Maatstaf. Jaargang 15(1967-1968)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 217] [p. 217] w. hussem [Gedichten] zinspelen de zon laat haar vleugels aan de einder brandend achter op het spiegelbeeld in zee zet de wind zijn signatuur uit de schubben licht van wind en water tovert een vogel een zilveren vis de zee spiegel van weer en wind leert mij kijken leert mij zien windkracht acht koppen op zee het stuivende zand steekt een mes in de zomer [pagina 218] [p. 218] het kurhaus tegen de avondlucht een bankgebouw waarop de zon goud stort het neonlicht van de slagerij vangt met rode lussen de passagiers in de tram aan de overkant het water roept de helm maakt muziek strompelend door het duin baant roland holst zich een weg naar zee de zon laat niet in zich kijken zij laat zich zien de wind maakt een wak in de wolken een vis zinspeelt op de maan het licht drinken dronken van de zon laat de aarde mij los [pagina 219] [p. 219] de drijfveren van vogels ken ik niet zij kunnen vliegen dat is voldoende voorzichtig neem ik de gewonde vogel op wijd spert hij de snavel open ik klem de lippen op elkaar de dood in mijn hand zodra het dag wordt vergaderen de mussen in de boom voor mijn huis zwijgzaamheid of luidruchtigheid kondigt slecht of goed weer aan vanmorgen mis ik hun gesprek het mist terwijl ik mij sta in te zepen wast een vlieg zijn pootjes op het spiegelbeeld van mijn beschuimd gezicht door een kerkhof van vliegen in de verte kijkend minder ik vaart op de onbewaakte overweg geven de lichtseinen onveilig [pagina 220] [p. 220] een windvlaag geeft de bomen stem de regen zet ze aan tot een gesprek het web gescheurd de spin vertrokken een onbewoonbaar verklaarde woning tussen de bloelende dahlia's de takken van een treurwilg aan de slootkant reiken naar de takken van een treurwilg in de sloot een vis hapt lucht de waterkringen weiden er over uit allemansgeest kijkend door het glazen windscherm aan de walkant kan ik onder water in de theetuin zitten zo klaar de winterdag dat de rietpluimen langs de waterkant het zonlicht zeven [pagina 221] [p. 221] de avondhemel smeedt de rivier tot een blinkend kromzwaard van de zon de dag is haast voorbij de top van de berg kwam even in zicht uit nooddruft zoekt mijn vriend in het bordeel gemeenschap eenzaamheid staat voor niets hoe ook het oordeel over mijn smaak mag zijn liever het zure sap van citroenen dan het weeë vocht van abrikozen de kerken willen van geen tijd meer weten in het ene dorp na het andere staat de torenklok stil [pagina 222] [p. 222] het gieren van een vliegtuig het razen van een trein het ijlen van een auto koorts houdt de wonden van rusteloosheid open bij een zelfportret van rembrandt bezit heb ik niet meer slechts één schuldeiser geeft nog krediet Vorige Volgende