Maatstaf. Jaargang 15
(1967-1968)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |
teken van tegenspraakhoe een goede vriend van de verenigde staten...Vorig jaar heeft E.H. van der Beugel een boek geschreven, we mogen zelfs zeggen een proefschrift, genaamd From Marshall Aid to Atlantic Partnership.Ga naar voetnoot1 Het is niet onaardig na lezing van zijn inaugurale oratie, eens dit lijvig werk te bekijken.Ga naar voetnoot2 Volgens H.A. Kissinger, die een voorwoord aan het boek meegaf, is het ‘buitengewoon waardevol omdat het laat zien hoe een goede vriend van de Verenigde Staten aangekeken heeft tegen en gereageerd op de amerikaanse politiek’. Het boek laat dat inderdaad zien. Of het daardoor nu ‘buitengewoon waardevol’ is, is een vraag. Wat staat er in het boek? Het antwoord kan lulden: eigenlijk niets wat we al niet eerder ergens gelezen hebben. Er staat niets verrassends in. De schrijver heeft beslist alle kosten en moeite gespaard ook maar iets kontroversiëels te poneren. En toch was er veel gelegenheid inderdaad iets kontroversiëels te brengen, en de naoorlogse politieke ontwikkeling in Europa eens niet met versleten slagzinnen te beschrijven. Alle oude slagzinnen schrijft Van der Beugel nog eens op: kommunistische subversie, kommunistische agressie, vrije wereld, demokratie, enz. enz. Hij doet dit alles onder een snorkend woordgebruik. Zijn tekst wemelt van ‘doordringende artikelen’, ‘waardevolle en doordringende rapporten’, ‘zeer belangrijke toespraken’, ‘doordringende analises’ en ‘belangrijke dokumenten’. Van der Beugel behandelt, zoals inmiddels duidelijk moet zijn geworden, de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten tussen 1947 en 1965, met als voorgift de periode 1941-1947. (Hij gaat zelfs nog even terug tot 1789.) Zijn wereldbeeld is simpel: de Verenigde Staten hoopten gedurende de tweede wereldoorlog op naoorlogse eenheid tussen de grote drie om aldus ‘één | |
[pagina 330]
| |
wereld’ te scheppen. Het waren de Sovjet-Unie en de kommunisten die deze hoop verbrijzelden, geholpen door de vaak slechte ekonomische situatie in de landen van de westelijke invloedsfeer. Met Truman-leer, Marshall-plan, NATO, enz. enz. traden de Verenigde Staten toen noodgedwongen tegen het bederf op. Zij stimuleerden de westeuropese ekonomische samenwerking, en wezen naderhand de weg naar een ‘atlantisch deelgenootschap’. Van der Beugel verhaalt over het ‘opleggen van kommunistische kontrole in de verschillende oosteuropese landen’, waardoor de Sovjet-Unie ‘vaak onder flagrante schending van de overeenkomst van Jalta’ geheel Oost-Europa en het belangrijkste deel van de Balkan in een ‘vaste greep’ kreeg. Hij verwijst speciaal naar Polen, waar de ‘techniek van de kommunistische machtsoverneming volledig werd gebruikt’. ‘Intussen werden Iran, Turkije en Griekenland hoofddoelen van de Sovjet-ekspansie buiten gebieden die onder rechtstreekse kontrole van het rode leger vielen’, schrijft hij voort. Ook Westeuropa kwam in gevaar, in het bizonder Frankrijk, Italië en Duitsland. Hier heeft de schrijver het over het afdrijven van de sentrumgroepen naar ‘uiterst links of rechts’. Zo bereidt Van der Beugel in hoofdstuk 1 de lezer voor op de nieuwe amerikaanse politiek. In de volgende hoofdstukken schetst hij die politiek, en haar resultaten. Jammer voor de schrijver, ziet de naoorlogse geschiedenis van Europa er iets genuanseerder uit. De in februari 1945 in Jalta gemaakte afspraken over de naoorlogse vorm van de wereld, met name de indeling in invloedsferen, bleken bij het einde van de oorlog tegen Duitsland niet levensvatbaar. De in april 1945 opgetreden nieuwe amerikaanse president Truman was niet van plan zich bij, zoals hij het zag, het ‘eenrichtingsverkeer’ van Jalta neer te leggen. Sommigen binnen de regering waren het met hem eens, anderen niet. De laatsten verdwenen voor 1946 ten einde was. Een voorbeeld is minister van buitenlandse zaken Stettinius, volgens wie ‘de Sovjet-Unie meer konsessies had gedaan aan de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, dan er gedaan waren aan | |
[pagina 331]
| |
de Sovjet-Unie...’. Stettinius was ook van mening: ‘door de militaire situatie was de kwestie niet wat Groot-Brittannië en de Verenigde Staten aan de Sovjet-Unie zouden toestaan te doen in Polen, maar wat de twee landen de Sovjet-Unie zouden kunnen overhalen te aanvaarden...’.Ga naar voetnoot3 Gesterkt door het bezit van de atoombom dacht Truman aan de wereld, de Sovjet-Unie inbegrepen, een pax americana op te leggen. De levensvatbaarheid van de overeenkomst werd ook aangetast door de zelfstandige politieke ontwikkelingen binnen de invloedsferen. Alle beschikbare informatie wijst er op dat de Sovjet-Unie er op uit was de toestand in de westelijke invloedsfeer te stabiliseren. De westelijke kommunistische partijen kregen opdracht zich konstitutioneel en vaderlandslievend te gedragen. In Frankrijk traden kommunisten toe tot de regering. Tot diep in het voorjaar van 1947 hielden ze een nationalistische koers aan. In het najaar van 1945 ontwikkelde de franse k.p. een grote kampanje ter... vergroting van de industriële produktie. ‘Het tiende kongres van onze partij in juni 1945 stond in het teken van die kampanje’, aldus meldt Duclos trots op de oprichtingsvergadering van de Kominform in september 1947.Ga naar voetnoot4 De franse kommunisten verzetten zich met hand en tand tegen de golf van stakingen die zich begin 1947 voordeden, maar werden naderhand gedwongen door hun aanhang zich er achter te stellen. In mei werden ze toen door Ramadier uit de regering gegooid.Ga naar voetnoot5 In Nederland bereidden De Groot en Wagenaar zich voor op een ministerschap.Ga naar voetnoot6 Verder dan die voorbereiding kwamen ze niet. Om hun kansen niet te bederven saboteerde de CPN de grote haven- en zeeliedenstaking van april 1946.Ga naar voetnoot7 In Griekenland daarentegen liep de matigende invloed van de Sovjet-Unie op niets uit. (Net zo trouwens als in Joegoslavië gedurende de wereldoorlog.) Daar brak eind 1944 een gewapende strijd uit tegen de uit de emigratie teruggekeerde, en door een brits leger gesteunde, oude griekse machten.Ga naar voetnoot8 In de eigen invloedsfeer voerde de Sovjet-Unie een behoudend | |
[pagina 332]
| |
beleid. De oosteuropese landen vertoonden zeer verschillende ekonomische en politieke patronen. In Hongarije bestond net als in Tsjechoslawakije een niet-kommunistische regering. Eén ding hadden de oosteuropese landen gemeen, namelijk de verrassend-snelle terugkeer tot het vooroorlogse produktienivo. Verder waren er grote verschillen. In Tsjechoslowakije werden in oktober 1945 zware industrie en banken genationaliseerd. Begin 1946 kwam er een ekonomisch tweejarenplan. In Roemenië duurde het tot juli 1947 voor de kommunistische partij een ekonomisch ontwikkelingsplan publiseerde. In Hongarije was in 1947 de zware industrie genationaliseerd. De banken volgden midden 1947 pas.Ga naar voetnoot9 Waar het de Sovjet-Unie primair op aan kwam was dat de landen van haar invloedsfeer een buitenlands beleid voerden dat de Sovjet-Unie vriendschappelijk gezind was, en - zonodig - herstelbetalingen verrichtten. Zo ging de overeenkomst van Jalta te gronde. Truman begon een kruistocht tegen ‘totalitaire regiems’ met het lanseren van de naar hem genoemde doktrine (12 maart 1947). Aanleiding was de aangekondigde terugtrekking van de britse troepen uit Griekenland. De regering van de Verenigde Staten ging nu ekonomische en militaire steun verlenen aan... het diktatoriale griekse bewind van Tsaldaris, indachtig de woorden van Truman: ‘Ik geloof dat het de politiek van de Verenigde Staten moet zijn vrije volken, die zich verzetten tegen onderwerping door gewapende minderheden of druk van buitenaf, te steunen’. Het Marshall-plan liet niet lang op zich wachten. Als aanleiding tot het lanseren van dit plan werd het mislukken van de moskouse konferentie van geallieerde ministers van buitenlandse zaken, in maart/april, aangegegrepen. Van der Beugel legt ook verband tussen mislukte konferentie en Marshall-plan. Zoals bekend ging deze konferentie over het duitse vraagstuk. Heel lucied polemiseert Van der Beugel tegen Barbara Ward, en zegt hij: ‘De Trumandoktrine en het Mashall-plan zijn twee aspekten van dezelfde nieuwe amerikaanse buitenlandse politiek’, (blz. 28) Merkwaardig genoeg realiseert hij zich niet dat de moskouse konferentie wel mislukken moest, | |
[pagina 333]
| |
doordat Truman ten tijde van de konferentie zijn doktrine afkondigde, en de oorlogsbijl ophief tegen ‘agressieve bewegingen’ en ‘totalitaire regiems’. Zó zijn Trumandoktrine en Marshall-plan verbonden. De Sovjet-Unie nam een afwachtende houding aan jegens het Marshall-plan. Ze zond een grote delegatie onder leiding van Molotov naar Parijs in de zomer van 1947, naar een konferentie die belegd was voor het ontwerpen van een europees herstelplan. Bevin en Bidault presenteerden daar een plan van integratie van de europese ekonomieën, dat onaanvaardbaar bleek voor de Sovjet-Unie. Van der Beugel wijdt hier een tweetal bladzijden aan, en legt uiteraard de blaam op de Sovjet-Unie: ‘De Russen gebruikten het begrip nationale soevereiniteit als een voorwendsel om de sosiale, ekonomische en politieke struktuur van Oosteuropa te konserveren’, (blz. 63). Het doet enigszins merkwaardig aan dat de schrijver, die naderhand bij zijn geschiedschrijving (bijvoorbeeld de OEES betreffend) zo belachelijk minutieus is, niets konkreets vertelt over de plannen van Bevin en Bidault, en zich slechts verliest in vage kreten. De voornaamste reden van de Sovjet-Unie om niet mee te doen was dat de amerikaanse plannen voorzagen in konservering van de traditionele ekonomische verhoudingen in Europa. Een memorandum van het Foreign Aid Committee van het amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken had het over ‘de noodzaak de traditionele ekonomische betrekkingen tussen Oost- en Westeuropa te handhaven’. (Vermeld door Van der Beugel op bladzijde 45). Over die traditionele ekonomische betrekkingen schrijft Van der Beugel in eigen woorden; ‘Westeuropa was in grote lijnen een eksporteur van industriële produkten en een importeur van voedsel en grondstoffen. Voedsel en grondstoffen werden geïmporteerd uit Oost-Europa, (...)’. (blz. 36) Was het verwonderlijk dat een ekonomisch plan met deze uitgangspunten onaanvaardbaar was voor de Sovjet-Unie, die immers bezig was met een grootscheepse industrialisatie? Molotov zal in Parijs ongetwijfeld ook gesproken hebben voor de oosteuropese landen, die over het geheel genomen bezig waren | |
[pagina 334]
| |
hun ekonomieën te heroriënteren, en bepaald niet hun sosiale en ekonomische struktuur aan het ‘konserveren’ waren, zoals Van der Beugel ons wil doen geloven. Molotov en zijn delegatie gingen naar huis. De Sovjet-Unie begon in hoog tempo haar eigen invloedsfeer te organiseren. In juli en augustus sloot ze een reeks handelsakkoorden af met oosteuropese landen. In september werd de Kominform opgericht. De koude oorlog begon. Oosteuropa werd gelijkgeschakeld; de oosteuropese kommunistische partijen werden gezuiverd, alle nationaal-kommunistische leiders verdwenen. In de westelijke invloedsfeer begonnen de kommunisten nu oppositioneel te worden. Ze kwamen in aktie, te laat echter. Westeuropa werd bedolven onder een nieuwe ideologie, die van de ‘europese eenheid’. Die ideologie werd krachtig door de Amerikanen gepoesseerd. Van der Beugel zegt er kandied over: ‘Het nietkommunistische Europa zou ook moeten worden voorzien van bereikbare doelen ten einde het bestaande ideologische en morele vakuüm te helpen vullen. De enig mogelijke ideologische inhoud van zulk een program was europese eenheid’, (bladzij 45) Europese eenheid is er echter niet gekomen. De amerikaanse koers werd een fiasko. In hun wanhoop gingen de Amerikanen toen maar de gedachte van een ‘atlantisch deelgenootschap’ lanseren. Daarvoor leze men het zesde en laatste hoofdstuk van Van der Beugel's opus.
heinz neudecker |
|