slaande deuren zag hij de volière op het plaatsje. De zon viel door het gaasdak op de kleurige vogels die stil en verzadigd zaten na te genieten van hun ontbijt. De klok op de schoorsteenmantel wees kwart voor tien. Zij had zijn blik gevolgd.
- De melkboer is laat vandaag, zei ze. - Misschien is er weer een wiel van zijn wagen afgelopen.
- Dat gebeurt niet iedere dag. Als ze zoiets maken, is het weer voor jaren goed. Het zijn geen kwajongens.
- Haal die kat nou van mijn bed. Alsjeblíéft.
- Hij zit daar goed.
En hij liep terug naar de keuken, ging op de stoel zitten en dronk met kleine slokjes zijn thee op.
De kat was achter hem aangelopen en hief miauwend zijn kop naar hem op.
- Ja, het komt in orde, Wim, fluisterde hij tegen het beest. - Ik zal het voor je pakken.
Hij zette in een pannetje wat melk op het gas en maakte een schoteltje kattenvoer klaar. Nog voor hij het bordje op de grond had gezet, dook de kat er opaf. Daardoor golfde er iets over de rand heen op de keukenmat.
Met genoegen zag hij het beest vreten.
De bel ging. Hij liep de gang in om de melkboer te helpen. Twee liter melk en een pakje boter en vier eieren.
- Heb je ook yoghurt genomen? vroeg ze toen hij weer terugkwam in de keuken.
- Nee, zei hij, - moest dat dan?
- Dat had ik je toch gezegd.
- Ik kan me er niets van herinneren.
- Dan moet je het dadelijk maar even in de winkel gaan halen.
Hij zweeg. Hij was het zat. Daarom bleef hij maar stil op zijn keukenstoel zitten. Wim lag weer in zijn hoek te slapen. Heel langzaam ging zijn borstkas op en neer. Het schoteltje was helemaal leeg. Hij had geen druppel overgelaten. Hij moest eigenlijk niet zoveel vreten, dan zou hij wat agressiever worden. Nou verrekte hij het zelfs om een muis die zijn kop uit het keukenkastje stak, te vangen. Het beest werd feitelijk totaal verpest. Hij zou nog de kanker