Maatstaf. Jaargang 22(1974)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] R.A. Basart Gedichten Nacht in het gasthuis Uit dromen dat je wakker wordt en stappen hoort die niet voorbijgaan (je kunt niet meer ontkomen maar je weet nog niet waaraan) ontwaak je in een ijz'ren bed. Je klemt je aan de spijlen vast tot je opeens proeft hoe het roest dat door de verflaag breekt je lippen heeft bereikt. De vreemdeling zeker Geen donk're nacht maar late middag, watergrijs; het licht is bijna op. Nauw zichtbaar valt een meeuw horizontaal mijn raam voorbij, en dan wordt er gebeld - en in het duister onder aan de trap staat hij, een oude schooltas openend als hij naar boven gaat en vraagt of ik belang stel in de bijbel. [pagina 54] [p. 54] Zelfportret als hond De hond heeft geen nut, dat weet hij. Zijn leven is een onhandige smoes die ras heet - of trouw als hij niet in de mode is. Met oren op de groei haast hij zich zorgelijk van geur naar geur, niet wetend of hij hoofdpijn heeft of nadenkt. Mater dolorosa Alle dagen voer een slof vol tranen door het huis: zij kuiste schreiend elke kamer tot het stof tot stof teruggedrongen was: een onbegonnen werk dat dagelijks voltooid werd. Wanneer ze jammerend de vaat deed, stond ik stil de goot- steen leeg te eten, peinzend: Wat een goedheid! Wat een leed! al denk ik nu vaak: was 't wel huilen wat ik zag, of zong ze samen met de zuiger? En zwaaide ze me sochtends uit, of zeemde ze de ruiten? Vorige Volgende