intelligentsia het enige alternatief dat Pound kon verzinnen? En welk recht heeft iemand wiens latere leven één grote blunder was, een triest misverstand in woord en daad, om het woord wijsheid in de mond te nemen? En hoe moet ik Pounds voorkeur voor een vitaal kapitalisme rijmen met zijn ‘revolt against the domination of money’? Dat geluk niet van bezittingen afhankelijk is, maar van geestelijke harmonie, lijkt me geen geweldige ontdekking. Waarvan hangt die harmonie op zijn beurt weer af? Van het niet hebben van geld? Ik vind Kunnas hier tamelijk vaag en zijn verklaring van Pounds vergelijking van Mussolini met Jefferson (‘he just sees a series of particular phenomena quite independent of labels’) blijft duister voor mij. De vergelijking zal wel voortkomen uit de drang om Mussolini al tijdens zijn leven een plaats in de historie te geven. We weten hoe kinderlijk geflatteerd Pound was toen de Duce hem in 1933 een onderhoud toestond. In zijn bekende Life of Ezra Pound, een boek dat Kunnas niet noemt, vertelt Noel Stock dat Pound A Draft of xxx cantos bij die gelegenheid aan Mussolini liet zien. ‘Mussolini glanced at a passage here and there, or perhaps the author pointed out some lines of which he was particularly fond... Mussolini remarked that he found the work, or the passage, “divertente”, meaning entertaining. Pound seems to have taken this as a serious comment indicating that in a flash the statesman had seen through to the heart of the matter...’ Het ‘divertente’, dat klinkt als de meest vrijblijvende beleefdheidsfrase die iemand zou kunnen verzinnen, was voor Pound terstond het bewijs van de brille van zijn afgod!
In zijn vergelijken van Pound met andere fascistoïde schrijvers gaat Kunnas nogal oppervlakkig te werk. Pounds nostalgie naar de ‘natural man’ die door de decadentie van de beschaving doodgedrukt is doet inderdaad denken aan het heimwee van Lawrence, maar wat een volstrekt ander temperament als Céline doet in het gezelschap dat Kunnas aan laat treden is me een raadsel. Als bij Lawrence neemt het verheerlijken van de ‘vital, instinctive creativity and joy of life’ bij Pound al gauw een steriele en schreeuwerige vorm aan. Zijn verloren paradijs is een constructie vanuit zijn afkeer van het nu. Waar heeft hij ooit bestaan, die ‘natural man’ met zijn instinct en zijn onstuimige scheppingsdrang? Zag Pound in zijn eigen poëzie een uiting van die voorwereldlijke ‘joy of life’? Dat was dan weer een misverstand, één van de vele. Energiek was Pound zeker, maar zijn taal was vaak dor. Zijn brieven geven vooral het beeld van een man die zijn krampachtige boertigheid voor spontaneïteit versleet. De loodzware ironie van het ‘Mr Hecatom Styrax’-citaat is impliciet een commentaar op de kwaliteit van het idee waarop het berust. Op een zin als ‘An excess of moralism seems to Pound, as to other writers, a symptom of decadence’, kun je alleen zowel ja als amen zeggen, want een exces is per definitie decadent. Natuurlijk is de puritein pervers, maar bij Pound blijft die puritein een abstractie. Bij een dichter als Robert Lowell komen de gevolgen van een ‘excess of moralism’ heel wat overtuigender, want concreter, tot uiting. Misschien heeft Lowell ook wel eens wakker gelegen van ‘The thought of what America would be like / if the Classics had a wide circulation...’, al schreef hij er niet zulke onbenullige regels over. Het is misschien niet fair om zo gemakkelijk een bladzij van de geschiedenis om te slaan en Pound met Lowell
in verband te brengen. Het was makkelijker voor Lowell om te dichten over Rome, ‘the City of God’: ‘There the skirt-mad Mussolini unfurled / the eagle of Caesar. He was one of us / only, pure prose.’ Toch is Lowells houding het bewijs dat een afkeer van een op geldzuchtig puritanisme gebouwd Amerika niet persé tot fascistoïde neigingen leidt. Lowell heeft niet Pounds behoefte aan de sterke man. Hij brengt God niet ten val om een afgod zijn huis in te halen.
Hoewel Pound veel ideeën had die me uit het hart zijn gegrepen (‘This nonsense about art