| |
| |
| |
H.M. van Randwijk
Ondermaans commentaar IV
Twee redevoeringen, die op de wereldhandelsconferentie niet werden uitgesproken
Either reforms or your necks
Raùl Prebisch
Nauwelijks heeft men het in de westerse wereld zo ver gebracht, dat men (althans wat de binnenlandse verhoudingen aangaat) de armoede een onfatsoenlijke zaak is gaan vinden of de wereld wordt eraan herinnerd dat internationaal deze maatschappelijke ziekte nog volop woedt en zelfs erger wordt. Dat is, eerlijk gezegd, geen ontdekking van het westen maar een logisch gevolg van het dekolonisatieproces. Dekolonisatie betekent namelijk niet alleen politieke vrijmaking maar ook de ontdekking van de niet westerse mens als mens, als gelijkberechtigd en gelijkwaardig medebewoner van onze goede aarde. Evenals in de binnenlandse maatschappelijke verhoudingen was de armoede internationaal allereerst een zaak van hulpverlening. Het bordje soep van de rijke mevrouw voor de fatsoenlijke arme uit het steegje vond internationaal zijn equivalent in de soms roerende propagandaveldtochten voor hulp aan de onderontwikkelde gebieden, bij ons culminerend in het voorstel 1% van het nationale inkomen voor dit goede doel te reserveren. Er is nog niet toe besloten, maar het ligt zo te zeggen op tafel. Mooi!
De wereldhandelsconferentie, die sinds 23 maart in Genève wordt gehouden en tot ongeveer midden juni zal duren (preciese naam United Nations Conference on Trade and Development) bewijst dat het sociale probleem van de wereld zich ongeveer langs dezelfde lijnen ontplooit als eens op nationale schaal. De armoedzaaiers nemen geen genoegen meer met hulp maar eisen hun recht. Ze organiseren zich. Men ontdekt dat het verschijnsel van rijken en armen
| |
| |
geen scheppingsorde is, maar een fout in ons maatschappelijk bestel. Met aalmoezen verandert men geen maatschappij, en zonder maatschappelijke hervormingen komt men er niet.
Deze toestand is nationaal niet vanzelf verbeterd. Er is strijd voor nodig geweest, tot revoluties op grote schaal toe en het ziet er naar uit dat het internationaal ook niet langs lijnen van geleidelijkheid zal gelukken. Deze wereldhandelsconferentie is een poging alsnog de sociale vrede in de wereld te bewaren. Een lofwaardig streven, zij het dan dat deze conferentie het westen moest worden afgedwongen door een russisch initiatief en de enthousiaste ondersteuning daarvan door vele ontwikkelingslanden. Het westen had er liever nog een tijdje mee gewacht, net als de rijke mevrouw uit 1890. Maar men heeft het westen geen tijd gelaten en eindelijk zitten ongeveer 2000 gedelegeerden uit 123 landen om de conferentietafel(s), ondanks de vriendelijke plechtige woorden ietwat gemelijk en onder de dreiging, die nergens beter een naam kreeg dan in The Economist, de dreiging van een ‘white men's 1789’. Zou er in Genève geen resultaat worden bereikt, zo betoogt Barbara Ward, dan zal blijken dat Marx gelijk heeft gehad, dan zal er een klassenstrijd tussen de naties losbranden ‘and we (en zij bedoelt wij in het westen) shall, deservedly, not long survive...’ Of, om het te zeggen met de woorden van Raùl Prebisch, die niet zomaar in het motto van dit artikel is genoemd ‘either reforms or your necks...’ Prebisch is secretarisgeneraal van de conferentie, een argentijns econoom van wereldnaam. Hij en Barbara Ward zijn niet de enigen die zich aldus hebben uitgelaten. U Thant heeft het gezegd en vele vertegenwoordigers van de ontwikkelingslanden en vele van het westen en uit de communistische gebieden, kortom ieder is het er vrijwel over eens dat deze conferentie de belangrijkste is na de grondleggingsbijeenkomst van de Verenigde Naties; ieder erkent dat er iets moet gebeuren, iedere gedelegeerde zegt het en alle kranten beamen het... Nochtans noemen tezelfdertijd deskundigen de wereldhandelsconferentie
zinloos, hopeloos en onmogelijk! Het ziet er trouwens naar uit dat de zaak uiteen zal gaan zoals de meeste van deze gigantische ondernemingen uiteengaan, nl.
| |
| |
met een aantal vage resoluties, vage en tegenstrijdige plannen en aanbevelingen, zodat de ‘White men's 1789’, een herhaling van de franse revolutie op wereldschaal, en waarom niet de russische en de chinese in één adem genoemd, werkelijk tot de reële mogelijkheden van deze eeuw behoren! Om in dit stadium nog niet te zeggen: zekerheden. Waarom zo somber, we zitten midden in de zomer en onze vacantietijd is juist begonnen... Vrucht van ónze welvaart!
Men kan zich afvragen waardoor het komt dat iets wat zo algemeen als onhoudbaar en oneervol en onmenselijk wordt erkend, zo moeilijk is te veranderen. Er zijn niet weinig deskundigen, die een oplossing van het probleem onmogelijk vinden. Er zijn anderen, die zich liever met de eerste concrete stappen bezig houden. Dat zijn de realisten, de koelhoofdigen, die in de nacht geplaagd worden door de schrikbeelden, met hun eerste stappen te laat te komen en met hun partiele oplossingen machteloos door te stoten naar de kern van het probleem. Hun nuchterheid heeft een dubbele bodem, een vlies over een inferno van angst en zorg, maar daarom altijd duizendmaal beter dan de huichelarij van vele edele woordvoerders, die hun ‘strongest cooperation in this great joint endeavour’ beloven maar weten dat ze niks zullen bereiken, niks kúnnen bereiken, omdat elke radicale oplossing op het thuisfront van de rijke landen onverkoopbaar is.
Is het feit van rijkdom en armoede een natuurlijk gegeven van deze wereld? Er is bijna niemand meer, die daar het, vaak zelfs vrome, 19e eeuwse antwoord van ‘ja’ op geven durft. Het westen heeft het probleem immers nationaal kunnen oplossen en daarmee bewezen dat het géén natuurlijk gegeven is maar een zaak van maatschappelijke organisatie en verantwoordelijkheid. Als er dan schuld is, schuld van nalatigheid en hebzucht, heeft het westen dan die schuld of de arme naties zelf ook? Een vraag die gemakkelijker gesteld dan beantwoord kan worden, maar die volkomen irrelevant wordt op het moment dat er, om met Prebisch te spreken, niet meer om ons geld maar om onze hals gevraagd
| |
| |
wordt. Het feit doet zich voor dat de spanning tussen rijken en armen tevens die is tussen blanken aan de ene kant en zwarten, bruinen en gelen aan de andere kant, waardoor wat een sociale tegenstelling zou kunnen zijn, op zichzelf al giftig genoeg, nog virulenter gemaakt wordt door emoties die veel dieper gaan en op het moment dat ze tot uitbarsting komen veel redelozer zijn.
Zeker, het zou prettig zijn, als we de onhandigheid, de domheid, de luiheid, de zwakheid van de armen als de oorzaak van hun armoede konden aanwijzen. Maar het is bewezen dat hun harder werken, hun betere opleiding enz. niet automatisch leiden tot een inlopen op de grote voorsprong van het westen. Integendeel, ondanks harder werken, betere organisatie enz. worden de armen steeds armer en wordt de afstand tot de rijken steeds groter. Het is even prettig als eenvoudig het oude schrikbeeld van de kapitalistische hollebollegijs weer op te roepen en de ondernemer als de grote plunderaar van onze aardbol te zien, die zijn plunderwerk uitvoert onder het mom van ontwikkeling en exploitatie van de bekende ‘schatten der aarde’. Maar zelfs al zouden ze er zijn, en ik geloof dát ze er nog zijn, dan zijn ze niet meer als in de negentiende eeuw alleen, maar hebben ze in de welvaartsstaten van het westen elke arbeider en elke huisvrouw tot hun clubgenoot gemaakt. Wanneer het volgens professor Tinbergen zo is dat de $ 23 miljard die het westen sinds 1950 aan ontwikkelingshulp heeft uitgegeven ongeveer hetzelfde bedrag is als de arme landen sinds de oorlog hebben verloren door daling van de grondstoffenprijzen in vergelijking tot die van de industriele producten, dan moeten in die prijsstijgingen ook de loonrondes van de vakorganisaties, de ijskasten en de transistors en de tv's en de reisjes naar Mallorca in worden gecalculeerd, waarop elke huisvrouw en elke arbeider recht hebben. De gewone man in het westen schijnt er niet slechter om te slapen dat 15% van de wereldbevolking ongeveer 85% van van haar rijkdommen bezit en ik ben ervan overtuigd dat 99,9% van de tv-kijkers een reportage over de wereldhandelsconferentie een rot-tv avond zullen noemen, die ze voor geen geld willen ruilen voor de show van Rudi Carell.
| |
| |
Trouwens de meeste kranten hebben voor de berichtgeving van deze ‘second to none conference’ minder ruimte besteed dan voor de verslagen van één sport-zondag en wanneer wij hartroerend (en terecht hartroerend) praten over een sociaal minimum voor een aow-echtpaar van f 3000,- á f 3600,- dan wordt niemand geplaagd door het beeld van die indiase boer, die met keihard ploeteren geen f 150,-, geen $ 40,- volgens officiele cijfers, aan zijn schrale grond ontfutselen kan.
Betekent dit dat de westerse arbeider moet afzien van zijn aandeel in de welvaart, zolang de nv's en de concerns hun winsten elk jaar met 10 tot 30% verhogen? Dat kan men natuurlijk niet zomaar stellen, ook al is het goed te bedenken dat een méér-inleg bij de gezamenlijke nederlandse spaarinstellingen, in 1963, van f 1707.000.000,-, dat is 21% meer dan in 1962, ook geen kleine zaak is. Moeten ondernemers en arbeiders dan méér van hun inkomsten afstaan aan de arme gekleurde donders? Ik zei het reeds, het probleem is het stadium waarin hulp voldoende was allang voorbij. Raùl Prebisch heeft niet gezegd: meer hulp of je hals, maar wel: hervormingen of je hals. Dat is wat anders en daarmee staan de arbeiders mét de ondernemers van het westen in hetzelfde kamp tegenover het zwarte, bruine en gele wereldproletariaat...
Hoewel op de wereldhandelsconferentie een zekere nerveuze spanning niet valt te ontkennen, vertonen de meeste redevoeringen toch de gentlemen-stijl van alle conferenties. Hard zijn de cijfers, niet de stemmen en een enkele die uit de toon wil vallen, zoals Chroetsjev met zijn propaganda-boodschap en Guevera van Cuba met zijn Amstelveld-redevoering, krijgt geen voet aan de grond. Zelfs al is de toon scherper en hier en daar agressiever dan gebruikelijk, toch overheerst (nog?!) de wil om door onderhandelen, door loven en bieden en vooral ook door een beroep te doen op het fatsoen van het westen, zijn recht te verkrijgen. Tenslotte vrezen vele van de huidige politieke leiders van de ontwikkelingsgebieden een gewelddadige uitbarsting evenzeer als hun westerse collega's en ze beseffen dat bij een
| |
| |
eventuele wraakoefening ze gelijkelijk het slachtoffer zullen zijn. Hoewel de volken van de ontwikkelingsgebieden vrijwel alle in hetzelfde schuitje zitten, zo zijn er toch genoeg politieke en economische verschillen om de ‘rich men's club’ de gelegenheid te geven de één tegen de ander uit te spelen... Zolang als dat duurt! Een amerikaans blad opperde reeds de mogelijkheid dat een mislukte conferentie zou kunnen eindigen in ‘the world's poor nations in solid opposition to the rich’. Vele andere kranten, van over de gehele wereld, spraken zich in gelijke zin uit, en wel dusdanig dat het gebruik van een woord als ‘wereldcatastrofe’ geen uitzinnigheid leek. Onze generatie blijkt, naast de atoombom, verplicht met nog een tweede dodelijke bedreiging te moeten leven. Het onhoudbare verschil tussen rijk en arm.
Evenals achter het kernwapenprobleem een rimboe van onbegrijpelijke formules schuilgaat, zo ligt ook dit simpele sociaal-economische feit gevangen in een web van economische en politieke formules, wetten, wetmatigheden en zo voort. De beste manier om de leek wat op de mouw te spelden, tegelijk het beste alibi voor u en mij om rustig te slapen en, wakker, rustig van onze welvaart te genieten.
Maar als men ter conferentie nu eens lucht had gegeven aan hetgeen de gemiddelde blanke en gekleurde aan tegenzin, kritiek, haat, wantrouwen, afgunst en zelfzucht en woede ervaart wat zou er dan gezegd zijn? En hoeveel ruimte blijft er dan voor ons over om aan onze verantwoordelijkheid te ontsnappen? Ik kan mij voorstellen dat de redevoeringen dan ongeveer als volgt zouden hebben geklonken. (Ik maak daarbij veelvuldig gebruik van hetgeen door vele monden, met stukjes en beetjes, reeds te berde werd gebracht.)
Zo spreekt het westen:
Meneer de voorzitter, dames en heren, de cijfers en feiten zijn bekend. Tweederde van u, die hier aanwezig zijt, is arm. Eenderde rijk. We doen ons best daarin enige verandering te brengen maar het verschil wordt steeds groter. Het is allemaal bekend, ieder heeft het gezegd en alle
| |
| |
kranten hebben erover geschreven. Wat nu? De beleefdheden zijn in de eerste plenaire zittingen uitgewisseld en we moeten nu tot zakendoen komen. Hoe? Ik weet niet of zo'n gigantische conferentie daartoe het geëigende middel is. Ik voor mij, en ik spreek tevens namens vele collega's, kan mij niet ontworstelen aan de indruk dat dit een vergadering van illusionisten dreigt te worden. De geschiedenis bewijst dat genezing van de armoede altijd twee vaste kenmerken heeft: het duurt lang, heel lang en wie rijk is wil op z'n best helpen, hij wil niet zijn rijkdom afstaan en evenmin de wereld, waarin hij rijk geworden is, veranderen. Met die twee feiten zult u rekening moeten houden. Er is, ik weet het, een gewelddadige oplossing mogelijk, maar het is de vraag of daardoor het tempo wordt versneld en of er tóch weer niet nieuwe rijken ontstaan. Onze voorouders hadden er godsdienstige verklaringen voor. God scheen deze breuk tussen mensen en volken gewild te hebben, als straf hier, als zegen daar en in ieder geval voor de armen om geduld en bescheidenheid te oefenen en voor de rijken medelijden en vrijgevigheid. Het is jammer dat dit sprookje het niet meer doet. Maar ook zonder dat is er alle reden tot geduld en beperking van onze verlangens. Wij bedoelen dit niet voor de enkeling. Met evenveel genoegen als ergernis stel ik vast hoe de gedelegeerden van de armste landen de grootste hotelsuites hebben gehuurd, de nachtclubs bevolken en de meeste luxe sleeën rijden. Kijk, zeg ik dan, ze zijn van gelijke beweging als wij, en hoewel het ons ergert dat er zo met ons goede hulp-geld wordt omgesprongen, zo vinden we dat toch minder griezelig dan wanneer we zouden bemerken dat u werkelijk anders waart...
Wij hebben deze conferentie niet gewild. Hij is ons opgedrongen door Rusland, die daarbij natuurlijk de steun kreeg van de arme landen. Waarom stonden wij aanvankelijk afwijzend? Niet omdat we ongevoelig zijn of het probleem niet erkennen, maar omdat niemand beter dan wij weet hoe gecompliceerd de vraagstukken zijn, die hier worden aangesneden en bovenal omdat hier de fout gemaakt dreigt te worden, die velen bij ons in de tweede helft van de 19e eeuw en nog in de twintigste eeuw (tot de tweede wereld
| |
| |
oorlog toe) hebben wíllen maken. Zij wilden de wereld niet langzaamaan, met mate en met behoud van de principiële structuur verbeteren, ze wilden hem veranderen. Wij zijn o.a. rijk geworden door ons pragmatisme, dat niet poogde de samenleving vanuit een centrale gedachte of ideologie te veranderen, maar dat de bakens verzette naarmate het getij verliep. Daaraan hebben wij het te danken dat in onze westerse landen een welvaart en een graad van sociale zekerheid is bereikt als nergens anders en nooit tevoren in de geschiedenis. Het gevolg is dat de veranderaars deelgenoten zijn geworden, dat ze de bedwelmende geur van bezit in hun neusgaten hebben en dat ze, de arbeiders mét de ondernemers, de socialisten mét de conservatieven, één heilige wet erkennen: altijd meer, altijd groter, altijd rijker. Stilstand is achteruitgang, achteruitgang is faillissement. De historische erfgenamen van al die veranderingstheorieën, de socialisten onder ons, hebben daarom geleerd hun romantische en domme eisen als nationalisatie van grond en productiemiddelen als uitdentijdse zaken te beschouwen en zij hebben met ons de kenmerken van onze maatschappij aanvaard, de ondernemers, de winst, de vrije markt (als die niet té vrij wordt) en de concurrentie (als die niet de welvaart van de eigen club in het gedrang brengt).
Ik weet dat hier landen vertegenwoordigd zijn, die er anders over denken, maar vergeet u niet dat 71% van uw exportproducten wordt afgenomen door het westen en slechts 5% door Rusland en zijn satellieten. Zeg ik teveel, wanneer ik daarom beweer, dat het uw belang is met óns eens te worden? Wij betalen in geld, de communisten in theorieën!
Wat zien we echter gebeuren? Als we miljarden in uw land hebben geinvesteerd, kanalen hebben gegraven, olie aangeboord, mijnen gemaakt, plantages en fabrieken hebben gebouwd, dan begint het gedonder. U beperkt onze winst, u wilt een aandeel in die winst, zonder dat u aandeelhouder of arbeider zijt, u zet de terugkeer van de kapitalen, die we er eerst hebben heengebracht, stop, u nationaliseert, d.w.z. steelt onze bedrijven, u onteigent onze grond, u zet
| |
| |
onze vertrouwensmannen af, u rebelleert tegen het wettig gezag en dan meestal tegen dát wettig gezag, dat weliswaar niet volmaakt is maar vriendelijk jegens U, tegen de kerk, tegen de grootgrondbezitters, tegen uw hoofden en heren en prinsen, die sedert eeuwen over u gesteld zijn geweest...
Vindt u het dan zo wonderlijk dat er in de laatste tien jaren 35% meer kapitaal uit uw landen is teruggenomen dan er naar toe gebracht is?
En toch zult u het van dit, dat is van óns kapitaal, moeten hebben! Daarom is de beste dienst die u uzelf (en ons! maar daar praten we nu niet over) kunt bewijzen een gunstig klimaat te scheppen voor onze ondernemers en ons kapitaal. De geschiedenis van het westen heeft geleerd dat dit welvaart oplevert. Eerst voor heel weinigen, dan voor meer en ten slotte voor allen. De Decade of Development, die de Verenigde Naties voor de zestiger jaren hebben ingesteld en die voorziet in een groei van het nationale vermogen van de arme landen van 5% 's jaars, hebben wij tot op heden niet bereikt. Ik weet dat, zelfs al zou het lukken, u er 80 of 100 jaar over zult moeten doen om het huidige welvaartspeil van het westen te bereiken. So what? Hebben wij er korter over gedaan?! Honderd jaar geleden werkten bij ons ook kinderen van 10 jaar in de mijnen en stierven de armen als ratten door slechte en eenzijdige voeding, behuizing, gebrekkige medische zorg, slechte arbeidsomstandigheden enzovoort. Als u daar korter over wilt doen dan kan dat, misschien!, maar alleen dank zij het feit dat er nu rijke landen zijn om u te helpen, voor te lichten en om kapitaal te fourneren, dat wij met moeite hebben vergaard. Het kan!, maar dan niet door ondermijning van ons systeem maar door de aanvaarding ervan!
Mijnheer de voorzitter, ik weet dat velen mij thans harteloosheid en egoisme verwijten. Zij vergissen zich! Onze welvaart heeft onze zeden verzacht en onze gevoeligheid en medelijden vergroot. Wij hebben de arme naties met miljarden geholpen en we zijn bereid daarmee door te gaan. Wij zijn bovendien bereid onze deskundigen en edele vrijwilligers te blijven zenden. Onze zending en missie beijveren zich op een wijze dat het de schijn wekt dat men zelfs dáár
| |
| |
het lichamelijk heil en de gevulde maag boven uw eeuwig heil en geestelijk voedsel stelt...
Maar het wordt ons duidelijk dat u wat anders wenst. U wenst geen gift maar deelgenootschap, geen hulp maar verdiensten, u vraagt handelsvrijheid maar droomt tegelijk van meer nl. van handelsbevoordeling en discriminatie van onze boeren, reders en fabrikanten. U wenst afschaffing van exportpremies voor sommige van onze eigen producten, vermindering van onze synthetische producten als rubber, kunstvezels e.d. ten gunste van uw natuurproducten, opbouw en bevoordeling van uw eigen scheepvaart en nog veel meer. Kortom, u wilt dat wij u eerst helpen uw agrarische productie te vergroten en als wij u geholpen hebben, wilt u dat we onze eigen boeren benadelen. U wilt dat wij voor u fabrieken bouwen en als ze werken moeten ze onze arbeiders werkloos maken. Wij moeten u de kapitalen en de know-how leveren voor uw scheepsbouw en als uw schepen varen moeten onze vlaggen gediscrimineerd worden. Wanneer wij onze vrienden onder u ietwat bevoordelen, hun loyaliteit belonen, dan wilt u dat we onze vijanden net zo behandelen. U spreekt over gefixeerde prijzen, over gefixeerde quota's, over toewijzingen, marktverdeling en wat al niet meer. Dat, mijne heren, is geleide economie op internationale schaal, dat is een opheffing van de markteconomie, dat is een aanslag op de ondernemingsvorm, dat is een chaos maken van het maatschappelijk patroon dat ons rijk gemaakt heeft. U wenst een andere orde, andere principes, andere spelregels. Dat is geen voortgaande ontwikkeling, dat is revolutie...!
Wij in het westen houden niet van revoluties. Waar die geest in het verleden bij ons de kop opstak hebben wij de politieknuppel gehanteerd en het leger desnoods. Ik erken dat die methode niet een aantal hervormingen heeft weten te voorkomen, welnu we hebben er wat anders op gevonden. Ik zei het u reeds, onze opstandelingen van vroeger hebben we onze deelgenoten gemaakt, we hebben ze aan dezelfde tafel genodigd, we hebben ze vadsig gemaakt van welvaart en gieriger op hun ijskast en transistor dan een kapitalist op z'n miljoenen. We hebben ze in ons spel betrokken in plaats
| |
| |
van ze uit te sluiten. Met succes! Onze grote concerns, de allergrootste, hebben de wereld tot hun speelterrein, het kan hun niet schelen waar ze hun werk doen en hun geld bijeenkrijgen, maar onze arbeiders denken nationaler. Hun welvaart ligt dicht bij huis. Zeker, ook zij willen u graag helpen maar ze zijn meer geinteresseerd in een prijsstijging van enkele procenten in eigen land dan in het feit dat in 1970 het gat, dat ontstaat tussen uw goedkope grondstoffen en onze fabrikaten, zal zijn aangegroeid van $ 5 miljard (in 1960) tot $ 20 miljard.
Mijnheer de voozitter, dames en heren, ik kom aan het slot van mijn betoog. Ik vertegenwoordig een groep van landen, die prat gaan op hun democratisch bestel. Dat is een bestel waarin de gewone man mee beslist. Na jaren van armoede, dank zij ijver, discipline, wetenschap en ondernemingslust en nog duizend goede zaken meer, heeft deze man datgene verworven wat u hem thans benijdt. Wij zijn ook de beschermers van deze eenvoudige lieden, die voor het eerst in een autotje rijden en eindelijk ook eens onder de palmen kunnen wandelen. Deze welvaart komt niet van buitenaf, zelfs niet van de goden, maar van eigen handen en hersens. In een honderdjarige ontwikkeling hebben wij bij ons armoede en uitbuiting vrijwel overwonnen en wel in hetzelfde tempo als waarin ze hun nuttig effect voor de productie verloren. Wij zijn geen moralisten. Onze moraal leidt niet tot onze ontwikkeling maar volgt die. Wie het anders zegt is een propagandist of een missionaris. Het moge u tot troost zijn dat hetgeen bij ons mogelijk was ook bij u kan gelukken. Ik wens u daartoe veel geduld en weinig illusies, veel ijver en weinig ideologische dromerijen, veel orde en bescheidenheid en weinig of nog liever geen revolutionaire uitspattingen en bovenal de wijsheid om de kip, die de gouden eieren legt niet te slachten omdat toevallig zijn meeste veren wit zijn en niet gekleurd. Let es op, u ziet reeds een paar bruine en gele en zwarte vlekjes... Ik heb gezegd...
Nou, dat had hij dan ook! Ik kan u de reacties van de gede
| |
| |
legeerden niet beschrijven, omdat deze redevoering in deze vorm nooit gehouden werd. Daarom is het nog geen leugen. Het is de samenvatting van vele redevoeringen en gedachten, de spiegel van een mentaliteit, ontdaan van al te mooie frases. Wellicht zullen vele lezers van Maatstaf het niet eens zo gek vinden wat deze denkbeeldige vertegenwoordiger van onze maatschappij heeft gezegd. Daarom laten wij ook een ander aan het woord, een vertegenwoordiger van die arme donders, die niet naar de conferentie gekomen zijn met de illusie terug te zullen keren met een zak vol vervulde wensen, maar die gekomen zijn om de wereld, ook u en mij, tot belangstelling te dwingen. Zij zien deze confeals de openingszet van een schaakspel dat nog wel een reeks van jaren zal duren. Misschien zal het plotseling eindigen als de witte koning niet volgens de spelregels schaakmat wordt gezet maar eenvoudig van het bord gevaagd wordt. Ook geen ideale toestand om naar te verlangen... Zo spreekt de vertegenwoordiger van de armen:
Meneer de voorzitter, ik heb het woord gevraagd omdat dat hier in deze conferentie ons enige wapen is. Ik heb geen macht, ik vertegenwoordig geen macht. Ik behoor tot die 85% van de mensheid die over nauwelijks 15% van 's werelds rijkdom beschikt. U uit het westen behoort tot de 15% die 85% van de rijkdom bezit. Dat is een groter en gevaarlijker verschil dan huidskleur, leeftijd, cultuur-patroon of politieke ideologie. Uw 85% materiele goederen betekenen macht, mijn 85% mensen betekenen onmacht, omdat ze ongeorganiseerd zijn en verdeeld en omdat u ze wat graag verdeeld houdt, door hier voorkeursregelingen te ontwerpen en elders uit te sluiten, door hier te steunen, daar te ‘straffen’. Ik weet dat nochtans de ontwikkelingslanden met een gemeenschappelijk program zullen komen aleer deze conferentie sluit, maar dit program is voor de zoveelste keer dat afschuwelijke minimum dat de schijn wekt alsof er wat gedáán wordt maar dat in werkelijkheid niet de tragische ontwikkeling zal stoppen, die nu al zovele jaren gaande is, dat wij armen armer, u rijken rijker wordt...
Deze conferentie is er één van illusionisten genoemd. Ik
| |
| |
ben het daarmee eens. U, rijken en wij, armen bewonen dezelfde planeet, nochtans twee werelden. Wij kennen elkaar niet en begrijpen elkaar niet. Wat voor ons een zaak van leven of dood is, is voor u een handelsprobleem, waar wij over recht spreken, spreekt u over economische wetmatigheden en mogelijkheden, waar wij ons bestolen voelen spreekt u van markt, als wij u om bescherming vragen en voorkeursbehandeling van onze producten. Wie en wat zijn wij eigenlijk in uw wereld? Tweeduizendmiljoen outsiders, schrikbeelden in uw welvaartsparadijs, massale horden underdogs, pionnen in uw machtspolitiek, onbetaalde figuranten in uw toneelstuk van vrijheid en democratie en gelijke rechten voor allen. Op z'n best voorwerpen van uw sociale zorg, uw zending en missie... U heeft ons vroeger op uw ontdekkingstochten in de oerwouden, steppen en woestijnen gevonden. Een creatuur dat op u leek, maar niet uw spelregels kent, dat zich, godbetere!, vermenigvuldigt als de mieren, zeer grote zwarte, gele en bruine mieren, waartegen geen ddt helpt. De wereld van vandaag is denkbaar zonder ons, althans zonder 9/10 van ons, niet zonder u. Daarom is dit geen conferentie in de gebruikelijke zin van het woord, maar een ontmoeting van twee werelden, een verschrikkelijke tragedie, die uw persfotografen niet kunnen uitbeelden, maar waarvoor één van uw tekenaars uit vroeger tijden (toen u dezelfde verschillen nog binnenslands kende) nodig zou zijn, een man als Daumier...
... Ik zou hier, zeer geachte rijke gedelegeerden, als ik daartoe het talent had, zo moeten spreken dan het rochelen van onze stervenden in uw oren klonk, dat onze gebroken kinderstemmen u tot in uw bed zouden begeleiden, onze kreten als de roofzucht zich van ons meester heeft gemaakt... ik ben blij dat ik het niet kan, want ik zou opnieuw slechts bereiken datgene waartoe deze conferentie nu juist niet bijeengeroepen is, nl. uw medelijden, uw liefdadigheid, uw edele jonge vrijwilligers en uw belangeloze experts. Met dat alles opereert u om uw geweten te doen zwijgen, want het opmerkelijke feit doet zich voor dat u een geweten heeft. Uw hulp, mijne heren, is een staaltje van hetzelfde rijkelui's
| |
| |
geweten, dat in uw literatuur over de 19e eeuw zo vaak beschreven is: de gevoelige fabrikantsvrouw, die het pannetje soep naar de teringlijdster brengt en de echtgenoot, die zijn economisch spel zo bedrijft dat er steeds meer teringlijders bij komen. Daarom zal ik kort zijn over dit aspect van de zaak. U moogt uw successen op dit gebied voor uw tv's vertonen, in uw geïllustreerde bladen opnemen, u moogt er mee op uw christelijke zendingsdagen de rijke tantes tot tranen toe roeren, ze lossen niet één probleem voor ons op...
De geachte westerse spreker heeft het verschijnsel gesignaleerd dat de gedelegeerden van de armste landen hier de rijkste meneer uithangen. Hij heeft gelijk. Maar wie zijn bijna steeds deze heren? Ze worden door u in het zadel gezet, ze worden door u te paard gehouden, het zijn de souteneurs van de armen, wier werk het is uw ondernemers en politici te behagen. Ze behoren tot de duizend soms tienduizend, die u alle glans en macht en rijkdom en de paleizen en de politiemethoden van uw koloniale glorie heeft nagelaten, ze zijn de herhaling van uw internationale wereld op nationale schaal. Wij zouden ons graag van deze schoften willen ontdoen, maar als wij het doen komen wij in conflict met u, met uw ‘gunstig investeringsklimaat’, met uw rijkelui's voorliefde voor orde en rust. Wel schrijft één van uw (waarlijk niet linkse!) kranten: ‘Het beheer van een land als privé-aangelegenheid van de bezittende klasse is voorbij...’ En ook: ‘Wij weten dat in bepaalde landen en kringen ieder die hervormingen propageert, die zonder enige twijfel bezits-, machts-, en invloedsverhoudingen moeten wijzigen, voor een gevaarlijke communist wordt uitgekreten. Het resultaat van een halve maand militair bewind (de krant bedoelt de recente rechtse staatsgreep in Brazilië) is een vertrapping van de grondrechten, een golf van arrestaties, die op een heksenjacht lijkt...’ Dit schreef de nrc, een krant uit 's werelds eerste havenstad.
Uw orde en rust hebben méér slachtoffers gemaakt en maken er meer dan onze opstanden en revolutietjes. Alleen: het gaat stiller en uw journalisten hebben er minder aandacht voor. Naar analogie van een opmerking van mijn westerse
| |
| |
voorganger moet ik zeggen, in zekere zin blij te zijn met deze leugens en verdraaiingen, want ze bewijzen dat u nog een hart en een geweten hebt. Dat de waarheid u uw rust zou ontnemen en kijk: dat is een goede zaak en wellicht zelfs een belofte. Ik heb dat ook op andere wijze bemerkt. Vaak moet ik lachen om de ijver waarmee uw missionarissen en deskundigen onze jongelui mét uw Jezus én uw wijsheid óók dat besef van vrijheid en recht bijbrengen, dat ze tot opstandelingen maakt. Weet u hoeveel van uw pupillen de voorvechters van onze strijd geworden zijn? Dank u...
Meneer de voorzitter, ik wil ter zake komen. Er is gezegd dat wij zelf wat moeten doen om ons lot te verbeteren. Harder moeten werken, nieuwe landbouwmethoden toepassen, onze akkers bevloeien. Welnu, dat doen we. We hebben in de afgelopen tien jaar meer verbouwd dan ooit tevoren, meer geoogst, meer geëxporteerd; nochtans is in de jaren 1950-'60 de geldswaarde van onze producten met 26% teruggelopen. Dat is de kroon op ons werk. Een doornenkroon!
Komt men in het westen niet op het idee dat hier van geen ongeluk of tragiek sprake is, niet van een ramp of pech, maar van een wanorde, een fout in de wereldorganisatie, waarvan de schuld bij u ligt. Realiseren uw vakbondsbestuurders dat elke loonronde aan ons armen doorberekend wordt en dat onze grondstoffenprijzen, de vrucht van het werk onzer handen, een sluitpost is in uw economische becijferingen, een post, die u gemakkelijker met miljoenen kunt verlagen dan uw brood met enkele centen verhogen?...
Ik zal u nog een voorbeeld noemen: Uw voedseldeskundigen wijzen ons op onze eenzijdige voeding, die meer ziekte veroorzaakt dan nodig is. Ze hebben gelijk en we zijn er hen dankbaar voor. Maar waarom spreekt u zo weinig over die andere, economische eenzijdigheid, die ons weerloos uitlevert aan u. U hebt onze landen beschouwd als uw akkers. U hebt ons erop laten verbouwen wat u nodig en nuttig vond. U hebt op die manier agrarische monoculturen geschapen, die ons uitleveren aan uw willekeur. Zes zuidamerikaanse sta- | |
| |
ten steunen vandaag nog voor 62 tot 92%! op zegge 3 exportprodutcen. Als u nee zegt op die export, ontstaat er geen crisis, maar een kerkhof!
U hebt op bescheiden schaal meegewerkt in onze landen fabrieken op te richten. Als ze produceren en hun fabrikaten op uw markt verschijnen sluit u uw grenzen, omdat ze de welvaart van bv. uw textielondernemers en textielarbeiders zouden aantasten. Leve de vrijheid!
Uw hoogontwikkelde industrie, uw kapitaalkracht heeft u een monopolie gegeven in 's werelds scheepvaart. Als u ruzie maakt over de vrachtprijzen is dat een ruzie van rijken onderling. Maar dat wij, bij de stijgende duurte van uw industrieproducten ook nog eens $ 6 miljard aan vrachtprijzen moeten betalen (dat is bijna 40% van het deficit op onze betalingsbalans) zegt u kennelijk niet zoveel. Van uw reders uit gezien bewonen wij immers de achterhoeken van de wereld!
Als u met ons afspraken maakt over tinprijzen en rubber, dan gaan uw laboratoria aan het werk en bv. uw Fordfabrieken gebruiken bacoliet in plaats van ons tin en de vervaardiging van uw synthetische rubber overtreft thans voor het eerst de productie van natuurrubber. Afspraken waarmee we gestraft worden in plaats van gediend!
In uw eigen land is de vestiging van een sigarenwinkel of kruidenierszaak aan een vergunning gebonden, internationaal begint u met nieuwe ontginningen de markt van onze producten te verpesten zodra de prijzen een beetje redelijk zijn. Wij hebben u gedwongen ons ons aandeel te geven in de exploitatie van onze bodemschatten, bv. olie. Maar de prijsfluctuaties worden alleen ten laste van de producerende landen gebracht (dat zijn wij) en niet ten laste van de verdere activiteiten - raffineren, transport, distributie - dat is van u.
U beroemt er zich op uw conjunctuur in decimalen nauwkeurig de pols te kunnen voelen. U heeft vele middelen uitgedacht om uw economische bloeddruk te reguleren. Maar bij ons, waar onze export in geldswaarde achteruit gaat en onze bevolking met miljoenen toeneemt, haalt u uw kapitalen weg. Om de zaak nog enigszins op gang te houden,
| |
| |
grijpen wij naar de bankbiljettenpers, geen doeltreffend middel, en onze indexcijfers vliegen per jaar met 30, 40 soms 70% omhoog. Eigen schuld, zegt u. Onze kapitalen moeten uit onze besparingen komen. Welke besparingen? Van onze dalende export? In uw eigen landen moet de hoogontwikkelde industrie de miljoenen verdienen voor de landbouw, die niet op eigen benen kan staan. Van ons wilt u dat een zwakke landbouw de miljoenen bijeenbrengst om industrieën te stichten! U gelooft zelf niet dat het kan!
Ik wil nog een voorbeeld noemen uit één van uw eigen landen. Een, naar uw maatstaven gemeten, sociaal onderontwikkeld gebied als Italië heeft eindelijk een regering die ernst wil maken met de sociale gerechtigheid. Gevolg? Miljarden lires verlaten langs sluipwegen het land. U zegt ons, ons over te leveren aan die naamloze en ‘namhafte’ geldmagnaten, met de belofte dat de kruimels van hun tafel wel langzaamaan groter zullen worden, maar onder de bedreiging dat ze ergens anders zullen gaan eten als onze bediening niet welwillend genoeg voor hen is. Omdat u de haren van de vos mooi bent gaan vinden, daarom heeft hij zijn streken nog niet verloren!...
Een van uw wijze mannen heeft becijferd, dat uw dolgedraaide technisch kunnen in de komende zes jaar in de vs 24 miljoen mensen werkloos zal maken (afgezien van de 12 miljoen die zich nieuw op de arbeidsmarkt aandienen). Terwijl in de arme landen de mensen werkloos zijn door een onontwikkeld productieapparaat, bezorgt uw rijkdom u dezelfde problemen door de volmaaktheid van uw apparaat. Uw sociale experts weten de oplossing: een 30-urige werkweek voor u, harder werken voor ons. Ik zei het al, meneer de voorzitter, twee werelden...
Meneer de voorzitter, ik zal de aanwezigen niet al te zeer vermoeien met feiten, die bekend zijn of bekend behoorden te zijn. Ons verschil ligt niet in de feitenkennis maar in de vraag wat we op grond daarvan moeten doen. Hier wordt de diepe kloof zichtbaar, die ons scheidt. Er zullen ongetwijfeld uit deze conferentie een aantal afspraken en aanbevelingen resulteren, die ons leed zelfs ietwat kunnen ver- | |
| |
zachten, maar die aan het fundamentele probleem niets zullen veranderen. Voor één van de veel rapoprten, die zijn uitgebracht, wil ik echter uw aandacht vragen. Het zegt:
‘Voor rond 70 à 80% van de waarde der producten uit de onderontwikkelde landen is er concurrentie van gelijke of gelijksoortige producten van de industrielanden. Al hebben de rijke landen een bevredigende situatie geschapen voor hun producenten ten nadele van de exporteurs op de wereldmarkt (bedoeld, de exporteurs van grondstoffen, dat zijn dus de arme landen, vR) zij zullen hun landgenoten daarom niet in de steek laten. Het lijkt niet reëel te verwachten dat de industriële landen bereid zijn mee te werken aan wat in wezen rationeel zou kunnen worden genoemd: dat zij aan de ontwikkelingslanden over zouden laten al datgene te produceren waartoe deze beter in staat zijn dan zij zelf...’
U rijken, zijt gevoelige mensen, velen uwer zelfs christelijke mensen. U bent tot vele vormen van liefdadigheid bereid, maar heiliger dan uw tempels in uw maatschappelijke orde, die u een welvaart heeft opgeleverd, waaraan u zich niet genoeg kunt vergapen, heiliger zijn uw organisaties, waar uw leiders elke jaarvergadering opnieuw op het groeiende welvaartsverschil met uw vaderen wijzen, maar weigeren, behalve als rhetorische zinswending, onze armoede ter sprake te brengen die groter wordt naarmate uw welvaart groeit. Wij zijn zeer geroerd als één uwer gelovige politici zegt dat onze armoede voor het christelijk geweten erger en ondragelijker is dan een nieuwe huurverhoging in uw land, maar wij hebben er niet veel aan als hij tegelijkertijd, volgens een rare kronkel in datzelfde christelijke geweten, de maatschappelijke hervorming, die aan die krankzinnige verschillen een einde maken moet, als zonde en gode onwelgevallig afwijst...
Het minst van allen begrijpen wij uw socialisten. Hun beweging en hun wereldvisie zijn geboren uit de erkenning van het feit dat er iets rot was in de wijze van produceren. De verschillen en het onrecht, die zo kenmerkend waren voor een halve eeuw geleden, hebben zij waarlijk binnens-
| |
| |
lands kunnen verzachten en zelfs hier en daar kunnen opheffen. Maar daarmee is de fundamentele fout in uw maatschappelijke orde nog niet de wereld uit, integendeel: deze heeft zich tot wereldformaat verwijd. Zij beroemen zich op hun medezeggenschap maar vergeten dat medezeggenschap ook medeplichtigheid betekent. In hun westerse binnenhuis mogen zij van mening zijn dat de kleine rest van onvolkomenheden homoepathisch kan worden gecureerd, op wereldschaal is een operatie nodig. Wanneer het door mij geciteerde rapport (het is van mevrouw 't Hooft-Welvaars) zegt dat niet verwacht mag worden dat om onzentwille de westerse politici en ondernemers ‘hun eigen landgenoten in de steek zullen laten’ dan geldt dit uw aandeelhouders, uw spaarders, uw boeren, uw arbeiders, die het in uw onvolprezen democratisch bestel voor het zeggen hebben en daarom ontzien moeten worden en daarom medeschuldig zijn.
Maar misschien is het onjuist van schuld te spreken. U berooft ons van niets. Wij hadden niets en hebben niets. Als wij zeggen dat u ons het rechtmatig deel in de wereldrijkdom weigert, dan passen wij reeds een ethische regel toe, die waarschijnlijk uit uw joods-christelijke religie stamt en niet uit onze primitieve opvattingen. Misschien is er helemaal geen recht, alleen maar macht en organisatie, macht dóór organisatie en ‘collective bargaining’ op wereldschaal. Misschien is het waar dat, net als bij u een halve eeuw geleden, machtsorganisatie verandering teweegbrengt en de moraal de verandering niet voorafgaat maar de ontwikkeling volgt.
Maar u dient wel te beseffen dat áls dat waar is het alternatief, dat Raùl Prebisch de wereld stelde, is beslist. Reforms or your necks. Ik vrees dat het uw halzen zullen zijn. Ook veel van de onze! Maar wij hebben één groot voordeel boven u, wij zijn met de dood meer vertrouwd...
Zo, dat was dat! Een gematigd man, deze vertegenwoordiger der armen. Hij zal volgens de grote deskundigen wel weer enkele dingen fout gezegd hebben en het zal allemaal wel veel gecompliceerder zijn. Daarom wil ik aan het eind van dit ondermaans commentaar proberen het nog eens zo eenvoudig mogelijk te zeggen:
| |
| |
Er zijn in onze wereld rijke en arme landen, heel arme. De rijken hebben zich voorgenomen meer en sneller nóg rijker te worden. Aan dit vaste voornemen is weinig te veranderen; het is de ideologie van de ideologie-haters. Daarnaast hebben zij het plan, niet de armen op te trekken tot hun rijkdom, zelfs niet de afstand tussen rijk en arm te verkleinen, want dat blijkt onmogelijk. Het omgekeerde is waar, want die afstand wordt groter. Alle activiteit zal voorshands, en dat betekent voor vele, vele jaren, niet meer betekenen dan dat hier en daar incidenteel het lot van de armen iets verzacht wordt. Van een eerlijke verdeling van de rijkdommen der aarde is geen sprake! Half mei hield president Johnson een rede voor 80000 mensen ter gelegenheid van zijn eredoctoraat aan de universiteit van Michigan. Een mooie speech! Hij sprak over de ‘Great Society’, die nodig gebouwd moet worden. Hij zei: ‘een hoorn van overvloed’, jawel, ‘for our people’ ‘to use the wealth to enrich and elevate our national life’! Hij zei: ‘In onze tijd hebben we de kans om niet alleen de rijke samenleving te bereiken en de machtige gemeenschap, maar méér ‘the Great Society’! ‘Die ‘Great Society’ berust op overvloed en vrijheid voor allen.’ Met die ‘allen’ bedoelde hij de amerikanen. ‘Het zal een wereld zijn waarin elk kind het onderwijs kan genieten waartoe hij intellectueel in staat is, waarin plaats is voor veel vrije tijd, waarin de stad niet alleen dient om te wonen en te werken, maar aan onze behoefte naar schoonheid en gemeenschap voldoet...’ Maar meer nog, die ‘Great Society is geen veilige haven, geen rustplaats, geen laatste doelwit, geen afgemaakt werk...’ Aha, denkt dan een eenvoudig man, hij zal, ook al is het maar
rhetorisch, thans de hele wereld en ook die ruim 2000.000.000 armen erin betrekken. Maar de president zegt: ‘Het is een voortdurende uitdaging, die ons drijft naar een bestemming waar de zin van ons leven gelijkwaardig is aan de wonderbaarlijke produkten van onze arbeid...’ ‘Onze’ arbeid, dat is die van de amerikanen, de amerikanen van de vs wel te verstaan, en misschien ook van andere westerlingen, zoals de westeuropeanen... En deze amerikaanse president is bekend om zijn sociale bewogenheid en zijn
| |
| |
kracht, zegt men, ligt niet in de internationale politiek maar in de sociale! Een mooie rede! Een mooi doel! Ik denk dat vrijwel alle vakbondleiders, van rechts tot links, dit schone streven graag beamen en willen overnemen. En hij zei het op zo'n prachtig tijdstip! Toen in Genève de volkeren der wereld vergaderden om te constateren dat wie arm is in onze wereld armer wordt! Een proost op onze Great Society!
1 juni 1964
|
|