Maatstaf. Jaargang 10
(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 267]
| |
P. Valkenburgh
| |
[pagina 268]
| |
Von Manstein (als oorlogsmisdadiger veroordeeld enz. enz. zie Kesselring) noemt Adolf H. ‘ein ebenso befähigter Generalstabsoffizier wie wertvoller Charakter und liebenswerter Mensch’.Ga naar voetnoot1 Wat voor een wertvoller Charakter, zal aanstonds wel blijken. Zijn bekwaamheid als Generalstabsoffizier maakt, dat hij een belangrijke rol speelt bij de voorbereiding en de uitvoering van de veldtocht tegen Polen (1939), de Blitzkrieg in het Westen (voorjaar 1940), de verovering van de Balkan (voorjaar 1941) en de strijd tegen de Sowjet Unie (zomer 1941). Vooral in deze oorlog tegen het Oosten kan hij zijn talenten ontplooïen en zijn denkbeelden volop kenbaar maken. Zelfs zijn Führer komt naar hem luisteren, bijvoorbeeld op de 20ste juli 1944. Op die dag treffen wij 's middags in een houten barak in het door de ss zwaar bewaakte hoofdkwartier van de Führer een twintigtal hoge officieren en nazibonzen rondom de tafel. Links van de Führer staan Keitel en Jodl, rechts van hem staat de spreker, die een uiteenzetting geeft over de situatie aan het oostelijk front. Deze spreker is Adolf H. Men kan de hier beschreven opstelling, die gereconstrueerd is aan de hand van gegevens van de Gestapo, vinden in Chester Wilmot's boek The Struggle for EuropeGa naar voetnoot2 en bij Wheeler-Bennett, The Nemesis of Power.Ga naar voetnoot3 Net op het ogenblik dus dat Adolf H. zijn gehoor weet te boeien, vindt de bekende aanslag plaats van Graaf Von Stauffenberg. Men heeft ter vergoelijking van Adolf H. wel aangevoerd, dat ook hij mede in het complot heeft gezeten van de rebellerende officieren. Maar is dit zo? Is het zelfs waarschijnlijk? Ware de bom op de juiste wijze ontploft, dan zouden de Führer en zijn getrouwe Adolf H. beiden om het leven zijn gekomen en dan had de NATO nu zonder opperbevelhebber gezeten. Had Adolf H. dit offer van zijn leven voor de goede zaak van het verzet over? | |
[pagina 269]
| |
‘Im Opfer begegnet sich die Bestimmung des Soldaten mit der letzten Bestimmung das Menschen’, schrijft de militarist Werner Picht in zijn Vom Wesen des Krieges.Ga naar voetnoot1 Wanneer we echter de gedragingen van Adolf H. na de 20ste juli onderzoeken, dan blijkt er van deze opofferingsgezindheid, deze militaire deugd bij uitstek, weinig te vinden. Zeker, Gisevius schreef het al in 1946: ‘De wereld zal nog versteld staan wat voor lieden mettertijd als trouwe helpers (van het Duitse verzet. V.) te voorschijn zullen treden’.Ga naar voetnoot2 En we zijn geneigd Gisevius maar gelijk te geven, zeker in het geval Adolf H. Wanneer we wat litteratuur naslaan, dan blijkt daarin niets te vinden over de rol die Adolf H. bij de Duitse verzetsbeweging gespeeld zou hebben. Gerhard Ritter noemt hem even terloops in een voetnoot, zonder veel betekenis overigens.Ga naar voetnoot3 Hans Rothfels, in Die deutsche Opposition gegen Hitler,Ga naar voetnoot4 schrijft: ‘Im OKW waren die Obersten von Freytag-Loringhoven und Hansen Mitglieder der Verschwörung, im OKH die Abteilungsleiter Heusinger, Stieff, Wagner, von Roenne, Fellgiebel und Lindeman’. En dat klopt dan wel aardig met het getuigenis van Fabian von Schlabrendorff. Alle namen die Rothfels noemt, vindt men namelijk ook terug in von Schlabrendorff's boek Offiziere gegen Hitler.Ga naar voetnoot5 Zij staan daar allemaal vermeld op de dodenlijst, die Von Schlabrendorff achterin zijn boek heeft opgenomen. Zij staan daar allemaal, op één na, want de naam van Adolf H. ontbreekt. En dat is ook al weer niet te verwonderen. Want toen velen van zijn makkers al vermoord waren of net door Roland Freisler voor het volksgerecht werden uitgevloekt, of in de gestapokelders aan de Prinz Albrechtstrasse hun martelingen | |
[pagina 270]
| |
ondergingen, zat onze Adolf H. alweer lustig met zijn Führer in diens hoofdkwartier te keuvelen, meehuilend met de wolven van de Wolfsschanze. Maar luister naar wat hij er zelf over zegt in zijn boek Befehl im Widerstreit.Ga naar voetnoot1 Hitler, gebeugt und müde, gibt H. die Hand und sieht ihn lange an: ‘Es hat mir leid getan, dasz auch Sie in die Untersuchung verwickelt waren. Aber ich konnte nicht eingreifen’. Generalleutnant H.: ‘Es war eine schwere Zeit für mich!’ Wij kunnen ons zo echt voorstellen hoe het bij deze ontmoeting toeging. Enerzijds de Führer, met zijn glazige kalfsogen zijn getrouwe General-leutnant aanstarend, die stram in de houding vliegt en met de hakken tegen elkaar slaand stamelt: ‘het was een moeilijke tijd voor mij, Mein Führer!’ Men zal uit het gegeven citaat ook iets proeven van Adolf H.'s voorkeur voor het pathetische, voor het ‘ook-gij-Brutus’-motief, dat er overduidelijk uit spreekt. Maar Brutus bleef ditmaal Caesar trouw, tot het bittere einde. Hij kreeg van zijn Führer zelf een mooie penning als aandenken, met de inscriptie, ‘Hitler - 20 Juli 1944’. Mocht men tot nu toe nog tolerant gedacht hebben over Adolf H., mocht men tot nu toe nog een sprankje hoop hebben gekoesterd, dat ook hij ten slotte nog tot de officieren van het (te late) verzet heeft behoord, het gegeven citaat doet deze hoop vervliegen. Zijn houding na de 20ste juli 1944 stempelt hem tot een doodgewone kruiperige slavenziel zonder meer. Een slavenziel, die tot het laatst toe op zijn post blijft, want Befehl is nu eenmaal Befehl, zeker voor een wertvoller Charakter. Na de wapenstilstand in 1945, waarbij de Führer verdween maar de generaals bleven (zie 1918), komt er voorlopig een blinde vlek in het leven van Adolf H. Hij houdt zich stil tot 1950, het jaar waarin hij zijn reeds genoemde boek laat verschijnen. Inmiddels, zo blijkt nu achteraf, heeft hij toch niet helemaal stil gezeten. Met enkele andere kame- | |
[pagina 271]
| |
raden heeft hij al vanaf 1948 gewerkt aan plannen voor een nieuw Duits leger en het is dan ook niet te verwonderen dat deze ijver wordt beloond met het generaalschap bij de nieuwe Bundeswehrmacht, in welke functie hij inleidingen schrijft bij tal van militaire boeken. En wat hij daarin zegt, klinkt bepaald niet geruststellend. Voor mij ligt bijvoorbeeld een boek van Oberstleutnant Eike Middeldorf (1944-1945 Referent für Auswertung taktischer Kampferfahrungen im OKH/Generalstab dees Heeres; ab 1952 im Bundesministerium für Verteidigung) over ‘Takim Russlandfeldzug’ (1956). Een boek dat ten doel heeft de NATO-bondgenoten te laten delen in de ‘Kampferfahrungen des Russlandfeldzuges und die sich daraus ergebenden Folgerungen’. En waarom we dat alles dan zo goed moeten weten? Wel, Generalleutnant H. zegt het onomwonden. ‘Die Erfahrungen der Vergangenheit sollten die Wegweiser für die Zukunft sein’. Gek, dat die Russen wat tegen de NATO hebben. In 1961, eindelijk, volgt (met het oog op z'n Ostfrontervaring?) zijn benoeming tot voorzitter van het permanente nato-commando te Washington. Zal Adolf H. bij deze gelegenheid gedacht hebben aan de woorden van wijlen zijn Führer? De woorden, die hij Hitler laat zeggen op bladzijde 122 van zijn boek: ‘Ich kämpfe diesen Kampf nich für Deutschland allein, nein, für ganz Europa, für die Zukunft der zivilisierten Welt, für die Erhaltung der europäischen Kultur! Das Schicksal hat uns zu dieser Aufgabe berufen’.
Schicksal of geen Schicksal: men moet het stellen als een eis van elementaire menselijkheid, van politieke zindelijkheid bovenal, dat deze man door wiens toedoen het mede mogelijk werd dat de SS- en gestapomisdadigers en niet te vergeten zijn eigen Wehrmachtsbeulen, hun onbeschrijfelijk lugubere moordenaarswerk konden verrichten, niet op zijn huidige post gehandhaafd blijft. Voor het Internationale Tribunaal te Neurenberg heeft de Nazi-generaal H. indertijd verklaard: ‘It has always been my personal opinion that the treatment (hij zal maltreatment hebben | |
[pagina 272]
| |
bedoeld. V.) of the civilian population and the methods of anti partisan warfare in operational areas presented the highest political and military leaders (waar hij dus zelf ook onder valt!) with a welcome opportunity for carrying out their plans, namely the systematic extermination of Slavism and Jewry’.Ga naar voetnoot1 H. was dus zoals men ziet van deze politieke misdadigheid op de hoogte, maar met al zijn soldatische Ethik had hij niet het lef om te zeggen ‘Ik verdom het!’ Ach nee, waarom zou hij ook. Het ging immers toch maar om de verdelging van Joden, Polen, Russen en ander volksvreemd gebroedsel en hij verdedigde toen, net als nu weer, de europäische Kultur. In het onlangs uitgegeven NATO-Handboek wordt iets gezegd over het moreel gezag dat van het Westen en de NATO over de gehele wereld blijft uitgaan, tot in de communistische landen toe. Dat is dan zeker nog een nawerking van het morele gezag van de terreur die de Heusingers de wereld eens hebben trachten op te leggen. Want een democratische NATO met een Nazigeneraal aan het hoofd kan alleen maar ieders minachting opwekken. |
|