Maatstaf. Jaargang 10
(1962-1963)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 239]
| |
W. Van Elden
| |
[pagina 240]
| |
Luigi Pirandello
| |
[pagina 241]
| |
TriestDaar gaat de mensheid: - Dronkaards en prelaten,
Kinderen, grijsaards, vrouwen, herbergiers,
Straatventers, journalisten en soldaten,
Geteeld in vadzige ontucht, winkeliers
En ernstige, nee, opgeblazen heren,
Verliefde paartjes, bedelaars, koetsiers,
Charmeurs of liever: wandelende kleren,
Vrouwen voor ieder die maar wil te koop
En sjieke dames naast een struise deern,
Het lijkt een schouwspel met een vreemd verloop,
Vermoeiend voor het oog maar boeiend tevens,
Een wonderlijk verwarde grote hoop.
O wat een zotte reis maken de levens
Van al die mensen, wat een dwaas geheel -
De straten van de stad zijn vol gegevens,
Schep ze maar op: spiksplinternieuw toneel!
| |
[pagina 242]
| |
Il cómpitoII mio cómpito è questo: di passare
per un uom malinconico e pensoso,
un pescator che non si dia riposo
nel pescar perle nere in fondo al mare.
Or guai se vengo men presso la gente
a quel concetto ch'ella s'è formato
di me, se come già m'ha immaginato
dimostro di non esser veramente.
Spesso di molte cose, oh tanto serie!
riderei, fino a sgangherar la bocca.
Invece, pe 'l mio cómpito mi tocca
di sospirar coi labbri in giú; - Miserie!
| |
[pagina 243]
| |
LevenstaakMijn levenstaak is deze: door te gaan
Voor een melancolieke pessimist,
Een visser die onafgebroken vist
Naar zwarte parels diep in de oceaan.
En wee mij als ik ooit eens van dit beeld
Dat men zich van mij vormde, af mocht wijken
En anders in de werklijkheid zou blijken
Dan in de rol die mij is toebedeeld.
Om veel waar ik de ernst van onderkende
Zou ik graag lachen tot ik niet meer kan,
Maar voor mijn rol moet ik in plaats daarvan
Diepzinnig mompelen: - Wat een ellende! -
| |
[pagina 244]
| |
RitornoCasa romita in mezzo a la natía
campagna, area qui, su l'altipiano
d'azzurre argille, a cui sommesso invia
fervor di spume il mare aspro africano,
te sempre vedo, sempre, da lontano,
se penso al punto in cui la vita mia
s'aprí piccola al mondo immenso e vano:
da qui - dico - da qui presi la via.
Da questo sentieruolo tra gli olivi,
di mentastro, di salvie profumato,
m'incamminai pe 'l mondo, ignaro e franco.
E tanto e tanto, o fiorellini schivi
tra l'erma siepe, tanto ho camminato
per ricondurmi a voi, deluso e stanco.
| |
[pagina 245]
| |
TerugkeerEenzame woning, wijd en zijd omgeven
Door het blauw leem van mijn geboorteland,
Koel boven de afrikaanse zee verheven,
Wier drift schuimbekkend op de rotsen strandt,
Jou zie ik steeds als ik in dit ver land
Denk aan 't moment waarop ik mijn klein leven
Aan de immense wereld heb verpand:
Van hier, van hier heb ik me op weg begeven.
Langs dit smal paadje tussen de olijven,
Omgeurd van kruizemunt en marjolein,
Ging ik de wereld in, vrij en vol dromen -
Moest ik zó lang, zó lang aan 't zwerven blijven,
O wilde bloemen, om in deze tuin
Moe en ontgoocheld weer terug te komen?
|
|