaperig middelbaar echtpaar. Ineens ging ergens achterin een deurtje open en daar kwamen vijf jongemeisjes binnenwandelen, allemaal gekleed in minuscule broekjes en korte, geheel doorschijnende nachtgewaadjes die van voren openhingen. Ze paradeerden wat door de bar met heur parmantige blote borstjes en zo goed als blote billetjes en kwamen toen zo hier en daar een babbeltje maken. Het kostte allemaal niks. Je hoefde ze niks aan te bieden ook, maar je mocht er niet aankomen, dat niet. Het gekste was eigenlijk nog dat al die kerels in de bar reageerden alsof er net een juffrouw van het Leger des Heils met de Strijdkreet binnengekomen was, in plaats van vijf zo goed als blote meisjes. Een van die elfjes, mooi lang blond haar, van dat hele zachte, weet je wel, en machtig mooie borstjes, kwam bij me staan. Een vriendelijk kind. Ik maakte haar mijn compliment over haar beeldschone nachthemmetje. Ze vertelde me dat ze achttien was en een zusje van veertien had dat in het verbeteringsgesticht zat omdat ze al zes keer opgepakt was geweest wegens prostitutie. Haar ouders waren natuurlijk gescheiden. Ja, zo gaat dat in Amerika.
Nadat ze zo nog een uurtje rondgewandeld hadden kwam er eentje langs met een piepklein zwart broekje in de hand. Als er nog een lange stok aan gezeten had dan had het net een kerkezakje geleken. ‘Voor de meisjes,’ zei ze, maar ook dat was niet verplicht. Zo hier en daar stopte iemand er een dollar in.
Iemand vertelde me dat er café's zijn waar
| |
| |
arbeiders tussen de middag hun boterham op komen eten. Terwijl ze daarmee bezig zijn verschijnen er dan ineens een paar poedelnaakte meisjes die op de tafels gaan dansen of in elk geval zwoele bewegingen maken. Die arbeiders gaan gewoon door met kletsen en hun boterham eten, net of er niks aan de hand is. Iedere middag herhaalt zich datzelfde ritueel. En een tijdje geleden was ik op het vliegveld, 's Morgens om 11 uur, ijskoud, zo'n graad of dertig onder nul, zon en blauwe lucht, maar een felle blizzard die de sneeuw in metershoge wolken over het veld joeg. Zo'n morgen waarop sex wel het allerlaatste is waar je aan denken zou. Ik ging koffie drinken in de vliegveldbar, je kent dat wel, zo'n kille, cleane, zakelijke atmosfeer. Maar de koffie werd geserveerd door meisjes in ontzettend korte rokjes, met lange, glanzende nylondijen en van die opbollende witte tulen broekjes die net voorjaarswolkjes leken. Ik bedoel maar, sex brengen ze hier in zulke rare, anti-erotische omgevingen dat het alleen nog maar een komische uitwerking heeft. (Ik hoor net dat er nu een vrouwencafé is waar ze mannen-lingerieshows geven, maar dat schijnt meer een protestactie van de Women's Lib te zijn.)
Het beheersen van meer dan één taal kan ook wel eens een zekere confusie scheppen, vind ik. Woorden hebben niet alleen een bepaalde klankwaarde maar ook een zekere visuele potentie. De verwarring ontstaat wanneer je woorden van ongeveer gelijkwaardige klankwaarde maar verschillende betekenis met elkaar associeert, want in eerste instantie krijg je dan daarbij het verkeerde beeld voor ogen zodat je onwillekeurig de verkeerde betekenis gebruikt. Zo zie ik bij het woord ‘man-slaughter’, dat gewoon een juridische term voor doodslag is, altijd iemand voor me die op het hakblok van een slagerij ligt. En iedere keer als ik bij een verboden parkeerplaats het bord ‘Violators will be towed away’ zie, denk ik tegen beter weten in: ‘Verkrachters worden weggesleept,’ want ik zie dan het Franse woord violer voor me of het Spaanse violentar. Het is trouwens op alle manieren een rare kreet, want uiteindelijk worden niet de overtreders weggesleept, maar hun wagens. Een woord als ‘alien’ heeft geen vergelijkbare klankwaarde in een andere taal, maar het schept toch verwarring want ik zie dan altijd een nogal eng wezen van een verre planeet voor me. Toch gebruiken Amerikaanse ambtenaren dat woord bij voorkeur voor ‘buitenlander’. Zo ben ik bv. een nonresident alien, afschuwelijk.
Woorden als ‘law-enforcing’ en zelfs ‘law-abiding’ hebben voor mijn gevoel ook iets angstaanjagends of unheimisch, hoewel ik je niet direct zou kunnen zeggen wat ik me daar nu visueel bij voorstel. Maar bij ‘battered woman,’ de term voor een door haar echtgenoot mishandelde vrouw, zie ik wel altijd heel duidelijk een vrouw voor me die aan alle kanten gedeukt is, zoiets als een oude koekepan of een totaal opgereden autowrak. Het grappigste vind ik nog dat iemand er nu achter gekomen is dat er ook nog 12 miljoen ‘battered husbands’ in Amerika rondlopen, maar die schijnen nooit hun beklag te doen.
Amerikanen hebben soms ook wel een raar woordgebruik. Laatst in een Afghaans restaurant at ik ‘spring leg.’ Ik probeerde dat voor mezelf in het Nederlands te vertalen: lentepoot of voorjaarsbeen krijg je dan, nogal raar. Ik vroeg aan mijn disgenote of ‘spring leg’ in het Amerikaans ook gek klinkt. ‘Nee,’ zei ze. Hoewel het toch ook niet gewoon is, neem ik aan. Gewoon zou zijn: ‘leg of spring lamb.’
En neem nu eens zo'n woord als ‘plastic silverware’, dat is toch helemaal te dol, maar Amerikanen beginnen het pas gek te vinden als je hun er op attent maakt. Soms ook gebruiken ze normale woorden op een rare manier, vooral in de reklame. ‘Dramatisch verlaagde prijzen’ bijvoorbeeld. De ontwaarding van het woord filosofie is natuurlijk zo langzamerhand al wel internationaal geworden. Zelfs in Spanje hebben ze het al over ‘de filosofie van onze verkoopmethoden.’ Maar typisch Amerikaans is dan weer ‘heavy duty.’ Als ik dat woord
| |
| |
lees zie ik onveranderlijk Amerikaanse soldaten voor me die zwaar bepakt en met heavy duty laarzen aan door een modderige jungle zwoegen. Maar in een advertentie zag ik het zelfs voor menstruatietamponnetjes gebruikt. De nieuwste krantenuitdrukking hier is ‘sexually active teenagers,’ maar dat werkt meer komisch op me, hoewel ik daarbij gek genoeg niet aan sex denk, alleen maar aan meisjes die ergens verschrikkelijk actief mee bezig zijn. En dat is alleen maar goed, denk ik dan. Hoe actiever een mens bezig is, des te beter voor hemzelf en voor de gemeenschap.
In de tijd toen ik nog geen auto had bestelde ik eens een taxi, zo'n yellow cab. Even later kwam er een klein meisje de bar binnenlopen. Ze bleek de taxichauffeur te zijn. Een spraakzaam meisje. Ze vertelde dat ze 18 was maar ze leek nauwelijks 14. Er is geen land waar leeftijd zo moeilijk te schatten is als in Amerika. Vrouwen van 40 zien er soms uit of ze 20 zijn en hoertjes van 12 zou je zo 24 geven. Maar goed, die taxichauffeuse dan vertelde me dat ze aan de universiteit biologie studeerde, maar het volgend trimester waarschijnlijk op Japans zou overgaan, want dat vond ze zo'n fascinerende taal.
Ik vond dat al lang geen verbazingwekkend verhaal meer, want ik had het van mijn eigen studenten al zo vaak gehoord. Het schijnt het normale patroon te zijn aan Amerikaanse universiteiten. Ieder nieuw trimester komt het 150 pagina's tellende nieuwe studieprogramma uit, waar zo'n paarduizend verschillende studiemogelijkheden in staan. Ik heb zo'n idee dat de helft van de 55.000 studenten hier dat boekje even verlekkerd doornemen alsof het de nieuwe Sears-catalogus is en dan denken: wat zullen we nu weer eens nemen? terwijl de andere helft gewoon een speld ter hand neemt, de ogen sluit en op goed geluk iets aanprikt. Het doet er niet toe wat je studeert, als je maar elk jaar de nodige ‘credits’ haalt. Als iemand medicijnen studeert wil dat dus helemaal niet zeggen dat hij ook werkelijk van plan is dokter te worden. Het volgend jaar zit hij misschien wel in de taalcomputerzaal Nederlands te studeren. Een heleboel mensen ‘studeren hier maar wat raak’, en dat bedoel ik niet negatief. Ze doen het echt voor hun plezier. En toch is studeren hier enorm duur en de meesten zijn verre van rijk. Ze moeten allerlei baantjes aannemen om het vol te kunnen houden.
Het positieve ervan is dat je hier niet die enge specialisatie krijgt die je in Europa hebt, en het woord ‘universiteit’ heeft eigenlijk weer zijn oude betekenis teruggekregen. Er zijn natuurlijk ook hier wel doordouwers die zich hardnekkig in een bepaald vak blijven bekwamen, gelukkig maar, want waar moest het anders heen? Maar zelfs die hebben gewoonlijk een veel grotere ‘gezichtsveldverruiming’ dan in Europa. Het is trouwens typisch een verschijnsel van de laatste jaren. Twee factoren hebben er toe meegewerkt. Velen vinden dat voor een bepaald vak studeren zinloos is omdat je er toch geen baan in kunt krijgen, want de werkloosheid in de intellectuele vakken is de laatste jaren schrikbarend hoog geworden. En verder heeft de hippybeweging van de zestiger jaren er toe bijgedragen dat men gewoon wat minder op ambitie ingesteld is.
In Californië heeft het zo zwaar geregend dat ergens de lijken van een kerkhof naar boven spoelden en de wijken van de levenden binnen kwamen drijven. Er zijn hier geloof ik maar weinig mensen die zoiets echt grappig vinden. Maar jij waardeert het wel, dacht ik. Daarom schrijf ik het je maar even.
Ik heb net een schitterend boek gekocht, nou ja, schitterend, het is eigenlijk het treurigste boek dat ik ooit gezien heb. Wisconsin Death Trip heet het, van Michael Lesy. Het is een van dat soort boeken die hier de laatste tijd in de mode komen. De auteur heeft het opgedragen ‘Aan Mijn Vader En Mijne Moeder’ en het is dan ook een verzameling uiterst naargeestige familiefoto's van omstreeks de eeuwwisseling, afgewisseld door de meest ellendige
| |
| |
kranteknipsels uit diezelfde tijd die een ziek brein maar bij elkaar heeft kunnen scharrelen. Het speelt zich, zoals de titel aangeeft, allemaal af in Wisconsin, onze buurstaat, en in de tijd kort nadat de Indianen er verdreven, uitgeroeid of in reservaten opgesloten waren en de eerste blanke settlers zich er zo'n beetje blijvend gevestigd hadden. Stugge boerenmensen en houthakkers, Yankees, Duitsers, Skandinaviërs en Finnen hoofdzakelijk, en allemaal Calvinisten, Lutheranen of Puriteinen.
Het was juist in die tijd dat, naar het scheen, de Amerikaanse samenleving, en in het bijzonder die van Wisconsin, een ‘ernstige psychische crisis’ doormaakte, wat resulteerde in een abnormaal hoog percentage van hysterie, krankzinnigheid, vooral godsdienstwaanzin, brandstichting, degeneratie, debiliteit, ziekte, zelfmoorden, griezelige gebeurtenissen en min of meer gruwelijke moorden. En niet het vrolijke frisse, gezonde moorden van cowboys onder elkaar, zoals je dat in de Wildwestfilms ziet. Nee, het gebeurde allemaal op een uiterst sombere, zwaarmoedige, morbiede manier. ‘Sordide’ zoals de Fransen dat zo mooi zeggen. Niet ‘The American Dream’ dus, maar “The American Nightmare’, zoals Warren Susan terecht in zijn voorwoord schrijft.
De foto's zijn allemaal tussen 1890 en 1910 genomen door de dorpsfotograaf Charles van Schaick. De berichten komen uit de archieven van het streekblad van Frank en George Cooper, The Badger State Banner. Het boek begint met de foto van een bijzonder eng wit paard en dan komt er een eindeloze reeks opgeprikte echtparen, somber voor zich uit starende grootvaders met ringbaardjes, boeren voor hun scheefgezakte bedoening, hele families voor hun treurige houten huizen, arbeiders in miserabele werkplaatsjes, vredig rustende kinderlijkjes in rechtop gezette kistjes, met de diep bedroefde ouders ernaast, en dat allemaal in dezelfde starre houdingen en met een uitdrukking alsof ze er alleen nog maar naar verlangen dit tranendal, waar ze als straf voor de zonden hunner vaderen neergezet zijn, zo spoedig mogelijk te kunnen verlaten.
Die foto's kan ik helaas niet laten zien maar ik kan je wel een kleine bloemlezing geven van al het leed dat in de berichtjes vermeld wordt:
* | Een gebedsgenezer uit Chicago werd bij de weduwe Anna Ross ontboden om te trachten haar van haar verlamming te genezen. Het uiteindelijke resultaat was dat Mrs. Ross ook nog aan godsdienstwaanzin begon te lijden. |
* | Gottlieb Wagner, een oude boer uit Janesville, kuste zijn kinderen, gaf hen wat geld, stuurde hen naar school, stak vervolgens zijn boerderij in brand en stortte zich in de vlammen. |
* | In Cameron was een kind geboren in het gezin Dunn. Tijdens de viering van de blijde gebeurtenis werd de vader dronken, pakte de baby uit de wieg en verbrijzelde het hoofdje van het kind tegen de muur. Hij stond op het punt zijn vrouw te wurgen toen de buren tussenbeiden kwamen. |
* | In La Crosse heerste de afgelopen week enige opwinding door het optreden van een geest, die zich met de gebruikelijke symptomen manifesteerde. |
* | De vrouw van Hans Nelson heeft gistermorgen in haar woning zelfmoord gepleegd door zich de keel door te snijden. Het motief voor haar daad schijnt gezocht te moeten worden in de praatjes die sinds enige tijd over haar de ronde deden. |
* | De 80-jarige moeder van een in de gevangenis vertoevende man wierp zich voor een trein en werd in drie stukken gesneden. De schande die haar overkwam had haar tot krankzinnigheid gedreven. |
* | In de straten van Eau Claire werd een jongevrouw aangetroffen die daar rondwandelde met haar gestorven baby in de armen. Ze kwam uit Chippewa County, had haar man verloren en was zonder middelen van bestaan. |
* | Mrs Hiram Mc Donald uit Muskego, krankzinnig geworden door religieuze opwinding, viel haar kinderen aan met een bijl en sloeg vervolgens alle meubels, vensters en deuren van haar woning tot spaanders. |
| |
| |
* | Zwervers trekken door Grant County om schapen en paarden te stelen. De boeren hebben een comité van waakzaamheid gevormd. |
* | De kwaadaardige epidemie van zwarte difterie in Louis Valley heeft in 2 dagen tijd 5 kinderen van het gezin Martin-Molloy gedood. Huis en meubels zijn verbrand. |
* | Jongstleden maandag kwam een man uit Fairchild bij dr. Cole om hulp. Tijdens het kauwen op een taaie biefstuk was de onderhelft van zijn kunstgebit losgeraakt, zodat hij het tegelijk met het vlees inslikte, waarna beide in het onderste gedeelte van zijn keelgat bleven steken. De dokter slaagde er niet in, vlees en gebit weer naar boven te krijgen en heeft ze toen maar helemaal omlaag geduwd. |
* | James Carr uit Beaver Dam werd dood aangetroffen in zijn houthok. Hij bleek van honger gestorven. |
* | Het bierhuis dat met vergunning van het gemeentebestuur aan deze zijde van de rivier opgetrokken is blijft groot ongerief veroorzaken. Het schuim van de stad komt daar samen en voor vrouwen is het niet veilig meer er langs te lopen. Bloedige vechtpartijen zijn er aan de orde van de dag en het afranselen van vrouwen is een ware rage geworden in onze omgeving. Waar moet dat heen? |
* | Lena Watson uit Black River Falls heeft een onwettig kind gebaard en dit kind nog dezelfde dag gewurgd. |
* | Toen Bernfid Krause, 72 jaar, gistermorgen de kerk in Little Chute verliet, liep hij naar de brug, legde zijn jas, hoed en psalmboek op de leuning en verdronk zich in de rivier. |
* | Waunakee werd gisteravond overvallen door een bende rondzwervende misdadigers die de bewoners met revolvers de straat op dreven en vervolgens hun huizen leegroofden. In Montfort werden zeventien huizen in brand gestoken. In Oskosh werd voor de derde maal het gerechtsgebouw verbrand nog voordat het geheel voltooid was. |
* | Albert Proch is door de artsen van La Crosse krankzinnig verklaard. Hij had enkele jaren lang gewerkt aan een perpetuum mobile
|
| |
| |
| machine. |
* | In Iron County, waar sinds juni vorig jaar de ijzermijnen gesloten zijn, leven 15.000 mensen in een hopeloze situatie. Stoere mannen lopen wenend door de straten omdat hun zieke vrouwen en hulpeloze kinderen niets te eten hebben en geen kleren om aan te trekken. |
* | De werknemers van de John R. Davis Lumber Company weigerden een loonsverlaging van 10% te aanvaarden. Als gevolg daarvan is de werkplaats nu gesloten. |
* | Jongemannen die het slachtoffer geworden zijn van de eenzame zonde, die vreselijke gewoonte die reeds zovele duizenden ontijdig ten grave gesleept heeft, kunnen zich in alle vertrouwen wenden tot dr. Mosley Lee. |
* | Christian Wold, een boer uit Poskin Lake, pleegde zelfmoord door zijn hoofd met dynamiet op te blazen. Alvorens het dynamiet tot ontploffing te brengen riep hij uit: ‘Daar ga ik, en de Heer ga met mij!’ |
* | John Pabelowski, een 16-jarige jongen uit Stevens Point, is debiel geworden door het roken van tabak. |
* | G. Drinkwine, de vader van mejuffrouw Lilian Drinkwine die enkele dagen geleden zelfmoord pleegde, heeft een poging tot zelfmoord gedaan door een groot aantal sigarenpeuken in te slikken. |
* | Mrs. Louise Ross uit Janesville, die in Chicago aangetroffen werd alwaar zij door de straten zwierf op zoek naar haar man, zal naar de staatskrankzinnigeninrichting van Mendota overgebracht worden. |
* | Elsie Whitsan, 4 jaar, kind van Henry Whitsan, is in Weenah van verdriet gestorven. Haar moeder was enkele dagen eerder overleden en vanaf die dag had het kind onafgebroken gehuild. De artsen menen dat de dood veroorzaakt is door een gebroken hart. |
Hoe zou het toch komen dat dat soort leed en kommer zo'n onweerstaanbaar komisch effect heeft?
Veel Europese schrijvers trekken de laatste tijd naar Amerika om ‘zichzelf te vinden’ of zoiets. Ontelbare Amerikaanse schrijvers zijn in de laatste decennia al naar Europa getrokken om ‘zichzelf te vinden.’ Misschien ben ik wel naar Amerika gegaan om die twee dagen in Superior National Forest mee te maken, een eindeloos gebied van bossen en meren waar je zomers alleen per kano door kunt trekken, want wegen zijn er niet. Toen ik er was, was net de lente begonnen maar daar lag de sneeuw nog een halve meter dik. Nergens heb ik zo de absolute stilte en eenzaamheid ondergaan als daar. Geen geluid, behalve de wind hoog in de bomen en het regelmatige knisperende glijden van de cross-country ski's onder mijn voeten. Geen levend wezen mijlen in de omtrek. De beren sliepen nog, de ‘moose’ vertoonde zich niet, de wolven hielden zich koest. Alleen ik en mijn blauwe schaduw in de sneeuw. En de bossen, donkere sparren en de eng-witte, spookachtige stammen van de zilverberken. Pas dicht bij de nederzetting kwam ik weer mensen tegen, een middelbaar echtpaar met een grote zwarte hond. Het echtpaar liep op sneeuwschoenen, van die gevlochten dingen Zoals Eskimo's ze ook dragen, de hond liep gewoon op zijn blote voeten en zakte toch niet weg. Ik groette en bleef staan om een praatje te maken. Eenvoudige, hardwerkende mensen, die hun leven lang daar aan de rand van de wildernis gewoond hadden, maar hun kinderen waren nu naar de grote stad getrokken, de ene naar Duluth, de andere naar Minneapolis. Ik vroeg maar niet wat de man voor werk deed. Het zou zo teleurstellend geweest zijn als hij geen houthakker of pelsjager was, maar gewoon boekhouder of zoiets. Ik voer nu eenmaal een eenzame strijd om althans voor mezelf nog iets van een romantisch wereldbeeld in stand te houden.
En toen kwam de terugreis naar de beschaving. Het weerbericht had ‘enkele lichte, verspreide sneeuwbuitjes’ voorspeld dus ik meende het er wel op te kunnen wagen. Nou, dat heb ik geweten. Het sneeuwde. De sneeuwval werd zo dicht dat ik maar enkele meters voor me uit kon zien. Ik kon niet meer terug, nergens was
| |
| |
een mogelijkheid om te keren. Weg en bermen waren allang niet meer te zien. Bossen, niets dan bossen, tientallen mijlen ver, geen dorp, geen gehucht, geen huis, niets. En ook geen verkeer. Na vijftig mijl of zo maakte de weg ineens een lus en stond ik weer op hetzelfde punt. De verschrikkelijke waarheid drong tot me door: ik had de verkeerde weg genomen. De kaart bevestigde het. De weg liep dood in de wildernis, op nauwelijks 30 mijl van de Canadese grens.
Er zat niets anders op dan weer terug te rijden, met een vaartje van nauwelijks 20 per uur over een steeds dieper onder het sneeuwdek wegzakkende kronkelweg. Een vage angst begon zich van me meester te maken. Ik had geen CB-radio, kon dus in geval van nood geen verbinding met de buitenwereld maken. Ik had alle waarschuwingen wat betreft het meenemen van een ‘emergency-kit’ in de wind geslagen. Geen wollen dekens, geen kaarsen, geen watervoorraad, geen eten, geen hitteblokjes om sneeuw te smelten, alleen maar wat zoute koekjes. Ja, kon ik weten dat ik de verkeerde weg zou nemen! Maar nu zat ik ermee. Als ik bleef steken zou ik pas na dagen gevonden worden, misschien zelfs pas tegen de zomer, als alle sneeuw gesmolten was. Nederlands auteur verdwenen in ijzige wildernis.
Ik probeerde me mijn dood voor te stellen. Dat doe ik altijd, sinds ik een keer bijna verzopen ben. Ik doe het in een vliegtuig, zonder angst, met alleen maar een soort macabere nieuwsgierigheid en ik deed het ook nu weer. Het is wel een heel langzame dood. De tank was nog vrij vol, vijftig liter misschien. Ik zou de motor aan kunnen houden om warm te blijven, maar met het risico aan koolmonoxydevergiftiging te sterven. Sneeuw zou langzaam de ruiten geheel bedekken, het zou steeds donkerder worden in de wagen. Ik zou het koud krijgen, langzaam versuffen. Ik herinner me kranteberichten van de afgelopen weken, van in hun cabines opgesloten vrachtwagenchauffeurs die tenslotte de snowmobiles over het dak van hun cabines hoorden rijden. Maar dat was op een drukke snelweg. Hier kwam geen mens. Alleen een wolf, vlees ruikend, zou misschien met zijn poten aan het raam komen krabben.
Intussen reed ik maar door. Met de angst vermengden zich een vreemdsoortig genot en een eigenaardige kalmte. Het was zo adembenemend mooi, die eindeloze bossen in de sneeuw, in dat vage, geelgrijze licht. Die witte zachtheid overal om me heen, een beschermende zachtheid, alsof ik in de watten gelegd was. Sterven in de sneeuw schijnt niet erg te zijn, hield ik mezelf voor. Je verliest langzaam het bewustzijn onder het genot van heerlijke dromen en hallucinaties, en zonder dat je het merkt ga je dood. Ik zou het nu kunnen accepteren, dood te gaan. Je moet wel, als het toch niet anders kan, het heeft geen zin er tegen in opstand te komen. Misschien ben je pas echt volwassen op het moment dat je je eigen dood kunt accepteren. Echt vervelend is het alleen voor de achterblijvers, maar die komen er op den duur ook wel weer overheen. Uiteindelijk liep het allemaal zo'n vaart niet. De stevige sneeuwbanden en de stoere 8-cylindermotor van mijn Ford hebben me er tenslotte veilig doorheen gesleept. Maar misschien heb ik daar, in die nooit eindigende sneeuw, dan toch in elk geval weer een stukje van mezelf gevonden.
|
|