- Waarom sla je niet, Schmidt? Geef antwoord!
- Ik kan het niet, luitenant. - Zijn stem klinkt zacht. Bijna niet te verstaan.
- Waarom niet? - Von Küken komt vlak bij hem staan. - Waarom niet?
- Het is mijn vader, luitenant.
Even is het stil. Doodstil. Dan begint Von Küken hysterisch te lachen.
- Je vader, Schmidt? Je vader? ! brult hij. - Maar die moet je juist slaan, Schmidt! Ellendige rotjood! Hij is toch de oorzaak van je ongeluk? ! Sla hem dan. Sla hem dan!
Ik zie hoe mijn zoon langzaam zijn hoofd heen en weer schudt.
Von Küken wordt razend:
- Sla hem, hond die je bent. Sla hem of je zult nu meteen sterven.
Hij trekt zijn pistool en richt op mijn zoon. Het is doodstil. Het hele kamp schijnt zijn adem in te houden. Ik zou Von Küken naar de keel willen vliegen, maar ik zou hem niet op tijd bereiken. Daarvóór zou er een korte droge knal klinken en alles zou zwart worden voor mijn ogen.
- Voor de laatste maal, Schmidt, sist Von Küken. - Je slaat hem of je sterft. Hond.
Even zie ik beweging in de arm met de knuppel, dan hangt hij weer slap neer.
- Goed, zoals je wilt.
Mijn zoon schreeuwt. Zijn ogen puilen uit van angst. Dan klinkt er een korte droge knal. Het schreeuwen breekt abrupt af. Nog even blijft hij staan. Dan zakt hij met een zucht op de grond. Ik probeer hem op te vangen, maar iemand trapt mijn handen weg.
- Doorgaan, roept Von Küken en loopt weer naar zijn plaats aan de andere kant van de vijver.
Weer dalen de knuppelslagen op mijn lichaam neer. Dan lig ik plotseling naast Goldstein in het koude water, over de twee anderen heen. Voor vier is er geen plaats. Handen klauwen zich aan mij vast. Goldstein trapt wild van zich af. Onder mij klinkt een schreeuw en ik voel hoe ik meegetrokken word naar de diepte. Ik trap me los en kom weer