| |
| |
| |
wim gijsen
[Gedichten]
de engel spreekt
fragment uit het hoorspel 144.000 dat op 30-1-67 werd uitgezonden door de ncrv
in stuivende sluiers van sneeuw.
in het holst van de mensen
wordt het koud en pijnlijk,
en maakt zijn gewiekste nesten.
arme gelovigen van slecht allooi:
hoor de wonderlijke tonen
van de steen die bevriest
zie de harten van geweldenaars
knaagtanden en roofdieren zullen hen verslinden,
stormen zullen woeden in hun mond,
en hun vrouwen raken berijpt en glinsteren,
glinsteren als eens de vrouw van Lot
in de zeef van zwaarmoedig licht
dat hakkelend de hemel nog afstaat.
| |
| |
in die tijd van grote koude
met de zon als een mistig oog
is er nog schaduw van vrede.
de hoofdman over duizenden,
de zeer vereerde voorwerpen,
zij allen staan nog duidelijk
gekrast op het vel van de wereld,
verspreidend boodschappen van rust en orde.
maar nu paart nacht zich met nacht,
de paarden breken uit hun listige holen,
de witte en de zwarte, de rosse en de vale.
hun ruiters snijden en hakken de levenden
en de doden beklagen de levenden dat zij leven.
zon raakt behaard en dood,
een boze maan trekt zijn rood verbijsterd spoor
en de bergen breken als uit vliesdunne schalen
water wordt bitter en rood,
een leger van nacht en ontij...
| |
| |
| |
zomer is het
de maagd in haar sadistische spiegels
schokkend omarmt het groen de hemel.
achter de horizon oud roestwater
gorgelt in komende dromen.
| |
| |
| |
| |
| |
| |
ellendige lachebek
vanuit de namen stond het op,
narrige borstelige bossen, dieren
met steeds weer andere pakken aan.
mens vijlde zijn tanden en joeg,
hij gedijde wel goed daarginder, langgeleden,
hij kwam handen en voeten tekort
om de dieren en het gras te bederven
en de goden voor wie hij schijnheilig loog en
boog en bouwde onder een jongere zon.
het was wel grinnikend en goeddeels onwetend
(nieuwsgierig toch) dat hij de dingen uitvond,
vuur maakte, een benen knoop, wieltjes
en kijk eens, kijk nou toch, met zijn eigen handjes
mooie fibulae (deze speld, gevonden in het graf
van een hoofdman tesamen met andere voorwerpen
w.o. een laat-geometrisch stenen zegel, is afkomstig
uit Boeotië. Op het sluitstuk een duel tussen boog-
schutters, op de andere een held in gevecht met de
tweeling Molione; een mooi voorbeeld van...).
hij vond het allemaal maar niets
koninkrijken bouwen en onder laten gaan
(Oerartoe, Bithynië, lieve, lieve on-
| |
| |
delven in de aarde, een ander bit uitvinden,
de repoussé-techniek, een beter slinger-
werktuig (dag Archimedes) en zo
komen we langzaam dichterbij
en steeds verder van huis,
de moeilijke woorden jongen als gekken
en daar zit hij dan, de ellendige lachebek
de vingers in het haar, kijkend naar
het werk zijner handen en
hij laat niet af net als die ander
en hikt en boert een hele nieuwe wereld naar boven
met alles derop en deran.
hij voelt de woede niet van de grond die hem draagt,
hij hoort de planten niet sissen onder zijn voeten,
niet vloeken en fluisteren het erts.
hij zal het zelf wel het beste weten,
het is ten slotte de eerste keer niet
en er is niets onherstelbaars gebeurd
|
|