Aforismen uit ‘Reis naar het einde van de nacht’ van L.-F. Céline
Verzameld en ingeleid door P. Wattèl
De visie op de menselijke conditie vanuit Céline's aforismen in ‘Reis naar het einde van de nacht’ is diep pessimistisch. De mens is voortdurend in gevaar. Steeds is er de dreiging van oorlog, ‘als de kwaadaardigheid wordt georganiseerd’, ziekte, eenzaamheid, dood; bovenal een paranoïde angst voor werkelijk alles. Daarom worden begrippen als angst, lafheid en hypocrisie loffelijke kwaliteiten om aan de druk van het lot te ontkomen.
Céline blijft een fascinerende klootzak door zijn visie op mens en wereld en door zijn rabiate racisme. Op zijn fascistoïde rassenwaan kan niet genoeg worden gehamerd. Joden of Chinezen of andere virussen, alles is bruikbaar voor de, door bederf geobsedeerde, voyerende epidemioloog Céline.
Vanuit die optiek zijn niet zijn pamfletten moeilijk te plaatsen maar waar laat je figuren als Molly en vooral Alcide, die christusfiguur die in de afrikaanse jungle - dé plaats van overwoekerend bederf bij uitstek - ploetert om zijn nichtje in Frankrijk een goede opleiding te geven.
Bijna alle andere figuren zijn intens zielig, abject of anarcho-fascist, óók in de ‘Reis’. Het fascistische vind ik in de onveranderlijkheid van de céliniaanse mens. Géén verloren paradijs, géén mooi voorland zoals voor christenen en voor marxisten. Een mens is een in de wereld geschopt incidentje dat nooit beter uitvalt dan zijn vader. In de wieg al wormstekig, opgroeiend door Céline bestempeld als etter die omhoog komt (du pus qui monte) en als volwassene een wolf voor zijn medemens. Een vader-figuur die bestierend in een luie stoel streng maar rechtvaardig zit te wezen, ontbreekt. Dit o.a. onderscheidt Céline van andere fascistische schrijvers als Drieu-la Rochelle. Ondanks het verhelderende werk van Kummer, Vitoux, Hanrez e.a. is men er toch niet geheel achter wat nu werkelijk de visie van Céline op mens en wereld was. Misschien kunnen een aantal van zijn aforismen verhelderend werken.