Maatstaf. Jaargang 24
(1976)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Jacques Waterman De electriciensIk had electriciens besteld
- Ik zo energiek, jij zo gekweld -
Zij hadden zich op tijd gemeld
Door drie keer aan te bellen.
Drie lampjes waren uitgebrand
Van 100 Watt, met als resultant'
De lampschaduw tegen de wand:
Goed voor de schemeruren.
'k Had véél besteld: een stuk of wat
Lampen van 150 Watt:
Drie doorzichtig, vijf halfmat
Voor in de armaturen.
De lampen, die zij meegebracht
In hun citybag - 't waren er acht -
En drie reflectors en, onverwacht,
Een heel stel lampekappen:
Eén lampekap, die ook bedsprei was
Had gekleurde stukjes glas
En houten hertjes als afpas
Naast vele andere grappen.
De ander bedekte het plafond
Als een gedecoreerde zon
Waardoor de kamer aan lamplicht won
Maar niet aan ware luister.
Kap Drie, als een trekharmonica,
Kroop over het vloerpatina,
Niet goed voor de aesthetica
En verder was het duister.
| |
[pagina 55]
| |
Nog enig denken en ik besloot:
‘'k Neem één reflector’ - de man groot
Accepteerde nors dit blijk van nood
Van onze financiën.
Zij gingen daarop stoer en sterk
De lampen schroeven in het zwerk
Van onze kamers, 't was veel werk:
't Bevestigen op trappen.
Toen heb ik me geëxcuseerd:
‘Heren, m'n auto staat verkeerd!
Die moet nog even ten goede gekeerd
Dan kom 'k het geld afdragen.’
Ik moest de gelden halen gaan,
Wist niet waar mijn auto moest staan,
Want door 't uur bood zich geen plaats aan
Voor mijn nieuwe wagen.
En toen ik tóch een plaatsje vond
Was het een wachter die daar stond
Zijn hoofd schuddend en die me wegzond
En ik maar verder zoeken.
Daarnaast banen bedekt met gras
Ik reed erop, maar ál te dras
Was die parkeerplaats. Eén groot moeras!
Zo verging tijd met vloeken.
Waarop ik me een plaats bevocht
Op een terrein waar het niet mocht
Naast het stadhuis zo schoon gewrocht
Met torens en kantélen.
Slechts één gedachte maakte me bang:
‘De electriciens zijn klaar. Eerlang
Valt dat stel het wachten te lang
En gaan ze zich vervelen.’
Maar d'electriciens tè lang gewacht
Verveelden zich uit alle macht,
Hebben toen mijn vrouw verkracht
En dat kon ik niet nemen.
| |
[pagina 56]
| |
Ik viel daarop hen beiden aan
Met een verrotte kanospaan
Zij konden mij gemakkelijk aan
En deden mij bezwijmen.
Nu lig ik krimpend op de grond
Ik zo ziek en jij zo gezond
En de klokkewijzer draait maar rond:
‘And the barber kept on shaving.’Ga naar voetnoot*
|
|