vislucht die me misselijk maakte. De man deed een dubbele metalen band over mijn hoofd en drukte twee zwarte schijven met gaatjes er in op mijn oren.
‘Nu goed luisteren’, riep hij, ‘nu komt 't’. Hij boog zich voorover, zodat zijn groot, uitgezakt gezicht vlak voor het mijne hing. Ik zag de rode adertjes in zijn vochtige ogen en hoe zijn pupillen heen en weer schoten - hij wilde zien wat ik hoorde. In mijn oren begon een geweldig lawaai, kraken, piepen, een scheurend gegil, lange fluittonen die plotseling overgingen in razend geloei dat door mijn hele lichaam trok. Meneer Kuisters lachte. ‘Dat is 'm nou’, schreeuwde hij, ‘dat is de mexicaanse hond’. Ik probeerde de schijven af te rukken, maar hij hield ze vast, hij drukte met zijn hand stevig op mijn hoofd en draaide aan een van de knoppen.
‘Hier is de HDO, de Hilversumse Draadloze Omroep’, riep iemand en na een paar onverstaanbare zinnen sloeg er keiharde muziek tegen mijn trommelvliezen, alsof mijn hoofd bekneld zat in de hoorn van mijn vaders pathefoon. Na een tijdje nam meneer Kuisters de koptelefoon af. Het effekt scheen hem niet bevallen te zijn. Versuft bleef ik zitten.
‘Ga d'r es af.’ Tonia trok me aan mijn arm. ‘Nou mag ik.’
Met suizende oren en een bonzend hoofd stond ik op en liep naar de deur. De haak kreeg ik met moeite los.
Rommelend schoof de deur over de rail terug. In de winkel was de vislucht sterker dan ooit. Buiten durfde ik pas weer adem te halen, en ik was al een halve straat verder toen ik merkte dat ik de zalm vergeten had.
Op een middag kwam ik van school thuis en terwijl ik in de gang mijn jas aan de kapstok hing hoorde ik iemand op luide toon praten. Het geluid kwam uit de huiskamer.