| |
| |
| |
boudewijn van houten
groeten uit saint-tropez (I)
Beste Simon,
Vijf maanden woon ik hier nu. Ik heb dit huis voor twee jaar gehuurd. Ik dacht dat het hier leuk zou zijn. Nou, dat is het niet!
Ik heb me vreselijk vergist. Saint-Tropez is een akelig oord.
Je kent de gemeenplaats dat de liefhebbers van Saint-Tropez zo snobistisch zijn en zo oppervlakkig. Ik heb me daar tot nu toe altijd tegen verzet. Het woord ‘snobistisch’ wordt namelijk net zo misbruikt als het woord ‘fascistisch’. Iedere arme student noemt een baron: een snob. Iedere links-georiënteerde student noemt een baron: een fascist. En ik hoef jou eigenlijk niet uit te leggen dat men pas een snob is als men enthousiasme veinst voor dingen waar men geen gevoel voor heeft en dat men pas een fascist is als men in zijn onverdraagzaamheid zover gaat dat men tot massamoord bereid is. Die willekeurige baron kan dus heel wat aristocratische principes huldigen vóór ik hem een ‘fascist’ mag noemen; en wanneer hij, naar de eisen van zijn smaak en als ‘de gewoonste zaak van de wereld’, een dure Bentley koopt, kan ik hem nog niet voor ‘snob’ uitschelden.
Je begrijpt dus dat ik bezwaren maakte als men St. Tropez snobistisch scheen te vinden op grond van het feit dat er jachten-met-twee-masten in de haven liggen. Het zal - dat neem ik aan - erg plezierig zijn om op zo'n jacht te varen. Laat afgunst ons oordeel niet beïnvloeden. Luxe is niet noodzakelijkerwijs in gezelschap van snobisme. Maar ik moet bekennen dat mijn verzet tegen de reputatie van St. Tropez onredelijk was: St. Tropez is snobistisch. Daar helpt geen lieve moedertje aan.
Ik kende deze wereld niet. Maar nu ik haar ken, verstijf ik van
| |
| |
minachting.
Ik heb me nog nooit bevonden in zo'n wezenloze gemeenschap.
Je weet dat ik me voor geld interesseer - maar alleen omdat het me in staat stelt me belangrijke genoegens en ervaringen te verschaffen. En je weet dat ik soms de banaliteit van een mondain gezelschap verdraag - maar alleen omdat ik er de kans heb een vrouw te ontmoeten (de mooiste vrouwen vind je nu eenmaal in de onbenulligste omgevingen, zoals truffels in de modder), en ik zal me altijd haasten haar uit de groep te lichten en mee te nemen. Voor de mensen in St. Tropez echter zijn die middelen - geld, uitgaan - doel geworden. Hier voelt men zich al lekker wanneer men geld ruikt en wanneer men in een groot voyant gezelschap verkeert. Men wil niet méér. Men gaat niet verder.
Vlak vóór ik uit Nederland vertrok, heb ik een oude ‘Armstrong Siddeley’ gekocht. Die overjarige auto kostte me niet meer dan tweeduizend gulden. Maar ik heb er hier een onvoorzien succes mee. De Fransen - en vooral van het genre dat zich hier bevindt - koesteren een religieuze bewondering voor alles wat Engels is. Iedereen drinkt whisky bijvoorbeeld - of hij ervan houdt of niet. Het spul is hier nog aanmerkelijk (anderhalf maal) duurder dan in Nederland, maar vanaf zes uur 's avonds wordt het zelfs aan de baby's gevoerd. Ja, het is vooral de jeugd die altijd ferm om een ‘scotch’ vraagt. Als ik hier jongeren in mijn huis ontvang, kan ik er van op aan dat iedereen naar de whisky grijpt. Ook de meisjes. Terwijl whisky bepaald niet een smaak heeft die vrouwen over het algemeen bevalt. Maar de eisen van het prestige overstemmen de eisen van het verhemelte.
Men slikt de whisky als een drankje tegen mondain falen.
Om dat te voorkomen, wil men hier alles wel slikken. Ik herinner me dat ik op mijn kamer in Amsterdam wel eens whisky aan meisjes gaf. Ze vonden het meestal ‘vies’. Maar in hun wereld bestond dan ook nog geen gebod het lekker te vinden.
Je begrijpt dat een Engelse auto als de mijne - bij zeer slechte
| |
| |
straatverlichting zou je hem even voor een Rolls-Royce kunnen aanzien - hier indruk maakt. Wanneer meisjes de neus van mijn ‘Armstrong’ zien, knikken hun knieën (ik wil me niet exacter uitdrukken want daar houd je niet van, geloof ik). Een meisje in Saint-Tropez kan ik geen groter plezier doen dan haar met mijn auto op te halen en met haar bijvoorbeeld naar de bar van ‘L'Escale’ te gaan. Ze zal helemaal in de wolken zijn als ze daar een massa kennissen aantreft er we uiteindelijk met z'n allen naar een dancing als ‘Voom Voom’ gaan. Wanneer ik haar om drie uur 's nachts thuis afzet, heb ik haar een geslaagde avond bezorgd. Ze heeft werkelijk alles gehad wat ze hebben wilde.
Ik niet. Want ik heb niet met haar afzonderlijk kunnen praten (de loze conversatie in een groep is voor mij oneindig inferieur aan een gesprek ‘van man tot man’ - van man tot vrouw in dit geval) en ik ben niet aangekomen op het terrein waar de meeste vrouwen pas interessant beginnen te worden: het bed.
Voor mij is het dus een verloren avond geweest.
Ik hoop dat je wilt aannemen dat ik een avond met een vrouw kan doorbrengen zonder met haar naar bed te gaan, zelfs zonder het vooruitzicht te hebben eens met haar naar bed te zullen gaan. Vanuit Amsterdam reed ik vaak helemaal naar Barsingerhorn om Til te zien, met wie ik al jaren niet meer vrij.
Of ik ging naar Den Haag om met Josine Meijer over Nietzsche te praten. Dat was geen verloren tijd. Maar de vrouwen in Saint-Tropez zijn zulke leeghoofden dat ik werkelijk niet zou weten wat ik met hen zou moeten doen als ik niet met hen naar bed ging.
Die leeghoofdigheid gaat hier trouwens samen met de grootste culturele pretenties. Je kunt hier geen oud wijfje ontmoeten of ze is beeldhouwster, schrijfster, schilderes. Voor haar ligt het zwaartepunt niet bij het maken van kunst, maar bij het verkeren in artistieke kringen. Met het laatste is ze dan ook bijna voortdurend bezig. Marijke logeerde hier een week, en ik
| |
| |
bezocht, om haar een plezier te doen, een aantal ‘parties’. Na een paar dagen zei ze me wanhopig: ‘Ik schaam me dood als die vrouwen me vragen wat ik doe: pottebakken, dichten of dansen, en ik dan moet zeggen: ik doe niets; want zij doen allemáál iets.’
Ja, Simon, ik geniet het voorrecht te leven in een streek waar het ritselt van de kunstenaars. Je hebt er geen idee van hoe poëtisch die wijfjes zich kunnen uitdrukken. Kortgeleden sprak ik er één die, na mijn herkomst vernomen te hebben, zei: ‘Vindt u ook niet dat Nederland zo wit is...’ Ik wist niet wat ik hier op moest antwoorden. Het ging boven mijn petje. En juist daardoor wist ik met zekerheid een groot literair talent ontmoet te hebben.
Want in Frankrijk - en niet alleen daar - dwingt het onbegrijpelijke de meeste eerbied af. Van een schrijver wordt gevraagd dat hij zich in wolken hult. Hoe minder men hem verstaat, hoe meer men van hem houdt. Een onsamenhangende taal vol esthetische begrippen, dat is in Frankrijk: literatuur. Men verlustigt zich aan het ronronron van een André Malraux die zo feilloos heeft afgestemd op de Franse culturele golflengte. Las je wel eens zijn onovertroffen ‘Le Musée Imaginaire’. Het is die ‘zeeslangentaal’ (zoals Hermans het zou noemen) die ik bedoel.
Soms bega ik hier de fout te bekennen dat ook ik wel eens een bepaalde Muze het hof maak. Dan is de boot aan. Dan hoor ik geen zinnig woord meer van mijn gesprekspartner. Want dan worden alle poëtische registers uitgetrokken. Vorige maand ging ik een keer met een vrouw naar bed die een huis aan de ‘Pouncho’ heeft - dat is de oude vissershaven, het neusje van de St. Tropeziaanse zalm. Ze was, met recht, trots op haar kamer die uitkeek op een oneindigheid van lucht en water. Er viel - het was middag - een fel licht naar binnen. De vrouw in kwestie is beeldhouwster. Ze praat de godganse tijd over ‘vormen’.
Op de vreemste manier. Ze vertelde mij bijvoorbeeld dat ze in een (quasi-antiek) kastje dat in haar huis stond, ‘een paar mooie vormen’ wilde zetten. Een ongrijpbare formulering. Het zou
| |
| |
hetzelfde zijn wanneer ik verklaarde ‘een paar goede spanningen’ te willen schrijven. Kijk eens in de ‘Figaro Littéraire’ - daar kun je op iedere bladzijde die taal vinden die met belde benen van de grond is. Ik geloof dat de Fransen er altijd een zwak voor hebben gehad. Maar terug naar de slaapkamer van de beeldhouwster. Op een zeker moment hadden we een excentriek, opwindend standje ingenomen. Mijn gedachten waren erg aards en je begrijpt dus mijn verbazing toen ik de vrouw, op een kwijnende geaffecteerde toon hoorde zeggen: ‘Je te vois dans une belle lumière...’ Misschien zei ze het ook nog met een Engels accent - de aanstellerij houden ze hier vol tot in het bed. Maar in ieder geval was voor mij de betovering verbroken.
Schaterend van het lachen ben ik opgesprongen, heb ik een douche genomen en ben ik het huis uitgerend. Liefde vereist nu eenmaal een zekere ernst. Je kunt niet vrijen als je de slappe lach hebt.
Je zult zeggen: maar waarom ga je dan met zo'n idioot naar bed?
Mijn antwoord: Als ik niet met zo'n idioot naar bed ging, zou ik nooit meer (behalve alleen) naar bed gaan. Iedere vrouw hier heeft namelijk een tik meegekregen van de vervloekte St. Tropez-stijl.
Wat ik je nu ga schrijven, klinkt een beetje pedant. Vergeef het me. Ik raak er trouwens meer en meer van overtuigd dat een pedante toon niet te vermijden is als ik mijn gedachten wil uitspreken. Er is langzamerhand zoveel dat ik veroordeel.
Er is zoveel waar ik zeker van ben. Naast al datgene waar ik aan twijfel. Wanneer ik - zoals hier - omringd ben door imbecielen vind ik het niet nodig nederig te zijn. Ik betwijfel ten zeerste of ik ooit in staat zal zijn een goed boek te produceren. Maar ik aarzel geen seconde met de bewering dat de mondaine schrijvers die hier rondhangen, het nooit zullen presteren.
Het was echter een ándere pedante opmerking waar ik je verontschuldiging voor vroeg. Ik wilde stellen dat ik nog niet geheel kansloos bij de vrouwen ben. Natuurlijk word ik ouder -
| |
| |
ik ben nu dertig - en beginnen mijn haren uit te vallen. Maar die veranderingen gaan toch geleidelijk? Ik ben toch niet van de ene dag op de andere tot nul gereduceerd? Ik zou het, door mijn ervaringen hier, wel gaan denken. Er is hier geen meisje dat op me let. Als ik de aandacht trek is het vanwege mijn auto.
Maar die kan ik toch niet meenemen in een restaurant?
Een meisje let ook nog wel eens op me als ik duur gekleed ben, liefst een beetje ‘Engels’. Of als ik in een café zit te schrijven.
Ik zie het meisje dan denken: misschien is hij wel een jonge beroemdheid (á la Le Clézio) die ik moet kennen. Ja, ze laten zich hier een beroemdheid niet graag ontsnappen. Ik moet altijd grinniken om de vergissing van zo'n meisje: ze moest eens weten hoe weinig succes ik als schrijver heb gehad, ze kon het niet slechter treffen.
Het is voor mij een vreemde ervaring zoveel vrouwen te zien en toch geen enkele erotische spanning te ondervinden.
Saint-Tropez heeft de reputatie dat er ‘de mooiste meisje van de wereld’ komen. Maar ik heb nog nooit in zo'n steriel klimaat geleefd als in Saint-Tropez. Henry Miller schreef eens over Parijs dat er ‘sex in the air’ was. In Saint-Tropez is er niets in de lucht.
Als ik 's avonds op het fameuze terras van Sénéquier zit en naar de meisjes om mij heen kijk, lees ik slechts deze verlangens van hun gezichten: uitgenodigd worden op zo'n jacht dat in de haven ligt, ontdekt worden door een filmproducer of mode-koning. En als het een bescheidener meisje is: in ieder geval geen fouten te maken bij de keuze van de kleren die ze draagt, van het strand waar ze overdag zonnebaadt, van de auto waardoor ze zich straks mee laat uitnemen. Die laatste formulering klinkt misschien bizar, maar de persoonlijkheid van de auto legt hier - zoals ik al zei - meer gewicht in de schaal dan de persoonlijkheid van de bestuurder. En de echte Saint-Tropez mannen houden daar rekening mee. Ze rijden hun auto weliswaar niet het café binnen, maar dan toch bijna. Helaas mag je je auto niet vóór Sénéquier parkeren, maar er zijn allerlei andere
| |
| |
manieren om de cafébezoekers goed onder ogen te brengen dat jij de eigenaar bent van die bepaalde rode ‘Porsche’. Je kunt bijvoorbeeld een paar keer met hoge snelheid in de eerste versnelling langskomen. Je kunt ook aan je auto een zogenaamde ‘race-uitlaat’ hebben die - zelfs al rijdt je stapvoets - associaties wekt met de start in Le Mans. Het meest aan te bevelen is echter het volgende: zonder je iets aan te trekken van de ‘file’ achter je, houd je halt vóór het terras en roept luid ‘Hallo Luc!’ naar één der tafeltjes. Helemaal mooi is het natuurlijk wanneer daar werkelijk iemand zit die Luc heet, die jou kent en die nu bij je auto komt staan praten, waardoor je de gelegenheid krijgt nog wat langer vóór het terras te blijven. Opdat de aandacht van de cafébezoekers niet verslapt, moet je wel van tijd tot tijd op het gaspedaal trappen - schijnbaar alsof je bang bent dat de motor zal afslaan. Het spreekt vanzelf dat een ‘race-uitlaat’ nu van veel nut is, want zolang de cafébezoekers door het lawaai niet in staat zullen zijn met elkaar te praten, móéten ze wel op je letten.
Wat ik je hier beschrijf, vind je uiteraard niet uitsluitend in Saint-Tropez. Dat geldt voor meer dingen die ik je vertel. Maar alle typische of niet typische, details bij elkáár geven wel - dat hoop ik - een beeld van dit unieke plaatsje.
Ik ga verder met me over de vrouwen te beklagen. Ze hebben allemaal dezelfde verveelde gezichtsuitdrukking. Allemaal kijken ze voor zich uit met de ‘sophisticated’ blik van Cathérine Deneuve. O, wat heb ik een hekel aan die actrice met haar airs van onafhankelijkheid en scepticisme. Niets staat een vrouw zo slecht als die pretentie. De vrouw is niet onafhankelijk en heeft geen kritisch vermogen. Laat ze dus niet doen alsof.
Maar ik begrijp dat het type Cathérine Deneuve in de smaak valt bij de ‘moderne geëmancipeerde vrouw’. En welke vrouw die de damesbladen leest, wil niet een ‘moderne, geëmancipeerde vrouw’ zijn? In Saint-Tropez althans heb ik - op een paar werksters na - geen uitzonderingen op de regel gezien. Iedere
| |
| |
vrouw kijkt je aan - nee ze kijkt je juist niet aan, ze kijkt langs je heen - met een koel, zelfs wat nijdig gezicht. Ik ben met Marijke naar een winkel gegaan om haar een modefoto te laten zien die daar in de etalage staat. Je ziet er een meisje in badpak op.
Ze kijkt werkelijk rázend langs de fotograaf heen. Ze heeft precies de stijl die hier in trek is. Ik heb Marijke gezegd dat ze met behulp van dit voorbeeld, kon gaan oefenen voor de spiegel.
Het zal haar echter nooit lukken zo'n grimas op haar gezicht te houden. Daarvoor is ze te warmbloedig. Het zijn alleen de magere meisjes-met-koude-handen die erin slagen. En het is dan ook niet toevallig dat juist dat soort meisjes in deze tijd mooi moet worden gevonden. Er is op grond van wat je in Saint-Tropez ziet een uitvoerige kritiek op de moderne vrouw te schrijven. Ik schrijf nu alleen maar wat losse gedachten op, maar misschien ga ik ze eens ordenen. Dat wordt dan een Anti-Beauvoir. O, dat mens heeft met haar overdrijvingen een boel kwaad gedaan. Ze brengt me ertoe op mijn beurt te overdrijven.
De Franse vrouw is bezig een man te worden. Zoals de Franse man bezig is een vrouw te worden. Meer dan in Nederland, zijn het hier de vrouwen die het voor het zeggen hebben.
Ik schreef in de afgelopen maand aan twee grote Parijse uitgevers. Beide antwoorden waren door een vrouw ondertekend - en dat waren geen secretaresses maar mensen die voor een deel van het bedrijf verantwoordelijk zijn. Ik zie hier geen toeval in.
De Franse man laat zich steeds meer overdonderen door de vrouw. Hij gaat erin berusten dat zij de leidsels in handen neemt.
Het is de logische consequentie van zijn respect voor Beauvoir-achtige syllogismen. Hij wordt gestraft voor zijn domheid. De vrouw van nu is de man van morgen. De man van nu is de vrouw van morgen.
Ik wou dat je de manwijfjes hier eens kon zien om mijn reactionaire ergernis te begrijpen. De vrouwen die geen borsten hebben. De vrouwen die praten met een sigaret in hun mond.
De vrouwen die harde, lage stemmen hebben, zo ongevoelig
| |
| |
als een gesloten deur. Ik krijg niet de indruk dat die vrouwen erg gelukkig zijn. Hun neergetrokken mondhoeken spreken boekdelen. Hoe ouder die vrouwen zijn, hoe ontevredener hun gezichten. Maar als ik hen, met een sigaret in hun mond, als een bootwerker zie zitten redeneren, begrijp ik niet dat ze er nog verbaasd over kunnen zijn wanneer hun man geen zin meer in hen heeft. Het is merkwaardig dat vrouwen vaak een stijl nastreven die hun bij mannen helemaal niet ten goede komt.
Terwijl ze de mannen voor hun geluk nu eenmaal nodig hebben.
Ze streven die stijl na om hun zelfrespect te behouden, en uit de behoefte om door andere vrouwen au sérieux genomen te worden. Mannen doen trouwens omgekeerd hetzelfde. Om carrière te maken in hun mannenwereld schieten ze vaak langs de vrouwen heen. Terwijl ze die carrière deels maken om vrouwen te krijgen, die ze voor hun geluk nu eenmaal nodig hebben.
Men gaat werkelijk erg onpraktisch te werk. Vind je ook niet?
Ik woon niet in Saint-Tropez zelf, maar in Grimaud. Een dorpje, tien kilometer verwijderd van Saint-Tropez, vijf kilometer van de zee. Het is dus geen badplaats, maar al enigszins een dorpje-in-het-binnenland. Ik dacht aanvankelijk dat ik heel eenvoudig mijn ergernissen kon vermijden door niet meer naar Saint-Tropez te gaan, en bijvoorbeeld in mijn dorp te blijven of naar Sainte-Maxime te rijden. Dat was een ijdele hoop. Want Saint-Tropez heeft de hele streek geïnfecteerd. Cathérine - een vriendin die ik hier in januari had toen ik een huis kwam zoeken - gaf volmondig toe, dat ieder meisje in deze buurt 's zomers de kolder in haar kop kreeg (ze illustreerde het helaas met haar eigen gedrag). Het schijnt trouwens voor de gehele Côte d'Azur te gelden. Dus het heeft zelfs niet veel zin naar Toulon of Nice - de dichtbijzijnde grote plaatsen - te gaan.
O, wat verlang ik naar een echte grote stad waar ik weer een mengsel van alle soorten mensen kan aantreffen en niet zoals hier: afdrukken van één model. Wanneer de twee jaar om zijn, ga ik zeker naar Parijs. Ik ben me bewust dat het ellendige volkje
| |
| |
dat typisch is voor Saint-Tropez, juist afkomstig is uit Parijs.
Maar hier bepaalt dat volkje de sfeer, terwijl het in Parijs - god, laat het waar zijn - niet meer dan één van de vele milieus kan vormen. In Parijs kon een Léautaud leven, kan een Montherlant het uithouden. Hier aan de Rivièra voelt alleen een mondaine blaaskaak zich lekker. Ik interesseer me voor de veelzijdigheid van het leven, en ik vind het dus rampzalig in een streek te wonen waar de mensen zo uniform zijn. Ach, ik zal althans over dit bepaalde soort een boel leren. Maar twee jaren lijken me daarvoor ruimschoots genoeg. Als je ooit van een schrijver hoort, die aan de Rivièra woont, neem dan gerust aan dat het geen schrijver is. Generaliseren is in dit geval zonder gevaar. Met één schrijver zit ik een beetje in mijn maag: Somerset Maugham.
Je weet hoe hoog ik hem schat. Maar de man woonde hier maar liefst 37 jaar. Er zijn echter een paar verzachtende omstandigheden. Maugham woonde hier deels om gezondheidsredenen - hij had rekening te houden met de terugkeer van de tuberculose waarmee hij in zijn jeugd en ook nog een keer op middelbare leeftijd te kampen had. En een ander excuus is dat hij lange reizen maakte, en bovendien (sinds '45 tenminste) een kwart van elk jaar in Engeland doorbracht. Zijn huis was ook gunstiger gelegen dan het mijne. Hij woonde vlak bij Nice.
En al is die stad - net als alle Rivièrasteden - een windei, er is toch iets meer realiteit te vinden dan hier. Met Marijke wandelde ik een avond door de oude binnenstad van Nice.
In een volksstraat werd een religieus feest gehouden. We kwamen er toevallig in terecht toen we door de nauwe steegjes dwaalden en ergens een hoek omgingen. Aan het eind van de straat zagen we in de open lucht, tegen de gevel van een kerk, een altaar met een groot Maria-beeld en veel bloemen. Er brandden kaarsen, en schijnwerpers beschenen het beeld. In de straat, waar geen verkeer door kwam, zaten de mensen in fauteuils voor hun deuren. Vlak bij het altaar zaten een paar vrouwen te breien.
Op een pleintje - twintig meter van het altaar - werd gedanst
| |
| |
op accordeon-muziek. Dit alles had geen enkele relatie meer met Sénéquier, place de Tahiti en L'Escale. Het was weldadig. Marijke en ik bleven lang in dat straatje staan. Een gelijksoortig bad-in-de-werkelijkheid ga ik soms nemen in Toulon waar de havenbuurt - de hoerencafé's en de Arabische wijken - een zekere kleur hebben. Saint-Tropez is voor mij kleurloos.
|
|