pliment.’
26 december 1912: ‘(...) Il venait d'être fait Commandeur de la Légion d'Honneur. Des amis le félicitaient: “Oui, oui, répondait-il, une plaque mortuaire!” Avait-il donc esprit? C'est pour moi une découverte (...) un mérite: grand travailleur (...) un excitateur au travail (...) Il était unique.’
7 juli 1923: ‘Les souvenirs du dîner Bixio, par Jules Claretie (...) Très intéressant, vivants, vifs. (...) Claretie aurait pu être un mémorialiste d'un grand intérêt (...)’
2 maart 1945: ‘Almanach des Lettres françaises et étrangères, 1924, dedans (...) Claretie sur la mort de Zola (...) C'est fort bien fait, pittoresque, rapide, saisissant, simple, sans emphase ni déclamation. Claretie avait beaucoup de talent, et de l'esprit.’
Uit de kroniek van januari 1914: ‘Le voilà parti, cet excellent Jules Claretie (...) C'était un homme admirable (...) en définitive, il restera surtout de Jules Claretie la réputation d'un homme aimable.’
De lacune in ‘Lost Illusions’ kan alleen maar als oorzaken hebben haast of nonchalance of bevooroordeling... dat Paul Léautaud zwijgt is begrijpelijk... maar een biograaf moet toch daar doorheen zien.
Er komen nog wat ridiculiteiten in deze biografie voor, die ook wel aan het breiwerk van Harding te wijten zullen zijn. Veel, zo niet alles - hoe vlot, hoe overzichtelijk dan ook geschreven - was voorgeprogrammeerd en werd zonder meer overgeschreven. Zo wordt - en een kern van waarheid zit erin - Paul Valéry voorgesteld als een profiteur van zijn eigen oeuvre met zijn dunne plaquettes, in uiterst beperkte oplagen en in luxueuze uitvoering voor snobs, maar om nu te stellen dat hij - in tegenstelling tot Paul Léautaud - op bestelling schreef voor een fabrikant van farmaceutica is sterk gekleurd; die opdracht voor Valéry werd niet tot een goed einde gebracht, al was wel de opzet in feite aanwezig, maar dat Léautaud zoiets nooit gedaan zou hebben, en dat dergelijk ‘handwerk’ ten behoeve van een luxer leventje buiten zijn gezichtskring heeft gelegen, is in strijd met de waarheid. Want in augustus 1937 verscheen er in de reeks ‘Mieux Vivre’ - uitgegeven door ‘La formule Jaequemaire’ en gedistribueerd door apothekers - een artikeltje van Léautaud, overvloedig geïllustreerd en doorspekt met advertenties voor allerlei produkten. Dat is ook in de bibliografie van Marie Dormoy te vinden. Misschien een spijker op laag water, maar toch wel typerend voor de slaafse navolging van Harding: Hij schrijft dat Blanche Blanc de twaalfde vrouw is in de rij, die de sexuele belangstelling van Léautaud genoot, terwijl dat in waarheid pas de elfde was. Maar James Harding heeft dat uit ‘La vie secrète’ gehaald en uit slordigheid bij het tellen over het hoofd gezien dat Marie Dormoy in haar rijtje een chronologische fout heeft gemaakt. Ernstiger en tekenend voor de biograaf vind ik tenslotte dat in de introductie de hoop wordt uitgesproken dat ‘this biography will arouse a wider interest’, dat hoop ik dan met hem, maar ik vind het onbegrijpelijk - of ook niet
zó - dat hij vergeet mede te delen dat in de engelse taal twee werken van Léautaud zijn verschenen en wel: ‘The little friend’ en ‘Journal of a man of letters 1898-1907’ met een voorwoord van Alan Pryne-Jones, dat nog ietwat kwalijker is dan de conceptie van Harding, omdat de inleider tot de vreemdste conclusies komt.
Een biografie van Léautaud moet eenvoudig te schrijven zijn - afgezien van het onnoemelijk vele graafwerk, waar James Harding niet eens aan begonnen is, maar waarvan een zeer goede aanzet te vinden is in Raymond Mahieu - Paul Léautaud. La jeunesse et les débuts de la maturité (1872-1914), want de eenheid van plaats (Parijs) en handeling (het eigen leven) maakt de zaak simpel, en de periode is in alle facetten onderzocht. De eigenlijke mislukking van ‘Lost Illusions’ moet dan ook gezocht worden in de al te gemakkelijke wijze van werken van de auteur en de onderschatting van zijn lezers.