Maatstaf. Jaargang 20
(1972-1973)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |||||||
tarmo kunnas
| |||||||
[pagina 275]
| |||||||
kunnen ze op fatale dwaalsporen terecht komen. Schrijvers zijn altijd radicaal in hun opvattingen, zij zijn dat dus ook in politieke zin. De totalitaire en extremistische ideologieën van onze eeuw konden daardoor schrijvers dikwijls biologeren. Robert Brasillach, die in alle opzichten en van a tot z een SCHRIJVER was, moest zijn in politieke zin gerichte geestdrift met de dood bekopen. Zo zag hij de Führer van het nationaal-socialisme: ‘Hij was in zijn gebruikelijke, enigszins eigenaardige uniform gekleed: een gelig jasje en een zwarte broek. De bekende lok op het voorhoofd. Een vermoeid gezicht. Droeviger ook dan we hadden gedacht. Alleen wanneer men vlak bij hem stond kon men zijn glimlach zien. Een bijna kinderlijke lach zoals men die zo vaak aantreft bij de grote volksleiders.’Ga naar voetnoot* Ook Knut Hamsun, Ezra Pound, Louis Ferdinand Céline, Pierre Drieu la Rochelle stelden zich Hitler ‘humaan’ voor, en ‘normaler’ dan Hitler in werkelijkheid was. Evenals Brasillach betuigden zij in hun schrifturen soms fanatieke steun aan de politiek van Hitler en de fascistische ideologie. In Duitsland was het aantal schrijvers dat geloofde in een mogelijkheid tot verdraagzame verstandhouding met het nationaal-socialisme vrij groot. Naast namen als Hanns Johst en E.G. Kolbenheyer kan men die noemen van auteurs die in élk geval niet anti-Hitler waren: Josef Weinheber, Rudolf Binding, Gottfried Benn. Ook Ernst Jünger sympathiseerde in de jaren twintig met Hitler. Niet minder groot is het aantal schrijvers dat Stalin bewonderde. Zo komt de conclusie van Romain Rolland over de Sovjetleider ons nu nogal waterig over: ‘Hij is zo wonderbaarlijk humaan!’ De visie van Henri Barbusse op Stalin is zeker zo discutabel: ‘Nimmer zijn de ideeën en woorden van Lenin meer vlees geworden dan in Stalin.’ Louis Aragon, Heinrich Mann en Johannes Becher getuigden eveneens van hun bewondering voor het Stalinisme. | |||||||
[pagina 276]
| |||||||
In die politieke opvattingen van schrijvers spelen niet enkel irrationele, uit grillige naïeveteit voortvloeiende elementen een rol. Naast die zekere naïeveteit is er ook altijd sprake van een rationele benadering, door middel waarvan de schrijvers pogen hun politieke engagement toe te lichten. Die argumenten kunnen nu juist bijzonder illusoir zijn. Het communisme van Gide was een terugzoeken van de geest van het evangelie, een experiment in koersen naar meer humaniteit. Voor een romanschrijver uit de jaren twintig en dertig zoals Alphonse de Chateaubriant vormde het fascisme een religieuze vervoering die in de mens besloten diepere krachten openbaarde. Deze politieke illusies zijn eigenlijk van morele, of liever van filosofische aard. De sociale werkelijkheid is voor deze schrijvers meestal maar van secundair belang. Zelden hebben ze echt notie van de partijprogramma's of de ideologische richtlijnen. Voor hen is de politiek ondergeschikt aan een visie op de wereld. Morele, esthetische, psychologische problemen gaan bij hen vóór het sociale vraagstuk. In dat licht moet men ook Strindberg's evolutie van een sociaal-kritische houding tot een meer ‘conservatieve’ zien. Zo valt dan ook het ‘communisme’ van Heinrich Mann te verklaren. Het zijn niet zozeer racisme, nationalisme, militarisme, corporatieve ideologie die schrijvers fascineerden, als ze zich aangetrokken voelden tot fascisme en Hitlerisme. Zij reageerden tegen een geest van louter rationalisme en tegen het utilitarisme en materialisme, die ze als kenmerken van onze tijd ontwaarden. Zij wensten eerherstel aan 'n levensfilosofie die hen echter in tragi-komische begoocheling tot collaboratie met een perverse politiek zou brengen. Heinrich Mann, die zich ontwikkelde van ‘jong-conservatief’ militarist en antisemiet tot meeloper van een op ‘waarachtige’ sociaal-democratische grondslag rustend communisme, zag zijn ‘politiek’ veel meer als een morele houding in de tijd dan als een politieke opinie in strikte zin. Hij is er zich wel van bewust dat politiek alleen niet voldoende | |||||||
[pagina 277]
| |||||||
is; dat het nodig is die te dresseren volgens intellectuele normen en in dat opzicht onderscheidt hij zich in positieve zin van de schrijvers die het fascisme steunden en de culturele betekenis daarvan zózeer konden overschatten. Heinrich Mann is minstens evenzeer een leerling van Hegel en Kant - en Nietzsche! - als van politieke ideologen. De intelligente schrijver vereenzelvigt nu eenmaal min of meer bewust zijn visie op de wereld met zijn ‘politiek’ en hij kleurt die daarom met sentimenten en illusies die hem gevaarlijk dicht bij de verlichte vervoering van een Alphonse de Chateaubriant kunnen brengen. Ondanks hun heftige politieke voorkeuren kunnen schrijvers in hun engagement heel verdraagzaam zijn. Zij blijven immers altijd aan gene zijde van doctrines en vooroordelen. De zelf-censuur die politici en theoretici huldigen, laten zij zich niet dicteren; die is te smal voor wat de ‘ruimte’ van hun geest hoort te zijn. Heinrich Mann bewondert tegelijk Churchill, Charles de Gaulle en Stalin. Drieu la Rochelle sympathiseert tegelijk met Lenin, Stalin en Hitler. Hij is fascist maar bewondert de literaire rang van communistische auteurs. Ezra Pound brengt een duidelijke ‘democratiserende’ lagering aan in wat hij dan als fascisme beschouwt en Céline vertegenwoordigt zowel communistische als racistische stukken ideologie. Bernanos heeft nooit ver afgestaan van de ideeën van Robert Brasillach maar hij is een overtuigd anti-nationaal-socialist gebleven. Henry de Montherlant veroorzaakte een wereldschandaal door, hoewel anti-Hitleriaanse en Frans-patriottische meningen verkondigend, tijdens de bezetting zijn diensten aan te bieden bij de Duitse propaganda. Het lijkt wel alsof schrijvers het harde werkelijkheidsgehalte van politieke tegenstellingen niet altijd serieus nemen. Zij leggen juist de nadruk op de grote betrekkelijkheid ervan. De socialist Gerhart Hauptmann gedroeg zich bepaald niet anti-Wilhelminisch toen de keizer zijn imperialistische oorlog van 1914 begon. Toch was hij ook weer een schrijver van erkende rang in de Weimar-republiek en hij is dat gebleven in | |||||||
[pagina 278]
| |||||||
Hitler-Duitsland. Hij begaf zich met gulle glimlach in het gezelschap van Josef Goebbels. Toen in 1945 de Amerikanen hem beschuldigden van collaboratie met het Hitler-regiem, toonde de dramaturg plotseling aanzienlijke sympathie voor de communistische staat-in-wording in Oost-Duitsland. Sacha Guitry dineerde met Hermann Göring terwijl hij ook tafelde met de politici van de derde republiek. Een Finse dichter uit het begin van deze eeuw, Eino Leino, vertegenwoordigt evenzeer zowel progressieve als reactionaire denkbeelden. Zijn politieke opinies lijken van dag tot dag te variëren en toch zit er in de diepste essentie van zijn visie op de wereld een coherente eenheid, die steeds dezelfde blijft. Het gaat hier dan ook niet om een houding van opportunisme maar om een intellectueel ‘peilen’ dat zich niet tevreden stelt met tendentieuze vooroordelen, die de vrijheid van geest beperken. Een intelligente schrijver, zelfs de meest geëngageerde, bezit het vermogen de dingen te zien zonder die door een feitelijke politieke vijandschap te laten vervormen. Hij behoort ‘lucide’ te denken, voorbij het punt waar waarden en krachten tegenover elkaar worden afgewogen. Sinister is juist dat de politiek een haat tot leven kan wekken die morele preoccupaties als dekmantel hanteert. In die rechtlijnig-agressieve en voorspelbare vorm kan de politiek een gevaar betekenen voor de literatuur, voor de hele cultuur. Zelfs een a-politieke opstelling kan aangewend worden in het voordeel van de ideologie. Misschien zou het daarom zin hebben steeds duidelijk vast te stellen wáár de ‘politisering’ de literatuur gaat misbruiken want Paul Valéry heeft beslist geen ongelijk als hij vaststelt: ‘De Europese cultuur heeft altijd op een hoger niveau gestaan dan de Europese politiek.’ Nietzsche, zelf slachtoffer van de ‘politisering’ van zijn werk, heeft misschien gelijk als hij stelt dat de politiek prostitutie van de geest is en dat de minst politieke tijdperken de vruchtbaarste zijn geweest voor de cultuur. | |||||||
[pagina 279]
| |||||||
Bibliografie:
|
|