Maatstaf. Jaargang 14(1966-1967)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 738] [p. 738] frank koenegracht [Gedichten] geen uitgang Het is mij opgevallen dat er in dit huis geen uitgang is. Zoekend naar tenminste vensters dwaal ik door het feest. De heer des huizes is van hout. Hij kan daar niets aan doen maar zo ontwijken toch de vele prachtige dames hem. Er zijn ook bedienden vol sluimerende wijnen. Er zijn ook zilveren danseressen. Er heersen sluwe sferen achter de gordijnen maar er is geen uitgang. Geen uitgang naar de sterren buiten. [pagina 739] [p. 739] wandeling Die avond waren er weinig sterren en zelfs de blaren waren bladstil. Water ging te water. Die nacht hield ik van je dacht ik maar het was niets anders dan samen kijken naar de donkerblauwe stilte van een boom en dan hetzelfde denken. Die morgen was er geen dauw en de zon was een valse munt. Een vogel in een leegstaande boom was net nog silhouet en werd al bijna vogel. [pagina 740] [p. 740] middeleeuwen De lach van de gardenier rolt op de blauwe ochtendgrond der hoven en als de nevel wordt opengestreken verschijnt het verre roze kasteel als een lente met groene daken. Even stilstaan en bidden bij het sterven van Oliverius. Maar hoog boven de zonnebloemen en de hele tuin spannen de monniken de baarden der dwazen De breekbare buiken spreken dan. Waar is de koele tere maria. Haar stem zwemt de mensen vol, maar toch in de winterwind wordt zij langzaam een lat. Vorige Volgende