geweld, ik ben bang voor honden, maar deze cynische schoft zou ik met eigen handen kunnen wurgen’.)
Arrogante Willy vertelde op de vraag van mijn vriend hoe hij er toe gekomen was een nazi te worden, het volgende: zijn vader had de Führer ‘onze man’ genoemd en dat vond de zoon, als vrucht van de autoritaire opvoeding in het vaderlijk huis, ook. Of hij dan ooit tot een eigen kritische instelling was gekomen?
‘Nee, waarom zou ik? Het hele volk zag zijn redder in de Führer.’
‘U is Rooms geworden; waarom?’ vroeg mijn vriend.
‘Dan ziet men meer’, luidde het antwoord.
(U zoudt, mijnheer de minister, mij uit de onzekerheid kunnen helpen als u de vraag beantwoordde of de pauselijke nuntius zijn invloed voor de in-vrijheid-stelling van deze renegaat heeft aangewend.)
‘Maar wordt deze Arrogante Willy’, vroeg ik, ‘dan niet nacht en dag achtervolgd door de beelden van verschrikkingen uit het verleden?’
‘Welnee, als hij al onrustig zou worden, krijgt hij een injektie en dan ziet hij inplaats van de schare ter dood gedoemden een optocht van bruidsparen. De wetenschap staat voor niets.’
‘Hoe schikt hij zich in zijn verblijf?’
‘Uitstekend, geloof maar gerust, dat zijn maaltijd hem net zo goed smaakt als dit diner ons.’
Zo ziek was de man twee maanden voor zijn gefingeerd sterfbed.
Zo juist lees ik in de krant dat Arrogante Willy de operatie goed heeft doorstaan. Hoe kan dat met zulk een ernstig hartdefekt?
Ik had u deze gang van zaken al willen voorspellen. Ik wil u nog meer voorspellen.
Arrogante Willy zal na 9 september a.s. als zijn driemaanden-strafonderbreking erop zit, als een net heertje langs de parkwegen van zijn woonplaats wandelen. Tot zolang zullen de berichten over zijn aanstaande dood voortduren. Arrogante Willy zal als symbool van het oude nazisme het nieuwe versterken. Omringd door zijn oude kameraden medebeulen, zal hij beklaagd en bemoedigd worden, getroost en bewonderd. Hij