F. Harmsen van Beek Het sprokkeltje van de duizendpoot
Sprokkelmaand 1. 1974
De duizendpoot was heel verdrietig - ondanks zijn aangeboren overpotigheid, slaagde hij er niet in om iets nets tot stand te brengen. Hij abonneerde zich op het onvolprezen tijdschrift ‘Artis’, omdat hij wist dat Natura Magistra ist. Maar hij las er enkel in over 2, 4, 8 of onpotigen; totdat een artikel zijn aandacht trok: dat ging over zeesterren.
Ogenblikkelijk scharrelde hij - moet denken: eerst op twee na duizend knoop (voor het gemak) laarsjes aandoen, dan naar keuken om theewater te opzetten - toen naar zijn kast, waarin een verzameling v. prachtige schelpen geschelpschap hield aan een dode zeester. ‘Indien ik de “ee”s zonder lusjes schrijf,’ dacht de duizendpoot, is hier sprake, eigenlijk meer schrijve, of leze of zelfs misschien alleen maar voele, van een zuster.
Er was dus nog hoop.
De duizendpoot nam een abonnement op een plaatselijk blad en plaatste een advertentie. (Hij kon schrijven en z'n eerste 2 voorpootjes hield hij altijd bloot, vandaar die 1000 min 2 laarsjes). De advertentie luidde: Gevraagd een oude zeebonk - liefst doofstom. Abstinentie v. alles w. God, Allah & Mohammed, Boedah en andere Mormonen verbieden is gewenst, niet vereist. Bedoeling: uitleg over zeesterren. Lei en griffels aanwezig. Vervelend, eentonig, soms géén eten, maar keurig ledikant. Steller dezes slaapt zelf op grond. In Uweetwels naam: geen financiële of andere bijbedoelingen. No. 1000-2 v. dit blad).
Toen ging de duizendpoot zitten afwachten. Er kwam maar geen antwoord: de bonken waren op, de zeeën blijkbaar verdroogd. En de sterren. Foetsie. Geen zee- laat staan zuster die zich meldde.
I.p.v.v. chagrijn te sterven, ging de duizendpoot over op pantoffeltjes en begon te sterrenkunde proberen begrijpen. Hij studeerde, vanuit de beroemde FlammmarionAtlas, op zijn manier zo'n beetje, en besloot er toen ernst mee te maken. In het begin viel het niet mee.
Hoe bergt men 1000 min 2 paar knooplaarzen op - alvorens men, hoé en wáár, 1000 min 2 paar pantoffeltjes weet te vinden, nog afgezien van de lectuur die nodig is voor deze studie. (Plus hemelkaarten - de duizendpoot herkende aan het firmament uitsluitend Orion, z'n lieveling, en dan nog de beide beren. Maar hij was te blind om het ‘schuttertje’ boven opzij van de Grote te zien, vandaar dat ze hem indertijd bij de Marine niet wouwen aannemen).
Terzijde, bedacht de duizendpoot, ga ik zodra ik uit de zorgen ben, een annonce samenstellen en in circulatie brengen, om onze jongens die blindelings bij de vloot willen, er op te wijzen dat, zodra de dokter ze vraagt wat ze aan de hemel zien, ze moeten wijzen op de Grote en de Kleine. Het aantal sterren leren ze uit het hoofd. Maar 2 getallen. En dan, nog vóór de dienstdoende commandantexaminator vraagt: is dat alles wat u ziet, zegt de toekomstige zeester - nee, -man, heel gauw: en dan nog, op de kop van het Wagentje, een klein klein puntje. Een Schuttertje!
Ziezo. Toen het zover was gekomen dat de