Maatstaf. Jaargang 19
(1971-1972)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 507]
| |
Ze komen naar de eilanden (1493)De slachters verwoestten de eilanden,
Guanahaní was de eerste
in deze geschiedenis van martelaren.
Z'n lemen zonen zagen hun glimlach verstarren
hun broos hertenlichaam geslagen
en ze begrepen het niet
noch in de dood.
Ze werden geketend, gewond en verbrand,
ze werden in stukken gehouwen en begraven.
En toen dansend de tijd op z'n walspassen
terugkeerde onder de palmen
lag de groene zaal verlaten.
Bleven achter slechts de beenderen
strak in de vorm van een kruis gelegd
tot meerdere glorie van God
en de Mensheid.
Van de leemputten en het geboomte
der benedenwindse eilanden
tot aan de koraalriffen
hakte het mes van Narváez:
hier een kruis, daar een rozenkrans,
| |
[pagina 508]
| |
daar Onze Lieve Vrouwe van de Worgpaal.
Het Juweel van Columbus, fosforiserend Cuba
ontving in z'n vochtige aarde
standaard en knieën.
| |
II
| |
[pagina 509]
| |
III
| |
[pagina 510]
| |
der volkeren. Het was de honger die de stenen wierp
bij de navigatie, de honger die de zeilen bolde.
Verder, verder, of ik verslind je. Verder
of je keert niet weer
naar een moeder, een broer, de rechter, de priester,
naar de inquisitie, de hel en de pest.
Verder, verder, ver van de luizen
de feodale zwepen en kerkers
de galeien vol uitwerpselen.
En Nuñez en Bernales wierpen
een blik op het oeverloze licht,
de rust,
een leven, ander leven,
de gemeenschap van armen der aarde
ontelbaar en geslagen.
| |
IV
| |
[pagina 511]
| |
het zal bloed regenen morgen
en er zullen genoeg tranen zijn morgen
om een nevel te vormen en stoom en rivieren
waarin onze ogen verdrinken.)
Cortés kreeg een duif
kreeg van de koninklijke muzikanten
een fazant en een citer.
Maar hij wil de schatkamer, het goud,
wil méér en alles
valt in de koffers der vraatzuchtigen.
De koning verschijnt op het balkon en zegt,
‘Dit is mijn broeder.’ Het volk
antwoordt met stenen. Cortés slijpt
z'n dolken aan de verraderskussen.
Dan gaat hij terug naar Tlaxcala
en de wind draagt
een doof rumoer van smart.
| |
V
| |
[pagina 512]
| |
verstijfden van moeheid
dodend de bloem van het rijk.
Tot aan hun enkels zakten ze in het bloed
van mijn overrompelde broeders.)
| |
VI
| |
VII
| |
[pagina 513]
| |
Hij bracht kennis bijeen, de wijste
ooit gehoord in het luchtruim:
van de eerste dag der wereld
toen de eerste maya schreef
over de bevingen van de rivier,
de wetenschap van het stuifmeel en de toorn
van de Goden van het Envoltorio,
de migraties door de eerste werelden
en de wetten van de bijenkorf,
het geheim van de groene vogel
en de taal der sterren
- geheimen van dag en nacht
begrepen aan de rand
van de ontwikkeling der aarde!
| |
VIII
| |
IX
| |
[pagina 514]
| |
Het juweel verdween in je beurs.
Vervloekt dan de hond en de mens
het schandelijk gebrul in het oerwoud
de sluipende gang van zwaard en bandiet!
Vervloekt de stekelkroon
van de wilde braamstruik, die niet als
een egel zich bolde
om het aangevallen vaderland te verdedigen!
Maar onder de bloeddorstige kapiteins
ontstond in het donker het recht
der dolken, de wrede tak
van de afgunst.
En toen je terugkwam lag midden
op je weg, als een touw ineengekronkeld,
een man genaamd Predarias.
Ze oordeelden je tussen het geblaf
der honden, de Indianendoders.
En nu je sterft, hoor je
de zuivere stilte
die van je opgehitste windhonden uitgaat?
En nu je sterft, in de handen
van je grimmige meerderen
voel je nu het gouden aroma
van het zoete vernietigde rijk?
Toen ze Balbao het hoofd hadden afgeslagen
regen ze het aan een draad
en hingen het aan een paal. Zijn dode ogen
verloren hun bliksemschitter
en kwamen af langs de lans
als een grote droppel onreinheid
die in de aarde verdween.
| |
[pagina 515]
| |
X
| |
[pagina 516]
| |
Niet tevergeefs, voor de geschiedenis,
kwam deze alles vertrappende misdaad, verscheurde
de valk zijn nest, vochten slangen
met gouden tongen.
In de waanzinnige schemer kwam je
en de verloren stappen die je deed
nog nat van de diepten
nog gekleed in schittering, geboeid
door de hoogste golf, brachten je
aan de oever van een andere zee: de dood.
| |
XI
| |
[pagina 517]
| |
het meel der vruchtbaarheid en later de orde,
de orde van de plant en de sekte,
het oprichten van gedenkstenen,
de rook van de rituele lampen,
de vaste bodem voor de mens,
het ontstaan der stammen,
het tribunaal van de aardse goden.
Elke steenschilfer sidderde,
voelde de angst die als een invasie
van insekten neerstreek.
De Godheid verzamelde zijn krachten,
hij liet de regen naar de wortels vloeien,
hij sprak met de stromen der aarde,
donker was zijn kleed
van onbewegelijk cosmisch gesteente.
Maar hij kon klauwen noch tanden bewegen,
noch rivieren noch aardbevingen,
noch meteoren suizend
door de gewelven van het rijk.
De God bleef onbewegelijke steen en stilte,
terwijl Beltran de Cordoba sliep.
| |
XIII
| |
[pagina 518]
| |
Het goud van het verre keizerrijk trok ze aan
zoals de maan vervloekt gesteente.
Toen ze het verdrag hadden gesloten hief Luque
de hostie bij het H. Sacrament des Altaars
en de drie boeven kauwden grimmig grijnzend
de ouwel. ‘God
is nu tussen ons verdeeld, mijn broeders,’
sprak de kanunnik en de slachters
met de paarse tanden zeiden ‘Amen.’ Ze sloegen
op de tafel en spuwden en omdat ze niet konden schrijven
tekenden ze de tafel vol kruisen, de tafel,
het papier en de bank en de muren,
en het donkere verzonken Peru
werd hierbij getekend. En de kruisen
de kleine zwarte zwarte kruisen
begonnen naar het Zuiden te drijven,
kruisen voor de doodsstrijd,
vlijmscherpe behaarde kruisen
kruisen met reptielenhaken
kruisen bespat met etter
kruisen als spinnepoten
schaduwvolle kruisen van jagers.
| |
XVI
| |
[pagina 519]
| |
van de Yupanquis.
Ik spreek je aan, slapend,
roepend van aarde naar aarde, Peruaanse
moeder, baarmoeder van de Cordilleras.
Hoe zal deze sneeuwval van dolken
ingaan in je schoot van zand?
Onbeweeglijk in je handen
voel ik het dringen der metalen
in de kanalen van het onderaardse.
Ik ben gemaakt van je wortels
maar ik begrijp het niet. O neem niet
mijn aarde zijn wijsheid! Nacht,
alleen de nacht zie ik
onder deze door sterren bestraalde aarde.
Welke zinloze droom
kruipt als een slang omhoog naar de rode lijn?
Smartelijke ogen, schaduwvolle plant,
hoe kwam je bij deze bittere wind,
waarom houdt niet Capac
zijn schitterende lemen tiara
boven deze rotsen van woede?
Laat mij lijden
onder baldakijnen, wegzinken
als een dode glansloze wortel.
In de harde harde nacht zal ik afdalen
in de aarde tot aan de mond
van het goud.
Ik wil mij uitstrekken in het nachtlijk gesteente.
Met deze rampen wil ik dáár aankomen.
| |
XIX
| |
[pagina 520]
| |
De Araucaanse sneeuw brandde
als een brandstapel van blankheid
de stappen der indringers.
Hun vingers vielen af,
de handen en voeten van Almagro's mannen
de klauwen die koninkrijken
zouden verscheuren en begraven,
waren in de sneeuw een vlekje
bevroren vlees, waren stilte
bij het meer van de Cordilleras.
De Chileense geselde
en brak
de hebzucht en de paarden.
Later achtervolgde de honger Almagro,
als een grote onzichtbaar
klappende kaak. Ze aten de paarden
op dit ijslijk feest.
De dood uit het zuiden verteerde de mannen
totdat Almagro ze liet omkeren
terug naar Peru. Daar wachtte
de teruggedreven ontdekker de dood
uit het Noorden op de weg gezeten met een bijl.
| |
XXII
| |
[pagina 521]
| |
Laat achter, laat je rode arendspoor achter,
scheur je wang open aan de wilde maïs.
Alles zal door de aarde worden verzwolgen.
Heldere Ercilla, alleen jij zult niet de bloedbeker
drinken. Ercilla, alleen bij de snelle
schittering van jouw geboorte
zal de geheime mond van de tijd tevergeefs komen
om je te zeggen, tevergeefs,
tevergeefs, tevergeefs,
het bloed in de met kristallen bespatte takken,
tevergeefs voor de nachten van de poema,
de uitdagende stap van de soldaat,
de bevelen,
de stappen
van de gewonde.
Alles keert terug tot de met veren gekroonde stilte
waar een verre koning slingerplanten verslindt.
| |
XXIII
|
|