Maatstaf. Jaargang 20
(1972-1973)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 509]
| |
[Nummer 9]gerrit huizer
| |
[pagina 510]
| |
wordt in strijdbare boerenbewegingen. De Duitse boerenoorlog uit de Hervormingsdagen was daar een voorbeeld van. Het is niet toevallig dat bij een boerenbeweging die tussen 1955 en 1964 in het Noordoosten van Brazilië tot stand kwam, het boekje van Friedrich Engels over deze boerenoorlog als een soort handleiding gebruikt werd door de leiders, onder wie de bekende advocaat Francisco Juliao. Het blijkt dat als boerenbewegingen kundig geleid worden en een bepaalde strategie en organisatievorm gebruiken, ze tot geweldige en soms wereldhistorische veranderingen kunnen leiden. De strijd van de boeren in de Chinese, Algerijnse en Indo-chinese bevrijdings- en revolutionaire bewegingen zijn daar in onze tijd het sprekendste bewijs van, maar ook de minder spectaculaire bewegingen in Latijns-Amerika en Zuidoost-Azië kunnen inzicht geven in de strategie van de strijd der armen voor emancipatie. Meestal zijn strijdbare boerenbewegingen een reactie op een of andere vorm van overheersing of kolonialisme door buiten- of binnenlandse machthebbers opgelegd. Veel verzetsbewegingen vonden als spontane reacties op kleine schaal plaats en werden door de goed georganiseerde overheersers betrekkelijk snel in bloed gesmoord. Sommige bewegingen werden echter dermate goed georganiseerd dat ze tot grote massale en langdurige opstanden leidden, die soms met succes bekroond werden. Een voorbeeld is de opstand in de 18e eeuw tegen het Spaanse koloniale regiem in Latijns-Amerika geleid door Tupac Amaru, naar wie momenteel de beweging der Tupamaros genoemd is. Vooral Latijns-Amerika heeft een lange traditie van boerenverzet dat de laatste decennia sterk is aangewakkerd. De explosieve situatie in dat continent is een gevolg van invloeden die direkt uit de koloniale overheersing door Spanje en Portugal stammen. Hoewel in het begin der negentiende eeuw aan het kolonialisme in Latijns-Amerika formeel een einde kwam bleef de sociale struktuur, zoals die door de Spanjaarden gevestigd was, voortbestaan tot op heden. Sociologen, en ook de rapporten van de Verenigde | |
[pagina 511]
| |
Naties spreken in dit verband terecht van ‘intern kolonialisme’, niet een koloniale uitbuiting van het ene land door het andere, maar van de grote massa der bevolking door een groepje bevoorrechten uit eigen land. De politieke kontrole ging in het begin der vorige eeuw van de Spanjaarden uit Spanje over op de afstammelingen van Spanjaarden die in Latijns-Amerika geboren waren, de nazaten van de vroegere avonturiers die het kontinent veroverd hadden. Deze nazaten waren de bezitters geworden van grote landgoederen en mijnen en vormden de inheemse ‘aristokratie’. De grote meerderheid van de oorspronkelijke bevolking, min of meer gemengd met spaans bloed, leefde in toestanden die als koloniale uitbuiting gekarakteriseerd zouden kunnen worden, ook na de bevrijding van Spanje. In het midden der vorige eeuw, toen naast mijnbouw de landbouw een toenemende bron van inkomsten werd voor de bezittende elite, werden ‘liberale’ wetten aangenomen die het ‘kommunaal’ bezit van land (dorps- of gemeenschapsbezit) dat nog op grote schaal bestond, onwettig maakten. Onder de spaanse koloniale overheersing bestond er nog een zeker respekt voor de dorpslanderijen van de autochtone bevolking. Een gevolg van de ‘liberale’ wetten, die alleen privaat bezit beschermden, was dat de grote landgoederen die naast de dorpsbezittingen hadden gestaan, zich door manipulaties snel konden uitbreiden ten koste van het gemeenschapsbezit. De miljoenen ongeletterde Indianen hadden geen middelen om hun traditionele bezit te verdedigen en werden, vaak door gewapende macht, van hun land verdreven. Ze moesten voortaan genoegen nemen met onvruchtbare gronden op de steile berghellingen. Dit proces had tot gevolg een golf van boeren-protestbewegingen en -opstanden in heel Latijns-Amerika. | |
Opstanden en boerensyndicaten in BoliviaZo was er omstreeks de eeuwwisseling een massale boerenopstand in Bolivia, geleid door de Indiaanse leider | |
[pagina 512]
| |
Zarate Willka, die zulke proporties aannam dat de regering viel. De nieuwe regering die met steun van de boeren aan de macht kwam, keerde zich echter spoedig tegen haar vroegere bondgenoten en herstelde de status quo op het land. Daarna hebben in Bolivia regelmatig plaatselijke boerenopstanden plaatsgevonden. Pas toen de revolutie van 1952 Paz Estenssoro en zijn revolutionaire partij aan de macht bracht, werd de teruggave van het land aan de inheemse bevolking een feit. Dit gebeurde dankzij de pressie van de boeren zelf, georganiseerd in syndicaten. Bolivia is een van de weinige landen in Latijns-Amerika waar de opbouw van boerensyndicaten van onder op tot een grote en sterke beweging uitgegroeid was. De boerenbonden waren klein begonnen. Hun eerste eisen, lang voor 1952, betroffen de rechten van de pachtboertjes niet van hun land afgegooid te kunnen worden. Tussen 1946 en 1952 was het moeilijk die bonden tot ontwikkeling te brengen vanwege de militaire onderdrukking. Toen die bij de revolutie van 1952 verdween, konden plotseling de sluimerende krachten van de boerengroepen aan bod komen. De organisaties ontplooiden zich zo snel dat de gematigd revolutionaire regering prakties gedwongen was bijna alle grote landgoederen onder de pachters te verdelen. Zo werd een eind gemaakt aan de jaren van onderdrukking en uitbuiting op het land. Ook het recht dat de landheren hadden op de huwbare dochters van hun onderhorigen, werd toen afgeschaft. Het feit dat de traditionele onderdrukking der boeren in Bolivia hierdoor grotendeels verdwenen was, verklaart gedeeltelijk waarom de door ‘Che’ Guevara geleide guerilla-activiteiten in 1967 daar weinig weerklank vonden. | |
Zapata in Mexico: van dorpsraad tot guerillaEen andere massale en effectief georganiseerde reactie op het proces van het inpikken van dorpsgronden door de grootgrondbezitters begon in Mexico aan het einde der vorige eeuw. Deze beweging mondde uit in een massale | |
[pagina 513]
| |
boeren-guerillastrijd geleid door Emiliano Zapata als deel van de Mexicaanse revolutie van 1910 tot 1920. Daar deze boerenbeweging typisch is voor het ontstaan van vele soortgelijke bewegingen tot op de huidige dag, wordt zij uitgebreid behandeld. Het typische is de geleidelijke ontwikkeling van een kleine geweldloze en binnen de wetten van het land werkende plaatselijke organisatie tot een massale gewelddadige, revolutionaire beweging. Emiliano Zapata werd in 1877 in Anenecuilco in de staat Morelos geboren. De geschiedenis van Anenecuilco was die van een inheems dorp dat jarenlang de ongelijke strijd om de dorpsgronden tegen de omringende hacienda's (landgoederen) volhield. Beetje bij beetje slokten de omwonende hacendados (grootgrondbezitters) de grond van Anenecuilco op en werd het vee van de dorpsbewoners opgekocht of afgenomen, om hen zo te dwingen op de suikerrietvelden te gaan werken. Volgens de legende zou de jonge Emiliano bij zo'n gelegenheid tegen zijn wenende, van zijn land verdreven vader hebben gezegd: ‘Als ik groot ben zal ik het terugnemen.’ Zapata was al op zeer jonge leeftijd betrokken bij de activiteiten die de dorpsraad ontplooide, maar in 1897 werd hij om de opstandige ideeën die hij in het openbaar verkondigde, door de politie opgepakt. Later werd hij bij wijze van straf gedwongen dienst te nemen in het leger. In die periode kreeg hij een dieper inzicht in de conflicten binnen de maatschappij waarin hij leefde, en in moderne organisatievormen. Na zijn terugkeer in 1909 werd Emiliano Zapata gekozen tot voorzitter van de dorpsraad. Met behulp van een advocaat werd verschillende malen getracht de oude rechten van de boeren op hun grond via de rechtbank gehonoreerd te krijgen. Deze pogingen bleven zonder resultaat, maar maakten wel indruk op de boeren in de omgeving. Gezien Zapata's leiderskwaliteiten besloten ook twee andere dorpen, Villa de Ayala en Moyotepec, zich aan te sluiten | |
[pagina 514]
| |
bij zijn dorpsraad ter bescherming van de landbouwgronden. Hij was de eerste die de boeren ertoe bracht met radicale middelen hun land weer in bezit te nemen. Onder zijn leiding haalden de dorpelingen de hekken neer die daar door de grootgrondbezitters wederrechtelijk geplaatst waren. De angst voor een nationale opstand, waarvan de eerste tekenen zich in 1909 al in het noorden van Mexico voordeden, in de vorm van een opstandige beweging onder leiding van Francisco Madero weerhield de plaatselijke autoriteiten ervan stappen tegen Zapata te ondernemen. Madero stond aan het hoofd van een beweging die zich richtte tegen de herverkiezing van de dictatoriale Porfirio Díaz als president van het land en die vooral gesteund werd door allerlei groepen boeren, die op die wijze hun land hoopten terug te krijgen zoals beloofd was in het beginselprogramma van de oppositie tegen Porfirio Díaz. Toen Madero opriep tot gewapende actie om een einde te maken aan het dictatoriale regime van Porfirio Díaz, gaven Zapata en vele plaatselijke leiders hieraan gehoor. Nadat de twee andere leiders door regeringstroepen waren gedood, werd Zapata tot opperbevelhebber gekozen en benoemd tot generaal. Na een maand was de groep aangegroeid tot duizend man. In vele andere streken van Mexico vonden soortgelijke bewegingen hun oorsprong en al spoedig zwichtte de regering voor het verzet, en vertrok de dictator Porfirio Díaz naar het buitenland. De nieuwe regering onder Madero hield zich echter niet aan de beloften, gedaan aan de boeren die haar in het zadel hadden geholpen. Er werd geen landhervormingswet aangenomen en de grootgrondbezitters bleven even invloedrijk als voorheen. Toen het leger begon de boerenverzetsgroepen te ontwapenen kwamen er steeds meer moeilijkheden. Een poging van de regering Zapata om te kopen bevestigde het wantrouwen van de boeren. Zapata weigerde het aanbod en organiseerde opnieuw het gewapende verzet tegen het leger dat kwam om de boeren te ontwapenen. Er zat niets anders op. | |
[pagina 515]
| |
De wijze waarop Zapata's troepen opereerden kan worden vergeleken met de moderne guerrillatactiek. Steeds wanneer een sterke strijdmacht de guerrillastrijders naderde verdwenen deze, hetzij door zich te verbergen, hetzij door zich onder de plaatselijke bevolking te mengen. Ze droegen geen uniformen en waren eigenlijk niet meer dan gewapende boeren, hetgeen het uiterst moeilijk maakte om ze op te sporen. Op ogenblikken dat de federale legers geen aanval verwachtten, kwamen ze plotseling te voorschijn en sloegen toe. Bij de verovering van stadskernen in het operatiegebied gooiden jongens van veertien, vijftien jaar, dynamietjongens genaamd, blikken met explosieven, die eruit zagen als speelgoed, in de barakken waarna de guerrillastrijders aanvielen. In elke stad die door de boerentroepen was veroverd werd de registratie van het grondbezit onmiddellijk en doelbewust vernietigd en vrijwel alle grond in de staat Morelos werd overgedragen aan het volk. Dit verklaart de steun die Zapata's troepen overal waar zij kwamen van de bevolking kregen en tevens waarom de heersende klassen in Mexico City, die zich met Madero hadden geassocieerd, zo gekant waren tegen Zapata's beweging. De gewapende boeren verdedigden de grond die door hen was bezet als de federale troepen hen wilden verjagen. De groepen rebellen waren niet strak georganiseerd in een groot leger maar in verspreide eenheden, die altijd klaar stonden om, indien nodig, tot actie over te gaan, maar ondertussen het veroverde land bebouwden. Verschillende verzetslegers streden tegen het federale leger in die tijd, onder andere ook de eenheden van de befaamde Pancho Villa. Als resultaat van de druk van Zapata's en Villa's verzetsgroepen die er zelfs in slaagden de hoofdstad Mexico City enige tijd te bezetten, moest de regering in 1915 wel een landhervormingswet aannemen, om de boeren te kalmeren. Toen echter aan de nieuwe wetten geen uitvoering gegeven werd, laaide het boerenverzet in de staat Mexico onder leiding | |
[pagina 516]
| |
van Zapata toch weer op. Met de tactiek der verschroeide aarde en een verraderlijke moord op de leider Zapata werd in 1919 tenslotte deze strijd door de regering gewonnen. In de streek waar zijn troepen de landerijen bezet hadden, werd toen echter officieel de ‘landhervorming’ wettig bekrachtigd. Elders in Mexico ging het landverdelingsproces zeer langzaam en meestal alleen daar waar de boeren een militante organisatie hadden. De beweging geleid door Zapata in Mexico demonstreert duidelijk hoe boeren langzaam maar zeker, geprovoceerd door het verzet van de grootgrondbezitters tegen hun geweldloze en wettige activiteiten, tot gewelddadige revolutionaire actie komen. Vaak slaagt de elite er in een boeren-organisatie te onderdrukken als zij invloed begint te krijgen. Dit gaat dan met zoveel geweld gepaard dat de boeren tenslotte niets anders overblijft zich gewelddadig en revolutionair op te stellen. De meest sprekende recente voorbeelden van vreedzame boerenorganisaties die gewelddadig onderdrukt werden zijn die van N.O. Brazilië en Indonesië, en ook in de Philippijnen is er een boerenverzetsbeweging die nog steeds van zich doet spreken. | |
Boerenliga's (-bonden) in het Noordoosten van BraziliëDe eerste boerenliga werd in 1955 opgericht in het landgoed Galileia in de staat Pernambuco. Boeren van wie de pacht die zij jaarlijks moesten betalen bijzonder hoog was, begonnen geld bij elkaar te leggen om het land dat zij bewerkten van de grootgrondbezitter te kunnen kopen. Daar de pacht bijna de helft van de prijs van het land was, leek dit redelijk. Onder druk van zijn zoon en collega's uit de streek weigerde de eigenaar tot enig vergelijk met de pachters te komen en de laatsten werden zelfs gedreigd van hun akkertjes gegooid te worden als zij zouden proberen door te zetten. De groep verzocht toen de linkse advocaat Francisco Juliao om hun geval voor de rechtbank te | |
[pagina 517]
| |
verdedigen. Juliao zag de noodzaak de pachters van vele landgoederen in Pernambuco in bonden te verenigen om op wettige wijze de strijd tegen uitbuiting door de grootgrondbezitters aan te binden. Toen de beweging groeide, mede dankzij hulp van andere advocaten en studenten, werden ook radicale vormen van pressie gebruikt om de rechten van de pachters te verdedigen. Een sit-in voor de rechtbank of een soortgelijke demonstratie was soms nodig om aandacht van de rechterlijke macht te krijgen. Hoewel er in 't begin verscheidene van de leiders die zulke akties probeerden te organiseren door de landheren en hun particuliere politiemannen (‘capangas’) doodgeschoten werden, begon de beweging succes te krijgen nadat er enkele gevallen gewonnen waren. Zo groeide er een boerenbeweging die steeds duidelijker de noodzaak van radicale sociale structuurverandering ging inzien. Eerst werd het recht verdedigd om niet van een stuk land afgegooid te kunnen worden. Daarna werd het de boeren duidelijk dat er veel te veel pacht werd betaald. De prijs van het land stond gelijk aan twee of drie jaar pacht. En hoeveel jaren hadden de boeren al betaald... De eis van landhervorming en landverdeling werd een volgende stap in het bewustwordingsproces. De reactie van de landheren hiertegen werd feller. De idee kwam op dat de boeren misschien wapens nodig zouden kunnen hebben om zich tegen de aanslagen van de particuliere politiemannen van de landheren te kunnen beschermen. Het was niet lang daarna dat in 1964 het leger in Brazilië ingreep, de regering van Goulart ten val bracht en aan de boerensyndicaten en het bewustwordingsproces van de boeren een drastisch einde bracht. Hadden de boeren geweren gehad dan hadden ze misschien de schaal ten gunste van de wettige regering van Goulart kunnen laten doorslaan. Zoiets was talloze malen gebeurd in de twintiger en dertiger jaren in Mexico toen de boeren de hervormingsgezinde regeringen tegen militaire coups verdedigden. | |
[pagina 518]
| |
Groei en onderdrukking van de boerenbond in IndonesiëDe Barisan Tani Indonesia (BTI, Indonesische boerenbond), werd vanaf 1953 onder insipiratie en leiding van de communistische partijleider Aidit van een kleine groep tot een grote massabeweging opgebouwd. Vooral met het oog op de verkiezingen van 1955 en mogelijke volgenden, was het organiseren van een massa-basis nodig. Dit werd door de BTI-kaders met veel zorgvuldigheid ondernomen. Als leefregel volgden zij het ‘Leef samen, werk samen en eet samen’ met de arme boeren. Er werd vooral op gelet dat uitdrukking gegeven werd aan de sterkst gevoelde grieven en klachten van de armsten. Zulke zeer concrete problemen werden aangepakt en het was zo niet moeilijk de boeren mee te krijgen. In enkele jaren groeide de beweging van onderop van enkele tienduizenden tot meer dan vijf miljoen leden. Bij de verkiezingen van 1955 kwam de Communistische Partij (KPI) als een van de grote partijen naar voren. Het zag er naar uit dat bij de volgende landelijke verkiezingen de KPI wel als de grootste partij uit de bus zou zijn gekomen dankzij de steun van de stemmen der georganiseerde boeren. Het was daarom dat het leger sterke pressie uitoefende op president Soekarno om geen verkiezingen meer te houden maar een soort ‘geleide democratie’ in te stellen. De Communistische Partij en de BTI namen deze teleurstelling en bleven binnen het nieuwe systeem doorwerken aan het verder organiseren van de boeren op dezelfde geduldige en systematische wijze. Er werd gebruik gemaakt van folklore, vooral die aspecten die het onbewuste wantrouwen van de armsten tegen plaatselijke machthebbers en rijkeren uitdrukten. Een speciale kampagne geleid door Aidit zelf, waarbij men de toestanden der armste boeren ging bestuderen en ook zulke folkloristische verhalen opdiepte, had veel succes. Deze onderzoekskampagne was ook belangrijk in verband met het probleem van de herverdeling van de grond in het overbevolkte Java. Er werd overal informatie ingewonnen wie veel en wie weinig of geen land had, zeer noodzakelijk in een | |
[pagina 519]
| |
land waar statistieken betreffende bezit onbetrouwbaar zijn. Hoewel er geen grootgrondbezit bestaat zoals in Latijns-Amerika, kwamen er veel gevallen van uitbuiting van kleine pachters of landloze boeren door hun rijke collega's aan het licht. De herverdeling van het land werd ook in Indonesië een politieke kwestie van de eerste orde. In 1960 werd er op aandringen van de Communistische Partij een landhervormingswet door de regering aangenomen die bepaalde dat op het overbevolkte Java ieder die meer dan 5 hectare bebouwd land had, het overschot moest opgeven om dat te laten verdelen tussen zijn pachters, deelboeren of landlozen. Door de vruchtbaarheid van de grond en de geperfectioneerde irrigatie kan men van rijstbouw op een stukje land van één hectare behoorlijk met een gezin leven. Als men echter als deelbouwer of pachter meer dan de helft van de oogst aan de eigenaar van het stukje moet afstaan, wordt de situatie al te penibel. De overgrote meerderheid der boeren in Java had veel minder dan 1 hectare grond of helemaal niets. Eigenaars van 5 hectaren of meer zijn onder zulke omstandigheden als ‘landlords’, grootgrondbezitters te beschouwen. Zij leven vaak van het werk van vijf tot tien arme gezinnen. Zoals elders werd in Indonesië de wet die 5 hectaren toeliet aan de landbezitters, zwaar gesaboteerd door de rijken, die meestal de sleutelposities bezetten in de uitvoerende organen voor de landhervorming. Toen er na twee jaar nog bijna geen land verdeeld was, gingen de boeren soms spontaan, soms onder leiding van de BTI over tot het bezetten van die stukken land die zij redelijkerwijs in bezit zouden krijgen als de wet uitgevoerd zou worden. Dit is een typische geweldloze methode, civiele ongehoorzaamheid, om de eisen van de boeren kracht bij te zetten. ‘Eenzijdige acties’ werden zulke handelingen genoemd, omdat de boeren eenzijdig en op eigen houtje het recht (dat meestal wel aan hun kant stond!) in handen namen. Dit gebeurde vooral omstreeks 1963. Volgens velen in Indonesië en deskundigen van elders zijn deze | |
[pagina 520]
| |
‘eenzijdige acties’ aangegrepen door de, meestal Islamitische, grote landbezitters, om na de mislukte staatsgreep van 1965 een massamoordcampagne onder de arme boeren, vooral de BTI-leden, te ontketenen. Naar veler schattingen heeft die ongeveer een half miljoen doden gekost. Zo werd in enkele maanden in 1965 een einde gemaakt aan de boerenbonden die toen meer dan acht miljoen leden telde. Het lijkt allemaal sterk op wat er in Brazilië in 1964 gebeurde, alleen oneindig veel bloediger. | |
De Hukbeweging in de PhilippijnenIn het dichtbevolkte Centraal-Luzon in de Philippijnen werd aan het eind der dertiger jaren een boerenorganisatie opgericht door een grootgrondbezitter die tot het socialisme overgegaan was, Pedro Abad Santos. Hij werd bij het organiseren van de pachters en landarbeiders geholpen door Luis Taruc, een boerenzoon die wat had kunnen studeren en door de persoonlijkheid en ideeën van Abad Santos aangetrokken was. Luis Taruc had niet veel moeite om groepen te vormen in zijn geboortestreek Pampanga, waar de boeren ernstige grieven hadden tegen de grootgrondbezitters die steeds meer land inpikten. Konkrete gevallen van onrecht, woeker en bedrog door grootgrondbezitters werden voor de diverse rechtbanken gebracht en uitgevochten... en door de kleine overwinningen die men zo behaalde kon men de aanhang vergroten en hechter maken. Om de eisen kracht bij te zetten werden soms stakingen of demonstraties georganiseerd. Tijdens de japanse bezetting transformeerde deze boerenorganisatie zich samen met illegale kommunistische groepen in een gewapend verzetsfront dat de naam Huk-beweging aannam. Grote delen van Luzon raakten in handen van de Huks die het land van de grootgrondbezitters, die kollaboreerden met de Japanners, overnamen en onder de boeren verdeelden. Na de oorlog nam de Huk-beweging aan de verkiezingen deel | |
[pagina 521]
| |
in een soort volksfront, maar de kandidaat van de elite, die gesteund werd door de amerikaanse generaal MacArthur, won het presidentschap. De parlementszetels die de Huks in enkele provincies hadden gewonnen werden niet erkend. Al spoedig begon een anti-kommunistische vervolgingskampagne tegen de Huks, met als gevolg dat ze zich met de wapens die ze nog hadden onder leiding van Luis Taruc in de bergen van Centraal-Luzon terugtrokken en een guerrillastrijd begonnen. In 1950 waren de Huks zo sterk, door de steun van het boerenvolk, dat de onderdrukking van grootgrondbezitters en leger steeds sterker voelde, dat ze de nationale regering in Manilla konden bedreigen. De Huk-beweging werd tenslotte teruggedrongen door het leger nadat dit met hulp van de Amerikanen was hervormd en nadat verbeteringsmaatregelen in de streken waar de meeste ontevredenheid heerste werden genomen. Een belangrijke faktor was ook de verdeeldheid binnen de Huk-beweging tussen de socialisten (vooral Luis Taruc) en de kommunisten (gebroeders Lava). Toen Taruc, door vijanden binnen en buiten de Huk-gelederen bedreigd, zich tenslotte aan de regering uitleverde, zakte de Huk-beweging als massa-organisatie in elkaar. Kleine groepen bleven echter voortbestaan en doorvechten tot op heden. | |
Hoe worden boerenbewegingen revolutionair?Uit de bovenbeschreven voorbeelden blijkt dat boerenbewegingen op kleine schaal beginnen en niet in de allerarmste streken. Ze ontstaan daar waar er reeds een vrij regelmatig contact met de stedelijke beschaving is, maar waar dit contact met de moderne economie als een verheviging van de uitbuiting gevoeld wordt. Vaak is er een concrete aanleiding: een groep boeren die van hun land gezet worden omdat de grootgrondbezitter ermee speculeren wil; een verlaging van de prijzen die de boeren voor hun producten krijgen of iets dergelijks. Ze proberen als kleine groep op wettige wijze hun recht te verdedigen, maar het | |
[pagina 522]
| |
recht wordt door de grootgrondbezitters en de rechters of politieautoriteiten die aan hun kant staan niet erkend. De boeren die op ordelijke wijze hun belangen behartigen worden zelfs bedreigd en er vallen wel eens doden als ze er toch mee doorgaan. Zo zien de boeren meer en meer dat hun regering er niet is om orde te handhaven en het recht zijn loop te laten hebben. Door de voortdurende onderdrukking van elk initiatief dat van onderaf komt om recht te krijgen verliezen de boeren het vertrouwen in hun regeringen en zien zij zich steeds meer genoodzaakt het recht in eigen handen te nemen en hun leven desnoods met wapens te verdedigen tegen de bedreigingen van bovenaf. Zo kan een boerenbond die kleine en gematigde eisen stelt zich tot een revolutionaire beweging ontwikkelen die de omverwerping van het hele onderdrukkingssysteem nastreeft. | |
De rol van de kerkZoals vanouds heeft in de meeste gevallen de kerk aan de kant van de onderdrukkers gestaan, en zijn het communistisch-of socialistisch-georiënteerde bondgenoten geweest die de boeren bij het verdedigen van hun rechten geholpen hebben. In sommige gevallen, zoals in de Philippijnen en N.O. Brazilië probeerde de kerk gematigde organisaties op te zetten onder de boeren om met de radicaler wordende linkse groeperingen te concurreren. Toen deze concurrerende organisaties echter ook maar enigszins probeerden iets serieus tot stand te brengen kregen ze ook conflicten met de gevestigde elite en zette ook bij hen als reactie op onderdrukking en geweld het radicaliseringsproces in. Zowel in de Philippijnen als Brazilië was dit het geval. De onderdrukking was in sommige gevallen zo overduidelijk en brutaal geworden dat bepaalde lagere geestelijken, in dagelijks contact met de realiteit, zich niet langer aan de kant van de elite konden blijven opstellen. Zo kwamen er de laatste jaren steeds meer gevallen voor waarbij priesters zich voor de boeren gingen inzetten. Dit was op | |
[pagina 523]
| |
eigen risico. De hogere geestelijkheid en de kerk als instituut bleven in de traditionele hoek, bang hun macht te verliezen. Ook in de kerk begint nu echter langzaam beweging te komen. In enkele landen bestaan er reeds organisaties waarin de revolutionare priesters zich verenigd hebben. Ook hier zal waarschijnlijk een toenemende onderdrukking tot snellere radicalisering leiden, zoals dat bij de boerenbewegingen het geval is. |
|