Maatstaf. Jaargang 13
(1965-1966)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 670]
| |
J. Vaernewijck
| |
[pagina 671]
| |
in het nederlands iets anders voor dan in het frans of in het engels of in het italiaans; onze ou is wat anders dan de franse ou, die overeenstemt met onze oe, die weer niet gelijk is aan de duitse oe = ö, waarvoor wij eu gebruiken, dat op zijn beurt weer iets anders voorstelt in het duits. Maar de heer C.K. - zijn deze inisialen niet sprekend? - houdt het in zijn betoog bij de tekens c, q en x. Als behoudsgezinde heeft hij immers als lid van de vroegere Woordenlijstkommissie er toe bijgedragen dat we nog steeds met die overbodige tekens opgescheept zitten. Over ph rept hij met geen woord - hij schrijft braaf fobie, al heeft ph óók tot ons schriftbeeld behoord. Het gaat hier echter om fossielen. Spellingen als ic quam en coninxkint behoren tot een ver verleden tijd. De vertrouwdheid met de klankwaarde van deze tekens komt pas na veel moeite: na de eerste klas zijn voor het overgrote deel der nederlandssprekende kinderen de q en de x alleen maar twee rare, onbekende letters, en is de c uit abc die gekke letter, die je samen met h in lachen moet schrijven, en in de plaats van een s staat in cent - maar cafeetje is geen safeetje! En al kennen we de klankwaarde, hoe kunnen we dan in 's hemelsnaam weten wanneer we c of k (of soms qu) moeten spellen, wanneer c of s, wanneer x of ks? Of het woord van vreemde afkomst is of niet heeft hierbij geen belang. Hoe kan een kind, of zelfs een normaal ontwikkeld volwassene, dit uitmaken? Als je een woord dagelijks gebruikt, dan kan het toch niet ‘vreemd’ zijn? Als een kind het over een kadootje heeft, dan kan het toch niet beseffen dat het hier een frans woord gebruikt - overigens is cadeautje geen frans, wel: un petit cadeau. Allerlei drogredenen moeten dienen om de noodzaak van c of x te verdedigen. De c zou nodig zijn in beroepsnamen op -cus, omdat de latinisten hier het latijnse meervoud op -ci voorschrijven; spellingen als medikus en medisi zouden een aanslag zijn op het latijnse woordbeeld - maar daarbij wordt over het hoofd gezien dat de uitspraak medisi zelf een verdraaiing is van de klassiek-latijnse uitspraak mediki. En waarom zou medikussen niet even goed toelaatbaar zijn als muzeüms? Alle onzekerheid verdwijnt met de regel: s waar je s hoort en k waar je k hoort. De bewering van De | |
[pagina 672]
| |
Vries en Te Winkel, dat we nooit hoeven te twijfelen aan de spelling van vreemde woorden als we die schrijven volgens het spellingbeeld van de taal waaruit ze zijn overgenomen, kan maar juist zijn wanneer we vanaf de eerste jaren van de lagere sdhool tegelijk met onze moedertaal en haar spellingsisteem ook al die andere talen met hun spellingen gaan aanleren! Dat de heer Kruyskamp het maar probere met kinderen en zelfs met volwassenen: ‘Hoe moet je handicap spellen? Nou, heel eenvoudig, 't is een engels woord, dus...’ Elk kind weet natuurlijk dat die e-klank in het engels als a wordt gespeld, en dat de k-klank voor die a meestal als c wordt gespeld, voor de korte i-klank is er geen bezwaar, daarvoor heb je immers maar de keuze tussen i en y. Als een snuggere nu denkt aan de engelse woorden handy en cap, en dus handycap spelt, dan bestaat het gevaar dat de heer Kruyskamp het woord niet herkent. Hendikep (dat de enige schrijfwijze is in de Afrikaanse Woordelys - waaraan geen Kruyskamp heeft meegewerkt!) zou niemand herkennen. Mocht dit met hem het geval zijn, dan wordt het de hoogste tijd dat hij opnieuw begint met aap - noot - mies...! Bij zijn pleidooi aarzelt de heer Kruyskamp niet de meest idiote uitspraken van De Vries en Te Winkel op te rakelen: ‘...zelfs onze oe schijnt te lang en te zwaar voor de franse ou, in goeverneur en soeverein’! Ook de x mag niet verdwijnen, want daar moeten twee letters voor in de plaats komen, en er zijn verschillende uitspraken. Net alsof er geen twee fonemen zijn, en wat de uitspraak ‘gz’ betreft, die is niet algemeen. Vereenvoudiging van de spelling behoeft niet altijd minder letters te betekenen. Waarom heeft de heer Kruyskamp, toen de voorkeur voor sekse (naast sexappeal) bleek, niet rezoluut ontslag genomen uit de kommissie? Het aantal beschaafde Nederlanders moet wel erg beperkt zijn: alleen zij die restaurant zonder eind-t uitspreken en met een surrogaat-nazale a hebben recht op dit predikaat. Nu is die ‘fervente Belgische progressist pater Verschueren’ - tot overmaat van ramp daarbij nog lid van de nieuwe kommissie voor de bastaardwoorden! - zo vermetel restorant te willen | |
[pagina 673]
| |
schrijven. Niemand zal dan nog kunnen zien dat het woord uit het frans komt, en de ‘vulgaire' uitspraak van -ant met t zal algemeen worden! En de heer Kruyskamp loopt zo'n restorant door niet-herkenning zomaar voorbij! We moeten hem ook de raad geven nooit naar Italië te reizen: in dit onbeschaafde land komt hij immers van honger om, want daar vind je alleen maar ‘Ristorante’, en dàt woordbeeld is hem totaal vreemd. Daarbij kan hij, als dienaar van de valse kultus der lettertekens, slechts diep geschokt worden door de kultuurloosheid van dit latijnse volk, dat geen eerbied betuigt voor de aanbeden x, en zelfs de grote Alexander degradeert tot een ‘plomp’ Alessandro! (Toch zijn de Italianen niet te lui om die ene x door dubbele s te vervangen.) Ook de Zweden moeten in zijn ogen wel heel onbeschaafd zijn; die wagen het immers restaurang te spellen, in overeenstemming met hun ‘plompe’ uitspraak - die veel weg heeft van deze van sommige Hollanders. Gelukkig voor hem schrijven de Engelsen wèl restaurant - dat ze die t wel uitspreken en de nazale a niet aankunnen hindert hem blijkbaar niet, als het lieve woordbeeld maar onaangetast blijft. De heer Kruyskamp is een echt wereldburger, wars van ieder nasionalisme. Wanneer de Duitsers Kultur spellen, is dit enghartig nasionalisme (of erger nog: nazisme); als de Fransen in de toekomst het engelse stock gaan schrijven als stok (ja, net als een nederlandse stok!), dan zal dat voor hem wel gaullisme zijn; als die arme Vlamingen liever overal k spellen, steunt dit alleen op anti-franse ‘preokkupasies’ (Hollanders die liever k's schrijven zijn alleen maar nonkonformisten). Maar blijft hij in zijn hart toch ook niet een beetje taalnasionalist, wanneer hij - terecht - de radikale stellingen van prof. J.A. Huisman als onhoudbaar bestempelt? Wel is hij anderzijds, zoals zovele Nederlanders na de jongste oorlog, sterk anglofiel. Internasionalisme ziet hij door een engelse bril: internasionale spelling is voor hem de - gekke - spelling in het engels, die ten dele ideografisch geworden is, en niettegenstaande dit feit toch een wereldtaal geworden is. Nu weet de heer Kruyskamp toch, net als eender wie met wat gezond verstand, dat vrijwel alleen politiek-ekonomische faktoren bepalen of een bestaande taal | |
[pagina 674]
| |
een wereldtaal wordt of blijft. Dat het engels nog niet dè wereldtaal is vindt presies zijn oorzaak in het feit dat die taal en de spelling ervan veel te ingewikkeld zijn; het is maar een surrogaatwereldtaal, die door miljoenen wordt geradbraakt, in geschreven vorm weliswaar bruikbaar voor kommunikasi in handel en wetenschap. De universele taal is het engels niet, daartoe is het immers ongeschikt - zelfs esperanto is tè europees om werkelijk universeel te zijn. We kunnen met de heer Kruyskamp en professor Huisman wel instemmen om universele woorden als televizie en kokteel niet te weren; deze woorden, net als fotografie, telefoon, en zo vele andere, behoren nu immers integraal tot onze woordenschat - geen mens die er aan denkt om Gezelle's lichtdrukmaal te gebruiken. Dat men in sommige andere talen eigen woorden verkiest, behoeft echter ook geen afkeuring. Is het echt zó erg als de Duitsers Fernsehen gebruiken, en de Noren fernsyn? Is de heer Kruyskamp echt zo dom dat hij die woorden niet onmiddellijk begrijpt? Het is een schromelijke overdrijving te verkondigen dat ijslands en hebreeuws zo moeilijk zijn voor buitenlanders omdat in die talen op grote schaal eigen woorden worden gebruikt voor de ‘wereldtermen’; die talen zijn moeilijk door hun struktuur en grammatika, niet door die eigen woorden, die meestal zeer gemakkelijk verstaan worden: met een elementaire kennis van het ijslands is utanrikisrádsherra gemakkelijk te vereenzelvigen met ons minister voor buitenlandse zaken. De bewering dat het geen zin heeft kokteel te schrijven als het internasionaal gangbare woord cocktail is, steunt op de misvatting dat die laatste spelling ook de universele zou zijn; in de twee gangbare universele spellingen is het immers koktel en koktél. In hoeveel talen schrijft men cocktail? Binnenkort zal in het trans coktèl worden gespeld. De Vereniging voor wetenschappelijke spelling is het met de heer Kruyskamp eens dat een eenmaal bestaand spellingstelsel niet nodeloos en onbedachtzaam moet worden gewijzigd. Daarom ook wil de vws, in afwachting van het algemener gebruik van een universele spelling (waarmee o.m. de Sjinezen begonnen zijn), nog niets wijzigen aan ons - eerder | |
[pagina 675]
| |
moeilijk - sisteem van open en gesloten lettergrepen, om van een bakker geen baker te maken. Giter net als liter spellen is slechts de konsekwente toepassing van het sisteem, en zal niemand beletten in een oudere tekst gieter nog te kunnen lezen, net zoals we nog zonder moeite boomen en beenen herkennen. Maar de heer Kruyskamp is een aanbidder van afgodsbeelden, die hij woordbeelden noemt, en eist aandacht en eerbied op voor zijn idolen. Zoals alle fanatiekers wil hij alle andere beelden liefst op de brandstapel: ‘afschaffing van de dubbele spellingen, geen vernederlandsing meer, terug naar de tradisie’. Maar welke? Zouden we nu weer quaestie moeten spellen (of alleen maar questie, wat beter bij het engels aansluit), en encyclopaedie (met ae, zoals de heer Kruyskamp op bladzijde 409 doet, tegen de Woordenlijst in), en photografie, en character, en text, en wat nog meer? En als we het verleden niet mogen verloochenen, waarom dan niet weer paert i.p.v. paard? Eigenlijk begrijpen we niet goed waarom de heer Kruyskamp indertijd zijn vrienden in de Woordenlijstkommissie zomaar heeft laten begaan, waarom hij zulke ontzaglijke toegevingen heeft gedaan. Waarom heeft hij een voorkeur-wangedrocht als elektroscoop ter wereld laten komen? Waar was hij toen de kommissie katolieker werd dan de paus bij haar voorkeur voor caleidoscoop, waar in het engels èn in het frans kaleidoscope de gangbare spellingen zijn? De heer Kruyskamp gedraagt zich als een nukkig kind, dat een stuk speelgoed heeft afgestaan, en het nu terug wil. Hij is ook kwaad omdat hij niet meer meespelen mag, maar die ‘fervente pater’ wel. Hij kampt voor fossiele woordbeelden. Zijn strijd is echter bij voorbaat verloren, omdat hij tegen de stroom op wil roeien, tegen de niet te stuiten evolusie in. Hij zou net zo goed kunnen ijveren voor het afschaffen van autosnelwegen, en voor het behoud van de hobbelige, kronkelende wegen die door onze voorouders werden aangelegd. We zouden de heer Kruyskamp een goede raad willen geven: dat hij een bandopnemer (= tape recorder) aanschaft, en daarmee de taal op de enige bevredigende manier gaat registreren. Dan kan hij gerust een kruis maken voor alle k's, behalve dan in zijn eigen handtekening. Of wellicht | |
[pagina 676]
| |
vindt hij bij de studie van zijn fossielen ook nog dat Kruyskamp (waarom niet Kruiskamp, zoals Huisman?) eigenlijk maar een ‘vervalsing’ is van Cruyscamp. Ook kan hij nog altijd ondertekenen met het ideogram ☒
Oktober 1965 |
|