Maatstaf. Jaargang 18
(1970-1971)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |
charles b. timmer
| |
[pagina 179]
| |
opmerking tegen hem gemaakt: ‘U moest eenvoudiger schrijven... in ieder verhaal van u komt een wereldconcilie van knappe koppen voor en ze spreken allemaal in aforismen.’ Als gevolg van deze aanpak kon Gorki in de jaren dertig in de rol van ontdekker van het ‘socialistisch realisme’ gemanoeuvreerd worden. Hij was een ‘conservatief revolutionair’, hetgeen betekent, een revolutionair met zijn voet op de rem, om de pedaal in te drukken, zodra het te bont zou worden. Men kan het ook anders uitdrukken: Gorki was een revolutionair vóór de revolutie; na de revolutie was hij niet zozeer ‘behoudend’ als wel op tal van punten ‘terughoudend’, of gewoon iemand die in vaak onmenselijke situaties meestal koos voor het menselijke, voor het fatsoen. Het lot wilde dat Gorki in het begin van de twintigste eeuw in en buiten Rusland de bekendste Russische schrijver was en dat hij op het hoogtepunt van deze literaire roem in kennis kwam met W.I. Lenin, die de grootste politicus van de eeuw zou worden. Er ontstond tussen de beide mannen een vriendschapsverhouding, waarover de Amerikaanse schrijver en historicus Bertram D. Wolfe een boek heeft geschreven, The Bridge and The Abyss.Ga naar eind1 En de verhouding was de moeite waard om er een boek aan te wijden, want in verschillende fasen ervan ging het niet alleen meer om de persoonlijke relaties tussen twee grootheden, maar om de in Rusland permanent bestaande spanningsverhouding tussen literatuur en politiek. Niet voor niets geeft Bertram Wolfe zijn boek de ondertitel The Troubled Friendship of Maxim Gorki and V.I. Lenin. De schrijver volgt de ontwikkeling van de relatie op de voet, vanaf de eerste persoonlijke kennismaking, via perioden van begrip, bewondering en genegenheid, en fasen van verkoeling, ergernis, een stille breuk, tot aan Lenins sterfbed en Gorki's necrologie van de staatsman-revolutionair. Bertram D. Wolfe's boek is een spannend verhaal, tegelijk een belangrijk stuk contemporaine geschiedenis, uitstekend gedocumenteerd en geschreven | |
[pagina 180]
| |
volgens alle spelregels van ‘modern American scholarship’ (inclusief Annexes en dankbetuigingen). Het zou een voortreffelijk boek zijn geweest, indien de auteur niet, vooral in de latere ontwikkeling van zijn betoog, als de tijd van de Oktoberrevolutie is aangebroken, een naar mijn gevoel principiële, methodische fout had begaan, door zich als advocaat voor Gorki - die hij bewondert - op te werpen en als hij daarbij de tegenpartij, Lenin - die hij eens als communist bewonderd heeft - zo zwart mogelijk probeert af te schilderen. Dit mag het goed recht van de pleitbezorger zijn, maar iemand die op wetenschappelijke wijze een relatie wil onderzoeken en beschrijven, komt dan op een gegeven moment onherroepelijk scheef te zitten. Op zichzelf is het natuurlijk niet zo'n kunst tegen Lenin in het geweer te komen: de ethische en gevoelsargumenten liggen voor het oprapen. Voor Lenin bestond er slechts één doel, waaraan alles ondergeschikt werd gemaakt, dus ook het ‘mensenleven’ dat Gorki als humanist zo hoog aansloeg. Dat doel was de nieuwe Russische staat van boeren en arbeiders onder leiding van de partij der bolsjewiki; zijn doel was de praktische verwerkelijking van het marxisme, zoals hij het opvatte. Van humanitair standpunt (‘bourgeois-standpunt’ - in het partij-jargon) bekeken, is Lenins kwetsbaarheid evident en kritiek op Lenin gemakkelijk: men hoeft maar te denken aan bekende historische feiten als het uiteenjagen van de Constituante in januari 1918, de Kronstadt-opstand, zijn houding tegenover de Sociaal-Revolutionairen en de mensjewiki. Op het persoonlijke vlak in zijn relatie tot Gorki kunnen als argumenten tegen Lenin worden aangevoerd de gebeurtenissen in de zomer van 1918, toen Lenin besloot de krant van Gorki in Petrograd, Nowaja Zjiznj (Het Nieuwe Leven) te verbieden, na zijn herhaalde pogingen door uitlokking van stakingen, door chicanes, het afsnijden van de papierbevoorrading, enz. het door hem als hoogstgevaarlijk voor de revolutie beschouwde blad een natuurlijke dood te laten sterven. Het betekende voor | |
[pagina 181]
| |
Gorki zoveel als een publikatieverbod van eigen werk en was voor hem een slag in het gezicht. Zo werd de periode van 1917-1918 rondom Nowaja Zjiznj een der kritieke momenten in de ‘troubled friendship’ tussen de beiden, die in 1922, tijdens het schijnproces tegen de Sociaal-Revolutionairen, te gronde zou gaan. Het conflict van 1918, een conflict tussen menselijkheid en revolutie, is in de Sowjetrussische Gorki-literatuur nauwelijks, en dan nog hoogst partijdig belicht, hetgeen ook niet te verwonderen is, immers, men stond - en staat nog steeds - voor het probleem om van twee gecanoniseerde figuren uit de revolutiegeschiedenis er één te moeten desavoueren, toen die twee in conflict met elkaar raakten. Om de kool en de geit te sparen koos men toen de gemakkelijkste uitweg: de hele zaak te verzwijgen, non-existent te maken. Met de methode, waarop Bertram Wolfe de vriend-vijand verhouding tussen Lenin en Gorki uit de doeken doet (‘Der Eine steht im Dunkel, und der Andere steht im Licht’) maakt de auteur het zich niet gemakkelijk het raadsel van deze relatie te doorgronden. Immers, dan wordt de latere verzoening (1918, na de aanslag op Lenin) en Gorki's onvoorwaardelijke aanvaarding van Lenin, zoals deze tot uiting komt in zijn opstel over Lenin na diens dood, een vreemde zaak, niet weg te praten met, zoals Bertram Wolfe doet: ‘Gorky's memory had become charitable at the moment of Lenin's death’ (p. 95). Het resultaat van Wolfe's methode is dat niet Lenin te kort wordt gedaan, maar dat de bewonderde Gorki eigenlijk min of meer ontmaskerd wordt, hetgeen bepaald niet de bedoeling van de auteur is geweest. Gorki's optreden doet zich, in zijn relaties tot zulk een ‘boze geest’, dan namelijk voor als dat van een weinig karaktervast man, die in 1918 protesterend, maar toch gedwee, voor Lenin door de knieën ging, die in 1922-24 inderdaad in facto met Lenin had gebroken, maar die na diens dood een der eersten was om de grondslag te leggen voor de immense Lenin-hagiografie van later. De vraag, waarom Gorki | |
[pagina 182]
| |
in 1924 zijn geretoucheerde portret van Lenin kon maken (en het in 1930 nog eens fraai kon bijkleuren), na alles, wat er tussen de twee was voorgevallen, wordt door Bertram Wolfe niet bevredigend beantwoord en het raadsel-Gorki blijkt in zijn volle omvang een raadsel van Gorki te zijn gebleven. Had de auteur naar wat meer evenwicht in zijn compositie gezocht, Lenin wat meer aan het woord gelaten en als hij de nadruk meer had gelegd op diens enorme positieve kracht in het kader van de toenmalige historische ontwikkeling (dus niet getoetst aan objectieve normen van goed en kwaad), dan had hij waarschijnlijk een dieper gravende analyse van de wonderlijke relatie tussen de beide mannen kunnen geven. Als historicus maakt Bertram Wolfe bovendien af en toe een zonderlinge detailfout. Wanneer hij het bijvoorbeeld heeft over Gorki's feuilletons in Nowaja Zjiznj tijdens de hongersnood in Petrograd in 1918, geeft hij een aantal citaten uit Gorki's beschrijvingen van die ramp, of vertelt Gorki's observaties in eigen woorden na. Zo vermeldt hij: ‘On June 9 he told [d.w.z. Gorki, in zijn krant] of going to the zoo (he might have said dragging himself, for he too was hungry and was bleeding from the lungs). He described the puzzled, submissive, pleading animals...’ (p. 72-73). Maar wie de krant Nowaja Zjiznj van 9 juni 1918 (een zondag) opslaat, ontdekt daarin wel het verslag van een bezoek aan de dierentuin, niet echter door Gorki, maar door de jonge schrijver Isaak Babel geschreven. En dat er geen sprake was van ‘dragging himself’ of van ‘bleeding from the lungs’ - Babel, toen 24 jaar oud, was in perfecte conditie. Hij schreef op ongeregelde tijden een ‘kolom’ in Nowaja Zjiznj onder de overkoepelende titel Een dagboek. Het stukje, waar het hier om gaat, in de ik-persoon geschreven en ondertekend met ‘Bab-Elj’, en dat Bertram Wolfe voor een verhaal van Gorki heeft aangezien, heet De dieren zwijgen.Ga naar eind2 Ook met die ‘submissive animals’ van Wolfe viel het nogal mee, tenminste, Babel laat een oude aap zich onder de ogen van een bezoekster | |
[pagina 183]
| |
overgeven ‘aan de onfatsoenlijke manipulatie, waar stompzinnige grijsaards op het platteland zich mee amuseren...’ Het tussen haakjes geplaatste commentaar van Bertram Wolfe in zijn bovenstaand citaat is misschien zelfs wel symptomatisch voor zijn methode: het is niet waarschijnlijk dat Gorki in 1918 ‘hungry’ was en totaal onbewezen is het dat hij toen ‘was bleeding from the lungs’. Maar Gorki moest ook met sentimentele middelen in 1918 per se worden voorgesteld als een heilige martelaar, geplaatst in een door zijn ‘vriend’ Lenin veroorzaakte noodsituatie. De onfortuinlijke lapsus van de persoonsverwisseling trekt deze poging niet alleen in het komische, maar laadt op de auteur ook de verdenking van ‘geromantiseerde geschiedschrijving’. Gorki's vaste kolom in de krant Nowaja Zjiznj heette Ontijdige gedachten. In de Verzamelde Werken van Maxim Gorki, tussen 1949 en 1955 gepubliceerd door het Gorki Instituut voor Wereldliteratuur in Moskou, komen deze feuilletons niet voor. Wel zijn ze onder de titel Untimely Thoughts in 1968 in Amerika apart verschenen in een Engelse vertaling van Herman Ermolaev.Ga naar eind3 Na Lenins dood in 1924 schreef Gorki, zoals reeds gezegd, onmiddellijk zijn in memoriam onder de titel Wladimir Lenin, dat hij in maart van dat jaar publiceerde in Roesskij Sowremennik (De Russische Tijdgenoot). Dit geschrift van Gorki heeft, vooral door toedoen van de auteur zelf, een merkwaardige geschiedenis gehad. Merkwaardig om twee redenen: de oorspronkelijke versie uit 1924 is moeilijk te vinden - zeer zeker in de Sowjet-Unie - en ten tweede, Gorki heeft er in latere edities zoveel aan gedokterd dat het in menig opzicht een ander stuk werk is geworden. En juist in die latere, ‘Stalinistische’ redactie heeft het een miljoenenverspreiding gevonden en werd het in Gorki's verzamelde werken opgenomen. Bertram Wolfe wijst op deze situatie in zijn boek (p. 75). Ook de Lenin-biograaf David Shub heeft tekstvergelijkende en kritische studies over | |
[pagina 184]
| |
deze uitgaven gepubliceerd. Gorki's Leninportret is ook in het Nederlands verschenen.Ga naar eind4 Enkele door Bertram Wolfe aangehaalde citaten zal men hier echter vergeefs in zoeken. De Nederlandse vertaling is namelijk niet naar de oorspronkelijke editie gemaakt, maar ‘omwille van de leesbaarheid’, zoals de vertaler, C.J. Pouw jr., in zijn voorwoord verklaart, naar de herschreven uitgave van 1930 en later. Een wonderlijke zaak voor een overigens toch verdienstelijk jonge slavist. Te verwonderlijker, omdat vertaler aan zijn boek een kritiek van Trotski toevoegt - op Gorki's Leninportret uit 1924, een kritiek die dus helemaal niet slaat op de in het boek gegeven Gorki-tekst. Ter illustratie van hoe Gorki aan zijn Leninportret - onder de druk van Stalin c.s. natuurlijk - gekliederd heeft, hoe hij belangwekkende passages heeft geschrapt, andere op dictaat van boven heeft ingelast, kan ik met een paar voorbeelden volstaan. In zijn tekst van 1924 laat Gorki op p. 20 Lenin zeggen: ‘We hebben te weinig knappe koppen. We zijn een uitzonderlijk begaafd volk, maar lui van geest. De intelligente Rus is bijna altijd een jood, of iemand met wat druppels joods bloed in zijn aderen.’ De laatste zin ontbreekt in Gorki's herschreven portret uit de Stalintijd, natuurlijk in verband met het toen de kop weer opstekende antisemitisme. Deze zin ontbreekt ook in de Nederlandse vertaling van C.J. Pouw jr., die als basis voor zijn vertaling deel 17 van de Verzamelde Werken uit 1952 heeft gebruikt. Op p. 23 van de 1924-editie schreef Gorki: ‘Ik heb hem zich dikwijls lovend horen uitlaten over andere kameraden. Zelfs over zulken die bij geruchte niet zijn persoonlijke sympathie hadden. Verbaasd over zijn oordeel over een van die kameraden merkte ik op dat dit oordeel velen zou hebben verrast. “Ja, ja, dat weet ik,” zei Lenin. “Er wordt over mijn relaties tot hem | |
[pagina 185]
| |
heel wat gelogen. Leugens genoeg, vooral over mij en Trotski.” Lenin sloeg met zijn vuist op tafel en zei: “Laten ze maar eens een andere man aanwijzen, in staat om binnen een jaar tijds een bijna model leger op de been te brengen en zich daarbij het respect van de militaire specialisten te verwerven. En wij hebben zo'n man!”’ In de latere redactie en dus in de Nederlandse vertaling luidt deze passage: ‘Ja, vaak hoorde ik hem de kameraden prijzen. Zelfs over diegenen, die - volgens de geruchten - niet zijn persoonlijke sympathie genoten, wist Lenin te spreken op een manier die hun recht deed wedervaren. Zeer verbaasd was ik over de grote waardering die hij had voor de organisatorische capaciteiten van L.D. Trotskij. Vladimir Iljitsj [Lenin] bemerkte mijn verbazing. “Ja, ik weet dat er over onze onderlinge relatie heel wat wordt gelogen. Maar wat waar is, is waar, en wat niet waar is, is niet waar; dat weet ik ook! Hij is het toch maar geweest, die het heeft klaargespeeld de militaire specialisten te organiseren.” Na een kort zwijgen voegde hij er op wat zachtere toon en wat minder vrolijk gestemd aan toe: “Maar toch is hij niet een der onzen! Hij doet met ons mee, maar hij is niet een der onzen. Hij is eerzuchtig. En er is iets in hem... dat niet deugt, iets van Lassalle...”’ (p. 187). Het ligt voor de hand dat het laatste stuk van dit citaat niet uit het geheugen van Maxim Gorki is geput, maar door hem, op dictaat van anderen, aan zijn ‘herinneringen’ is toegevoegd na het Trotski-Stalin conflict. Zo wordt de funeste invloed van Stalin c.s. uit de jaren dertig nog tot in 1967 in Nederland gecontinueerd, waarmee noch aan Gorki, noch aan Lenin een dienst is bewezen en alleen een staaltje van banale geschiedvervalsing wordt gegeven. In de latere editie, uit 1931, van zijn Leninportret verklaart Gorki, als hij het heeft over zijn herinneringen aan het conflict met Lenin in 1918 (zie Ned. vert. p. 171): ‘Zo dacht ik er dertien jaar geleden over en zo heb ik me vergist. Deze bladzijde uit | |
[pagina 186]
| |
mijn herinneringen zou eigenlijk geschrapt moeten worden. Maar “wat met een pen geschreven is, is met geen bijl meer weg te hakken”.’ - Een mooi spreekwoord, maar met de hierboven genoemde voorbeelden, die met meerdere zouden zijn aan te vullen, voor ogen, moeten wij die stoere taal toch wel met een korreltje zout nemen. In feite was Gorki een van de eerste sowjetschrijvers die zich bekwaamde in het op bevel herschrijven van bepaalde werken - en misschien is ook in deze richting de verklaring te zoeken van waarom er zo weinig goede literatuur over hem bestaat: bij tijd en wijle verstond hij te meesterlijk de kunst van het gehoorzaam-zijn. Bepaalde werken van hem wekken daardoor eerder de indruk ‘met een bijl te zijn geschreven’ - een droevig feit dat, met alle eerbied voor Gorki, met geen pen meer is weg te werken. |
|