| |
| |
| |
Jacques den Haan
Een snuifje samenleving
Voortgezette meditaties over pornografie
The strongest guards are placed at the gateways to nothing.
F. Scott Fitzgerald
Les sots font de leur morale une masse compacte et indivisible, pour qu'elle se mèle le moins possible avec leur actions, et les laisse libres dans tous les détails.
Benjamin Constant/Adolphe
Der Himmel hat uns die Erde verdorben.
J.G. Seume / Apokryphen
De Kronhausens vertellen in hun boek Pornography and the Law, dat ze in Madrid in het Prado van de Maya van Goya genoten hebben, ‘waar onder anderen duizenden devote Katholieken, met inbegrip van hele klassen schoolkinderen, het schilderij iedere dag bewonderen’. Men kan hetzelfde gadeslaan in de Galleria Accademia in Florence, waar vele jonge meisjes hun eerste indruk van de man opdoen, als ze de majesteit bewonderen van Michelangelo's David - zonder vijgeblad. De Kronhausens schrijven dan verder, dat ze bij hun terugkomst in Amerika bemerkten, dat reproducties van de Maya, die ze blijkbaar als ansichtkaart verzonden hadden, ‘door de posterijen geweigerd waren, terwijl in een katholiek land als Spanje de regering niet geaarzeld had, die op een officiële postzegel te gebruiken!’ Tijdens hun praatje in Leiden vertelden ze verder, dat de Amerikaanse postautoriteiten herhaaldelijk boeken in beslag nemen, ook al zijn die ‘cleared by the courts’. We gaan toch niet procederen over een boek ... we gaan toch niet procederen over een ansichtkaart?
Een merkwaardig overblijfsel uit de dagen van de pionier is de Amerikaanse geneigdheid, het recht in eigen hand te nemen; in ieder cowboy-boek kwam de ‘posse’ voor, de
| |
| |
groep ‘vigilantes’, gewapende burgers, door de sheriff te hulp ontboden. Zo bestaan er heden nog allerlei verenigingen die over de Amerikaanse zeden waken, hun privé-censuur dóórdrukken en er bijvoorbeeld niet tegen opzien, boekhandelaren in de stad of streek, waar zij hun fascistische liefhebberijen botvieren, onder bedreiging met boycot te dwingen, bepaalde boeken uit hun winkels te verwijderen. Zo was er [en zal er nog wel zijn] de ‘Society for the Suppression of Vice’, in de vorige eeuw onder leiding van de beruchte Anthony Comstock, die ‘a frightened neurotic, playing on the sex hypocrisy of our folkways, pushed through our first obscenity laws’. Morris L. Ernst vervolgt dan zijn voorwoord bij Banned Books van Anne Lyon Haight met de mededeling, dat het van 1870 tot 1915 voor uitgevers gebruikelijk was, manuscripten eerst aan Comstock, ppur een particulier, over te leggen: de periode wordt wel de ‘dark age of books’ genoemd. In onze eeuw stond het genootschap onder leiding van de niet minder beruchte fanaticus John S. Sumner, die in 1935 bijvoorbeeld een proces aanspande over de vertaling van Gide's Si le grain ne meurt [en verloor] in 1944 over de eerste, vrijwel onschuldige versie van ‘Lady Chatterley’ [en verloor] en in 1947 over de roman van Calder Willingham uit het leven in een militaire academie in South Carolina End as a Man [en verloor].
‘The most active of these pro-censorship pressure groups is Citizens for Decent Literature’ [Publisher's Weekly van 16 januari 1961], een gezelschap, dat de laatste tijd bijvoorbeeld te Oklahoma bijzonder in de weer is onder de energieke leiding van Reverend Don Miller, ‘an Oklahoma City Methodist clergyman’ - het zwarte kleed is zelden ver uit de buurt. Een lid van dit doorlucht gezelschap betichtte ‘school officials of corrupting youth and distributing pornographic literature because The Catcher in the Rye was required reading in an English class and a sex-education film, prepared by the American Red Cross, was shown in a biology course’. Nu behoort naar mijn smaak ‘The Catcher’, mèt Edmund Wilson's Memoirs of Hecate County [verboden in de staat New York], niet alleen tot het beste wat de Amerikaanse literatuur ooit heeft voortgebracht, maar tot het beste uit de
| |
| |
wereldliteratuur van onze periode. ‘The Catcher’ is een puberteitsroman van zeldzaam indringende psychologie, een diep tragisch boek, waarlijk aangrijpend reëel. Mr. Donald M. Fiene uit Louisville werkt aan een proefschrift over dit boek; hij schreef mij d.d. 19 mei: ‘In the USA the book is very popular. However, conservative people - particularly school officials - detest the book for its frank language. I lost my job as a high school teacher because I tried to teach ‘Catcher’ to my 16-year old students’. In dat Oklahoma dan is men bezig met een wet tegen de slechte boeken; daar komt een comité aan te pas, dat allerlei ‘deskundigen’ hoort. ‘One said that obscene literature was part of a Communist plot to rot the moral fibre of American youth [Publisher's Weekly, 17 april 1961 en U bent toch zeker ook tegen de communisten? Nou dan ...]. Maar dominee Miller en zijn club is blijkbaar nog niet genoeg, er is ook nog een ‘seemingly independent vigilante group, ‘Mothers United for Decency’ - ‘Mom’ in actie, die een trailer huurde, die ‘smut mobile’ noemde en voor het ‘State Legislature Building’ parkeerde, volgepakt met ‘smut’. Onder de ‘smut’ behoorden Irving Stone's roman over Van Gogh, Lust for Life, Sons and Lovers van D.H. Lawrence, Tobacco Road en God's Little Acre van Erskine Caldwell en de studie van de beroemde antropologe en psychologe, Dr. Margaret Mead, Male and Female, alles blijkbaar geïnspireerd door het Kremlin.
Als men, als Marsbewoner bijvoorbeeld, dit alles leest, die bezorgde waakzaamheid van de postbode gadeslaat, die roerende dadendrift van dominee zus en prelaat zo en die van ‘Mom’ niet te vergeten, dan krijgt men de indruk, dat het wel een bijzonder fraaie, net aangeharkte, in-keurige samenleving is, die met zoveel toewijding beschermd wordt, echt een samenleving om over naar huis [Mars] te schrijven in de trant van: ‘Kom eens aan m'n samenleving ruiken! We hebben het zaakje hier nu voor elkaar hoor! De zaaduitstorting komt hier en daar nog voor, maar alleen boven de achttien, gepaard wordt er ook nog wel, maar alleen na gebed en met het trouwboekje in de volle vuist! Alleen die afschuwelijke schrijvers zijn er nog, allemaal agenten van Moskou, die de rose droom, ons wolkje van een samenleving,
| |
| |
telkens willen verstoren’. Het is de ‘rose droom’ van dezulken, die menen, dat schrijvers in een soort sociaal vacuüm pornografie zitten af te scheiden, stil voor zich heen en geheel los van de gemeenschap.
Wie ook maar enkele Amerikaanse romans van de laatste jaren gelezen heeft, Norman Mailer's verbijsterende The Deer Park bijvoorbeeld, James Jones' gewelddadige From Here to Eternity, Ben Hecht's ongelooflijke The Sensualists of de romans over het zuiden van de staten van Erskine Caldwell, zal tenminste aan die ‘rose droom’ wat gaan twijfelen. Hier is wat ‘blurb’ van de nieuwste aanwinst in de Signet Books: The Chapman Report van Irving Wallace: ‘The bedroom behavior of a nymphomaniac, an inhibited intellectual, a frigid wife, a father-dominated bride, an adulteress, and an aggressive career woman’ ... enz. Het is stellig een van de meest ontwapenende eigenschappen van de Amerikaanse schrijver, dat hij het niet laten kan, nationale wantoestanden aan de kaak te stellen, nationale schuld en ‘zonde’ te belijden voor het oog der wereld, een restant van zijn puriteinse erfenis. Hij staat met open oog aan de ene kant; tegenover hem staan de dominee en ‘mom’, die hardnekkig met geen werkelijkheid te maken willen hebben en die indertijd niet terugdeinsden voor bijvoorbeeld het drankverbod, een van de belachelijkste vergissingen der wereldgeschiedenis, een ‘rose droom’ van een wet, die als geen andere de onmiddellijke aanleiding geweest is tot totale verachting voor die wet, bij uitbreiding tot alle wetten en tot misdaden en een bendewezen, zoals de wereld nooit eerder gezien heeft.
Tot de in de kringen van dominee en ‘mom’ meest gehate boeken behoren die van Erskine Caldwell, die de lynchpartijen en de seksuele aanrandingen beschreven heeft, begaan door de ‘arme blanken’ uit het zuiden, die ik alleen maar ver onder het dierlijke kan noemen. Zijn beste werk is zijn vroegste: Tobacco Road en God's Little Acre, ‘the world's best selling modern novel’ volgens Anne Lyon Haight in haar Banned Books. Op 2 mei 1933 bracht de nijvere John S. Sumner het voor de rechtbank ‘on an obscenity charge’. De verdediging bracht ‘literaire opinie’ in het geweer.
| |
| |
Meneer Sumner probeerde te weerleggen op grond van het feit ‘that the literati were abnormal people and unrepresentative of the community as a whole’. Daar kan de PEN-club hel mee doen! Op 23 mei deed rechter Benjamin Greenspan uitspraak. Hij noemde God's Little Acre ‘an attempt at the portrayal, in a realistic fashion, of life as lived by an illiterate Southern white farm family. De schrijver’, ging hij voort, ‘heeft realistisch willen schilderen. Zulke schilderingen bevatten noodzakelijkerwijs bepaalde details. Omdat deze details verband houden met wat populair genoemd wordt de seksuele kant van het leven, uitgebeeld met brutale openhartigheid, mag de rechtbank nog niet zeggen, dat de schildering niet had mogen plaats vinden. Ook de taal is ongetwijfeld rauw en vulgair. De rechtbank mag niet van de schrijver eisen, dat hij verfijnde taal in de mond legt van primitief volk. Het werk als geheel is heel duidelijk niet pornografisch’ [Alec Craig, The Banned Books of England]. Desalniettemin werd het verboden in St. Paul, Denver, Philadelphia, Boston, Ierland natuurlijk niet te vergeten, en prijkt het opnieuw in Mom's ‘smut mobile’. Nooit en te nimmer heeft men kunnen aanvoeren, zomin als men tegen dat rauwe The Naked and the Dead heeft kunnen aanvoeren, dat de beschreven toestanden, al zijn ze dan ‘fiction’, niet op de werkelijkheid gebaseerd zouden zijn. Neen, die afschuwelijke toestanden bestáán, maar ze mogen niet beschreven worden: ‘laten we het bedekken en laten we doen alsof het niet bestaat...’ [Maatstaf, maart, pagina 791].
De doodklap werd ‘mom’ en haar rose droom van een wolk van een samenleving, zo zou men denken, toegebracht door de Amerikaanse bioloog en seksuoloog Dr. Alfred Charles Kinsey met zijn Sexual Behaviour of the Human Male in 1948 en zijn soortgelijke studie over de ‘Female’ in 1953. Kinsey overleed in 1956; hij heeft zich letterlijk doodgewerkt. Dat van die doodklap is natuurlijk niet zo, want ‘mom’ doet per definitie ‘alsof het niet bestaat’ en richt liever smutmobielen in; haar sterkste wapen is nog altijd de doofpot. In het kort enkele bevindingen van Kinsey, tegen wie natuurlijk ook allerlei bezwaren zijn aangevoerd, maar tegen wie men nooit heeft kunnen zeggen: ‘Het is niet waar’.
| |
| |
Hij stelt onder andere: dat er praktisch geen seksueel niet actieve man in de Verenigde Staten voorkomt. ‘But how is he active? What sexual outlets are open to unmarried males? The same ones by and large that the primitives have: masturbation; nocturnal emissions; intercourse; homosexual outlets; and animal contacts’. Kinsey bevond, dat meer dan negentig procent van de Amerikaanse mannen te een of andere tijd masturberen, dat meer dan een derde van hen ten minste eenmaal in hun leven homoseksueel contact hebben gehad, ‘resulting in orgasm’, dat ‘dierlijke contacten’ uiteraard in de steden vrijwel niet voorkomen, maar dat op het platteland, in sommige streken van het westen ‘as many as 65 percent of the male population has had animal contacts in their sex histories’; dat de seksuele impuls een hoogtepunt bereikt tussen de zestien en de twintig en dat van deze leeftijdsgroep meer dan zeventig procent buitenechtelijke geslachtelijke omgang heeft. De conclusie, waartoe Donald Porter Geddes op grond van Kinsey's bevindingen komt in het boek met ‘Observations by 11 Experts’: About the Kinsey Report luidt: ‘Onze algehele afwijking van wat wettig is, laat staan van wat als moreel wordt beschouwd, is zo groot, dat als alle Amerikaanse mannen, die te een of andere tijd een seksuele handeling hebben verricht, die onwettig is, bij de wet werden veroordeeld, vijf en negentig procent van hen in inrichtingen of gevangenissen zouden zitten, bewaakt door de overblijvende vijf procent’. Men zou ook misschien tot de conclusie kunnen komen, dat wetten, die iedereen blijkbaar overtreedt, alleen maar een berg van schuld, wroeging en berouw veroorzaken en idiote wetten zijn, die behoorden te worden afgeschaft, maar zo is het niet; het is veel deftiger, een keurcollectie prachtige wetten te hebben, waaraan niemand zich houdt en waaronder er zijn, die nog uit de tijd der
Puriteinen stammen, waarbij ook de houding tijdens de coïtus bij de wet geregeld is: man boven, vrouw onder en van aangezicht tot aangezicht natuurlijk. Ik heb daarover gelezen in de autobiografie van de Amerikaanse filmspeler Errol Flynn, My Wicked, Wicked Ways en toen gedacht dat dit iets uit de duim van meneer Flynn was, die wel meer sterke verhalen doet, maar zonder dat ik er naar
| |
| |
vroeg, sprak Dr. Phyllis Kronhausen in Leiden over hetzelfde. Ook dit is natuurlijk een wet, waaraan niemand zich houdt, maar die prachtig te misbruiken is voor chantagedoeleinden, als wapen bij echtscheidingen en, zoals Flynn vertelt, benut is in Los Angeles County om een politieke figuur, Harrison, kwijt te raken, die wat opruiming wilde houden onder al te corrupte figuren: ‘They burst open a window and took a picture of Harrison in bed with his wife, making love to her in what the law said was an abnormal way. The case went to trial, a judge was bribed, Harrison was ruined - even though the alleged offence was with his willing wife’. Professor [in de anatomie] M.F. Ashley Montagu zegt in het genoemde boek over Kinsey: ‘Our social attitudes toward sexual behavior stem, as Kinsey and his colleagues point out, from moral codes and laws of Assyrian, Babylonian, Hebraic, and even earlier origins. Certainly our institutionalized or accepted ways of thinking on this subject lag far behind the realities of the knowledge we possess today. If this book does no more than make the proportions of this gap clear it will have justified all the labor that has been put into it’. In het jaar drieduizend, professor!
‘Let op mijn woorden, maar niet op mijn daden’ omschrijft Philip Wylie in zijn ongewoon bittere boek Generation of Vipers, dat we inderdaad als ‘Gij adderengebroed’ moeten vertalen, als: ‘The people ... are engaged in a violent vocal repudiation of that which they are simultaneously engaged in doing’. Hij noemt dat dan ‘een disoriëntatie van de geest in relatie tot de werkelijkheden van de omgeving, hetgeen voldoet aan de klassieke definitie van krankzinnigheid’. In het begin van zijn boek stelt hij de diagnose: ‘We hebben kanker - kanker van de ziel’. Zijn boek, dat in 1942 verscheen en waarvan de twintigste druk in 1958 uitkwam, is pre-Kinsey, hij haalt zijn gegevens uit onderzoekingen bij onder dienst geroepen jongelingen en bevindt: ‘that more than three quarters of the unmarried men from time to time had sexual relations with females’. Hij spreekt ook over een onderzoek, op touw gezet door een ‘leading women's magazine’ om de veronderstelde deugdzaamheid van de Ameri- | |
| |
kaanse vrouw aan te tonen; de resultaten waren zo schrikbarend, dat in de publikatie van het materiaal alle gegevens over onkuisheid en echtelijke ontrouw weggelaten werden - ‘privately justifying the omission, I might add, by the fantastic statement that publication of it would have a demoralizing effect upon the young women employed in their own offices! Still - so many boys fornicate that the girls must’.
Zijn boek is een stuk sociale kritiek van ongewone felheid en verbittering, waarin de politici, de universiteiten, de medicijnmannen er behoorlijk van langs krijgen, en een special hoofdstuk gewijd is, ‘Common Women’, aan ‘Mom’ - het heeft de term ‘momisme’ aan het Amerikaanse taalgebruik toegevoegd. Over de kerk heeft Wylie geschreven in termen, die voor een belangrijk deel voor ons land te onderschrijven zijn: ‘Our Protestant churches, and even more especially, the Catholic Church devote an incredible portion of their political energy - perhaps most of it - to interference with the sex mores of the great non-Protestant and non-Catholic majority. Such religious enterprises are therefore essentially fascistic and in no way democratic... The church has stood, a rock colossus of bigotry, in the path of ten thousand proposed reforms’.
Goed, de doofpot voor Kinsey of laten we zeggen, dat hij en Philip Wylie betaalde agenten van Moskou waren. Dat is niet staande te houden voor een blad als Reader's Digest, waarvan men kan zeggen wat men wil, maar dat zo Amerikaans is als de vlag. In het maartnummer 1961 stond een merkwaardig stuk, ‘condensed from Parents' Magazine’, dat niets met pornografie en slechts zijdelings met de deugd te maken had. Het heet ‘Once More - VD’ en is een dringende waarschuwing voor hen, die menen, dat door de antibiotische wondermiddelen de geslachtsziekten zouden zijn uitgeroeid. Dat leek er een aantal jaren op, maar blijkt een vergissing en het artikel toont aan, dat de ‘venereal disease, or VD, is spreading: the cities of Washington, Boston, Houston, Los Angeles and San Fransisco report a 200-percent increase in venereal disease over three recent years’. De publieke gezondheidszorg beschikt over teams van specialisten, die
| |
| |
‘haarden’ opsporen en daar met zorg de politie buiten laten. In het artikel nu wordt een geval beschreven, dat zich heeft voorgedaan in een ‘New England community of 52.000, which had no prostitutes and a low VD rate’ - kortom: echt een lief plaatsje om er ‘smutmobiles’ in te richten. Op zekere dag ging een getrouwde vrouw naar haar dokter voor de een of andere kleinigheid. Hij nam een bloedproef en ontdekte syfilis ‘in a primary stage’. Er volgde een onderzoek van de echtgenoot, die het ook had en met tegenzin in een privé-onderhoud seksueel contact met zeven andere vrouwen toegaf. De ‘Public Health Service’ werd ingeschakeld en die zeven vrouwen op het matje, die op hun beurt hun relaties opbiechtten. De cirkel omvatte tenslotte: 112 mannen en vrouwen, waaronder twintig teenagers, de jongste dertien jaar oud en een totaal van 48 slachtoffers van VD! Dat is de samenleving, die zich opwindt over Lolita, de smutmobielen bij de voordeur heeft staan en zich via de achterdeur naar de Wassermann moet spoeden.
In de Saturday Evening Post van 20 mei 1961 is een reportage begonnen over abortus: ‘Police consider criminal abortion the third-biggest racket in the U.S. ranking behind only gambling and narcotics. Nobody knows how many abortions are committed each year, but informed estimates range from 750.000 to 2.000.000’. Het kost jaarlijks honderden meisjes en vrouwen het leven; hun dood komt rechtstreeks op rekening van de godvruchtigen; verricht door een arts onder normaal-hygiënische omstandigheden is het een betrekkelijk simpele ingreep; met een fietsspaak of een breinaald in een hummelig keukentje of slaapkamertje wordt het een zaak van leven en dood.
Het onvermijdelijke gevolg van schertswetten is, dat er zich als het ware eilanden in de samenleving vormen, waarin men leeft volgens eigen gebruiken en codes en bij voorkeur zonder justitie en politie de eigen boontjes dopt. De ‘beatnik’ is een voorbeeld; hij leeft willens en wetens buiten de gemeenschap van dollarjacht, ‘mom’ en statuszoekerij. Hij erkent kleurling en homoseksueel als zijn gelijke, hij zoekt de roes van jazz en marihuana en komt daardoor in conflicten met de maatschappij, die het hem evenwel blijkbaar niet
| |
| |
afleert. Een ander ‘eiland’ is het straf-georganiseerde bendewezen in de Verenigde Staten met eigen code en eigen ‘rechtspraak’ en met een onderdeel als de even voortreffelijk georganiseerde ‘call girl business’.
Dat is in ons land anders genuanceerd, maar niet wezenlijk anders. Er bestaan twee publikaties, die fascinerende lectuur vormen, ondanks het feit, dat ze onveranderlijk hetzelfde beeld te zien geven: Maatschappelijke verwildering der jeugd. Rapport betreffende het onderzoek naar de geestesgesteldheid van de massajeugd. In opdracht van de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen samengesteld [Staatsdrukkerij en, Uitgeverij Bedrijf, 's-Gravenhage, 1952] en het Bronnenboek Bevattende gegevens ten grondslag liggend aan Rapport Maatschappelijke verwildering der jeugd. [idem, 1953] Ondanks het processenverbaal-proza is het verleidelijk er veel uit te citeren. Het betreft hier een sociologisch onderzoek, waarbij geïnformeerd is naar seksuele gedragingen en onder andere ook lectuur. De geslachtelijke gedragingen zijn lang niet zo gedifferentieerd onderzocht als bij Kinsey het geval is: seksueel contact met dieren komt bijvoorbeeld in het lijvige Bronnenboek in het geheel niet voor; de enquêteurs hebben er misschien nooit van gehoord, maar het bestaan van het werkwoord ‘emmeren’ uit het vocabulaire van de paardenstal, een woord dat in deze erotische betekenis ook in de laatste druk van de niet preutse ‘grote Van Dale’ niet voorkomt, wijst er toch op, dat er althans theoretisch aan de mogelijkheid gedacht is - ook een dergelijk woord ontstaat niet in een vacuüm. Met een ware monotonie wordt uit de genoemde geschriften duidelijk: dat ‘de godsdienst’ voor zeer velen een hol woord geworden is; dat ‘praemaritaal geslachtsverkeer tot de zeer verbreide verschijnselen in ons volksleven behoort... Men krijgt getallen van een groottemarge die voor bepaalde gebieden de volstrekte algemeenheid van deze praktijk praktisch zeker maakt’... ‘Waarschijnlijk 90% heeft voor 't huwelijk sexuele omgang, bij sommigen vanaf het 15de jaar’; dat
vooral in de buurt van de grote steden de aborteuse nog altijd klandizie heeft en dat de natuur zich weinig aantrekt van wat bij de wet mag of niet: ‘In de Noorlimburgse dorpen Gennep en Ottersum zijn, in
| |
| |
verband met een zedenschandaal, enige tientallen minderjarige jongens en meisjes naar verschillende observatiehuizen overgebracht’. IJsselstein: ‘Eenmaal is een delict aan de dag gekomen, waarbij een hele straat was betrokken’ en: ‘Twee onderwijzers op een lagere school te Sappemeer vertellen, dat er op een bepaald moment een groep kinderen op de lagere school was, waarbij sexuele omgang plaats vond op een leeftijd tussen 10-14 jaar. Er waren 20 gezinnen bij betrokken’.
Een ‘eiland’ is bijvoorbeeld de Jordaan: ‘Geslachtsverkeer voor het huwelijk is algemeen gebruikelijk... Het sexuele leven kent voor deze jeugd geen geheimen, althans zoals dit leven zich in zijn toepassing aan hun [!] voordoet. De jongeren zijn er mee groot geworden; denk aan de huiselijke omstandigheden: ze zien alles, horen alles, weten alles. Geslachtsgemeenschap is zowel voor de jongens als voor de meisjes een heel gewoon iets, dat er zo bijhoort en waar men recht op heeft. Met schaamtegevoel heeft dit hoegenaamd niets te maken. Dat heeft de Jordaanjeugd namelijk zeker wel’. En over de leesgewoonten: ‘Ook de oudere bevolking leest weinig. Het zijn dan meestal Wild-West verhalen, romans van Courths-Mahler en detectives, die men uit de particuliere uitleenbibliotheken van de buurt betrekt. Over pornografisch materiaal kregen wij geen gegevens...’. Als de tijd daar is, wordt er getrouwd, gaat het huwelijk mis, dan trekt de man gewoonlijk weg en verschijnt er in het gezin van de vrouw het ‘oompje’, een door de buurt aanvaarde figuur: een praktische en zo simpele oplossing van het ingewikkelde vraagstuk van de echtscheiding.
Over lectuur komt eigenlijk weinig belangrijks uit de bus; met een eentonige regelmaat van Katendrecht tot Oldenzaal: wildwestromans, beeldromans, verhaaltjes uit De Lach of Okido... En hoe staat het met de pornografie, die zoveel onheil sticht in ons volksbestaan? Nou, dat is maar heel dunnetjes: ‘Spoorwijk: geen pornografie. Trouwens alle raffinement ontbreekt in hun leven’, hetgeen weer eens een nieuwe visie op ‘de pornografie’ is. Bij verreweg de meeste rapporten komt het woord zelfs niet voor. Er is maar één enquêteur met een fijne neus ervoor, hij ruikt ‘de pornogra- | |
| |
fie’ zelfs op school: ‘De Groninger Veenkoloniën: Op de Mulo treft men naast de jongens- en meisjesboeken beeldromans en detective- en wildwestboeken, op de ambachtschool stuiverromans en beeldromans. Deze laatste ook op de Mulo en bij uitzondering zelfs pornografie op de Muloschool...’. Daar hij evenwel geen titels noemt, blijft het bij deze sinistere orakeltaal, terwijl de enquêteur uit Twente alles helaas weer op losse schroeven zet door dit merkwaardige zinnetje, waarvan mij de diepere betekenis tot heden verborgen bleef: ‘Pornografische lectuur wordt weinig ontdekt, wel meer de zinnen prikkelende boeken en tijdschriften’.
In het geval Bob en Daphne III schijnt vooral het gefriemel en gefrunnik tussen broertjes en zusje een knelpunt te zijn, een reden tot ‘ernstige bezorgdheid’: incest namelijk. Nu is incest niet iets, dat de schrijver van dat boek heeft uitgevonden. Het bestond al eerder, ja, als ik scherp omkijk dan blijkt dat U en ik zelfs de commissies, die de zonde beteugelen, er niet geweest zouden zijn als er in een grijs verleden geen incest was gepleegd. Onder de Perzische koningen gold het als bijzonder chic met je zuster te trouwen en Morus spreekt in zijn boek Het Rijk van Venus zelfs over het ‘heilig’ huwelijk tussen naaste familieleden. Als ik diep in mijn geheugen graaf, dan komt de herinnering boven aan een novellenbundel van de Rus Ilja Ehrenburg, Die Dreizehn Pfeifen. Aan een reeks van landen wijdde hij een pijpje en het Hollandse pijpje ging over ... incest. Incest temidden van de bloembollen en op klompen misschien wel... In het Bronnenboek vinden we met de reeds gesignaleerde regelmaat materiaal hierover: ‘Het gebrek aan ruimte, vooral aan slaapruimte wordt in kortweg ieder rapport gememoreerd [er zijn. er meer dan honderd. JdH]. Jongens en meisjes in de puberteit slapen op één zolder of vaak soms in hetzelfde bed. Een aanhaling uit de vele mogelijkheden - rapport 69, blz. 25. Een 19-jarige jongen slaapt met een 16-jarig meisje, een 17-jarige jongen met een 16-jarig meisje, een 17-jarige jongen met een 20-jarig meisje, een 14-jarige jongen met een 14-jarig meisje... In Wijk C is geen jongen of meisje boven 10 jaar die ouders, broer of zuster niet eens in nachtelijke omhelzing heeft gezien’. Hier is een geval uit Leeuwarden: ‘Het volgen- | |
| |
de geval illustreert zeer duidelijk de bestaande wantoestanden: op de zolder van een éénkamerwoning slapen vader, moeder en 8 kinderen; in een tweepersoons ledikant
slapen een 19-jarig meisje, dat een kind verwacht en 3 jongere kinderen, in een éénpersoons ledikant slaapt een 17-jarige jongen met zijn 14-jarig zusje, in een ander éénpersoons ledikant slapen twee kinderen. Dan slapen de ouders ook nog ergens op deze zolderruimte. Beneden is één kamer en een klein keukentje. De vader werkt goed en de moeder houdt alles goed schoon’.
In de crisisjaren bijvoorbeeld van voor velen zwarte armoe, honger en ellende ben ik er zeker van, dat kinderen, overdag belaagd door de kou en verwaarloosd of mishandeld door afgestompte ouders, onder dergelijke woonomstandigheden warmte en streling bij elkaar gevonden hebben, ongeacht het daartoe bij de wet bepaalde en zonder te informeren of de officier van justitie het goed vond. Met deze publikaties in de hand zijn de feiten niet te ontkennen, rest slechts dat men de schrijver wil verbieden fictie te schrijven, gebaseerd op deze feiten; en wijders doet hij het voorkomen of ze er plezier aan beleefden, hetgeen ik voetstoots als waarheid aanneem.
Onze ‘Marsbewoner’ weet het nu wel: de doofpot is toch misschien beter. De zwachtels zijn vuil en goor en mensonwaardig, maar het necrotisch weefsel van twintig eeuwen gangreen stinkt nog harder, het stinkt ten hemel, die uiterst dubieuze hemel van hen, die er althans in geslaagd zijn de zeer reële aarde voor miljoenen tot een hel te maken.
| |
De eeuw der prostitutie
Woman's virtue is man's greatest invention.
Cornelia Otis Skinner
Het schoolvoorbeeld van de huichelachtige samenleving is de Engelse negentiende eeuw geweest, de eeuw van de schijnverfijning, van de ‘pure woman’, bij uitstek ook de eeuw van de prostitutie en de pornografie [werkelijke]. Het was de
| |
| |
eeuw, waarin Lady Gough in haar boek over Victoriaanse etiquette op het singuliere idee kwam, dat het niet decent was in je boekenkast schrijvers naast schrijfsters te zetten, behalve als ze gehuwd waren; waarin het goed Engelse woord ‘buil’ vervangen werd door ‘gentleman-cow’, omstreeks 1830 een jonge Duitse ‘gentleman of perfectly good manners’ dames beledigde door het woord ‘corset’ uit te spreken, ook het woord ‘leg’ voor ‘been’ in de ban was en het woord ‘syfilis’ ondenkbaar, al heerste de ziekte zelve ruim verbreid. Dit laatste leidde soms tot puzzels als de titel van het artikel, dat de redacteur van het Journal of the American Medical Association van medische zijde gewerd: ‘Can a positive woman have a negative baby?’. H.L. Mencken verklaart die in het hoofdstuk ‘Forbidden Words’ in zijn The American Language: ‘can a woman with a positive Wassermann, indicating syphilis, have a baby free from the disease?’ De ‘forbidden words’ veroorzaakten aan de andere kant het woordsadisme van de pornografie. Het was de eeuw, waarin ook het geloof in God bij de wet was geregeld. In mei 1842 zei George Jacob Holyoake, een vrijdenker, daartoe min of meer geprovoceerd door een ‘local preacher’: ‘Morality I regard, but I do not believe there is such a thing as God’, voor welke woorden hij gearresteerd en in augustus van dat jaar tot een half jaar gevangenisstraf veroordeeld werd. [H. Bradlaugh Bonner, Penalties Upon Opinion]. In die eeuw hebben de vrijdenkers al evenzeer hun martelaren gehad als het christendom en zij betoonden zich herhaaldelijk verblijdend solidair.
Het was ook de eeuw, waarin de rector van Trinity Church, T. Garnier, verklaard heeft, dat ‘England was known as the most religious in pretension but in reality the most immoral and licentious nation under the sun’. De eeuw, waarin de navrante zinspeling gemaakt is, dat opium de godsdienst van de werkman was - het werd in de fabriekssteden verkocht voor een halve penny per pakje en het moest hem verzoenen met de ongelooflijkste arbeidstoestanden: jongens en meisjes, die vanaf hun zevende jaar in de mijnen werkten, op het platteland gezinnen met zeven of acht kinderen, die van dertien shilling in de week moesten leven en
| |
| |
het naaistertje, dat tot in de nacht moest werken om drie en een halve penny per dag te maken. Het was de tijd, waarin achttien miljoen van Engeland's toenmalige bevolking van twintig miljoen minder dan honderd pond per jaar verdienden en het is dan ook alleen al maatschappelijk logisch, dat het aantal prostituees ongehoord groot was: in 1793 geschat op 50.000 in een Londen met een bevolking tussen de 7 en 800.000, in 1834 geschat op 70.000, enkele jaren later reeds op 100.000. Het is een illusie, dat deze vrouwen tot hun beroep ‘verleid’ werden. Toen dominee G.P. Merrick in 1890 een onderzoek naar de prostitutie instelde en te dien einde een 16.000 prostituees ondervroeg, kwam hij tot de pijnlijke ontdekking, dat slechts vier procent verleid was, de rest ‘told him frankly that they had become prostitutes because they liked the life’ [Cyril Pearl].
In zijn onderhoudende boek over de Victoriaanse tijd, The Girl With the Swansdown Seat, komt Cyril Pearl tot een aannemelijke verklaring voor de discrepantie tussen de Victoriaanse mythe en de Victoriaanse werkelijkheid. Hij zegt, dat de schrijvers van de periode en Dickens vooral, een totaal vervalst beeld van hun samenleving gegeven hebben en zij dit wel moesten doen omdat ze allen afhankelijk waren van de uitleenbibliotheken. De belangrijkste, die van Mr. Mudie en van Mr. Smith, ‘both hymn-bawling Nonconformists, exercised a censorship as absolute in its way as that of the Holy Office’. Zij konden een boek maken of breken en deden dat ook. Dickens, de ‘grote kroniekschrijver van de reine huiselijke haard’, liet de moeder van zijn kinderen zitten en ging met de jonge Ellen Ternan samenwonen. Voor zijn romanfiguur, ‘Little Em'ly’, het slachtoffer van een lage verleider, ‘was er geen hoop’. Maar verzonk, vraagt Cyril Pearl zich af, Little Ellen tot aan de puntjes van haar rose oortjes in een moeras van schande en vernedering toen zij de maîtresse van Dickens werd? Helemaal niet, ‘she did very nicely’ en na zijn dood trouwde ze zelfs met een dominee. Conform de doofpot-traditie van de eeuw komt haar naam niet eens voor in de hooggeroemde biografie over Dickens van John Forster. Pearl doet in zijn werk een fris boekje open over die in hun geschriften zo brave heren als
| |
| |
Wilkie Collins, Charles Reade, Dante Gabriël Rossetti, Whistier, Samuel Butler en anderen.
Behalve maatschappelijke oorzaken voor de prostitutie waren er natuurlijk ook andere. Een ervan was die merkwaardige uitvinding, de ‘pure woman’. In de vorige eeuw beschouwde men het als een belediging voor het schone geslacht, te veronderstellen, dat ook de vrouw vreugde aan de geslachtelijke omgang kon hebben. Het is een instelling geweest, waarvan Doris Langley-Moore gezegd heeft: ‘The notion that ‘female purity’ must be preserved at all terrible cost, has resulted in more madness, disease, misery and vice than any other error of civilization’. Gepaard aan deze adoratie voor een fictie ging de lust in ongereptheid: defloratie en flagellomania zijn bij uitstek Britse liefhebberijen geweest. Het eerste leidde tot een ruim verbreide kinderprostitutie; verder was het onwettig, geslachtelijke omgang te hebben met een meisje onder de twaalf, maar was ze boven de tien, dan was het een lichter vergrijp. In 1885 bewees de journalist William Stead, dat het mogelijk was voor vijf pond een meisje van dertien jaar te kopen, bij de koop vermeldend, dat het kind voor het bordeel bedoeld was. De publikatie van zijn ervaringen heeft tot wetswijziging geleid. Voor wie, vervuld van nationale trots, mocht menen, dat het hier alleen maar Britse zonde betreft, ter ontnuchtering het vaststaande feit, dat in de goede stad Den Haag, omstreeks 1930 een moeder haar dochtertje van tien jaar aan een marktkoopman heeft verkocht, wiens bedoelingen strikt oneerbaar waren, om in het jargon te blijven. Het enige wat mijn betrouwbare getuige niet precies meer weet is de prijs. Deze was òf een tientje òf twaalf gulden - in ieder geval stond in ons goede vaderland vrouwevlees aanzienlijk lager genoteerd dan in Engeland! [Het ging hier inderdaad om ‘bezit’ en niet om een keer copuleren].
En nu we toch bij de beursnoteringen zijn: het verschijnsel van de prostitutie is mede negentiende-eeuws omdat het element van ‘klasseverschil’ zo sterk naar voren komt. Zo reisde de behoorlijk kaduke Lord Hertford openlijk rond met een complete hofhouding van hoeren, hij moest door twee ‘footmen’ in het bordeel gehesen worden en dat mocht
| |
| |
iedereen zien! Van de in 1802 opgerichte Society for the Suppression of Vice is niet ten onrechte en met gepaste hoon opgemerkt, dat het in hoofdzaak de zonde onderdrukte van hen wier inkomen onder de vijfhonderd pond lag. Het steekt ook in onze dagen het niet zo bekoorlijke kopje nog wel op, waar het ‘de pornografie’ betreft. Een ondertoon van klasseverschil was zelfs nog te beluisteren bij het Engelse proces over de ‘Lady’. Cyril Pearl zegt in zijn boek: ‘The interesting doctrine that the rich are less susceptible to corruption than the poor, though scarcely empirie, soon became an axiom of Anglo-Saxon censorship. In semi-civilized countries such as Australia, it is still invoked by the clerks of the Customs Departments who decide what books the Commonwealth can import. The Decameron and Rabelais, for example, are banned ‘in cheap editions only’. Dit merkwaardige aspect van het pocketbook-verschijnsel vond ik onderstreept door een uitspraak van ‘The Court of Appeals’ in Quebec. De drie Canadese rechters kwamen eenstemmig tot de uitspraak ‘that Lady Chatterley's Lover is obscene’. Rechter Paul Casey ‘stelde categorisch vast, dat als het boek bestemd ware geweest voor beperkte verspreiding, hij het probleem vanuit een geheel andere instelling benaderd zou hebben en waarschijnlijk tot een andere conclusie gekomen zou zijn’. [The Bookseller, 29 april 1961] Ik moet hieruit toch afleiden, dat het in een gebonden en duurdere uitgave dan niet ‘obsceen’ geweest zou zijn. Dat is weer eens een geheel andere belichting van ‘de pornografie’.
Er waren uiteraard meer wetten en vele organisaties, die ijverden om de zonde uit de wereld te krijgen. Een zo'n wet was de ‘Obscene Publications Act’. Een wet, het moet gezegd, die in het Parlement zwaar aangevochten is, er in 1857 doorkwam, maar eerst door een uitspraak van Lord Chief Justice Cockburn in 1868 tot de knevelwet geworden is, die pas in onze dagen is opgeruimd. Zwaar aangevochten of niet, het verschil in tijdperk is tekenend: in de achttiende eeuw werd de uitgever van Venus in the Cloister, or the Nun in Her Smock tot de schandpaal veroordeeld, waar een met hem sympathiserend publiek hem niet hoonde of met vuil wierp, zoals te doen gebruikelijk was, maar hem toejuichte. Toen hij
| |
| |
bevrijd werd, namen de mensen hem in triomf mee naar de taveerne!
Voor de onderdrukkers der zonde was er inderdaad werk aan de winkel. Zo zijn er bij de volijverige William Dugdale, ‘the dean of mid-Victorian pornographers’ duizenden boeken in beslag genomen; hij werd negen maal tot gevangenisstraf veroordeeld, is ook in de gevangenis gestorven, na zich veertig jaar onverdroten met zijn handel te hebben beziggehouden. Het was een handel in boeken met dikwijls onthullende titels. Een zeldzaam geworden boek is bijvoorbeeld Mysteries of Verbena House or Birched for Thieving - belevenissen op een meisjeskostschool met een strenge directrice, die bij haar flagellantistische werkzaamheden terzijdegestaan werd door een dominee, die niet alleen de zielen der jongedochteren verzorgde, maar ook haar zitvlakken. Het geheel, dat duidelijk de hand van tweeërlei schrijvers verraadt - de eerste is alleen maar gefascineerd door de billen en de berkentwijgjes, de tweede door de climaxen van zowel directrice als eerwaarde - is geïllustreerd met merkwaardig Victoriaanse tekeningen, curieuze combinatie van een latente preutsheid en ‘bloot’. Opmerkelijk bij een boek als Confessions of a Voluptuous Young Lady of High Rank, discussing her secret longings and private amours before forming a curious picture of refined sensuality is de uitgever: London, ‘Printed for the Society of Vice’ [1860]. En hier is de ‘vice anglais’: Curiosities of Flagellation: A Series of Incidents and Facts Collected by an Amateur Flagellant [London, 1875] en dit is misschien wel van dezelfde ‘liefhebber’: Experiences of Flagellation; Instances of Whipping inflicted on Both Sexes; With Curious Anecdotes of Ladies. Compiled by an Amateur Flagellant. [London, 1885]. Ralph Ginzburg schrijft in zijn overigens nogal onbenullige boek An Unhurried. View of Erotica: ‘Literally thousands of books, brochures
and pamphlets were printed on the subject, with the Whippingham Papers, to which Swinburne contributed, as probably the most encyclopedie work on the subject’. De praktijk van zweep en berkentwijgen werd beoefend in bordelen, waarvan sommige voorzien waren van een speciale apparatuur voor deze erotische gymnastiek, ‘the Berkeley Horse’ geheten, genoemd naar
| |
| |
een befaamde ‘madame’, ‘whose finesse with the birch rod was intimately known even in the household of the Crown itself’. [Ginzburg].
Ja, het was me het eeuwtje wèl, een periode, waarvan Baron Thomas Babington Macaulay, een man, die er tussen zat en er aan meedeed, gezegd heeft: ‘We know of no spectacle so ridiculous as the British public in one of its periodical fits on morality’.
[slot volgt / De Eeuw der Pornografie]
| |
Geraadpleegde literatuur
[behalve de in de tekst genoemde tijdschriften en kranten]
About the Kinsey Report. Observations by 11 Experts on Sexual Behavior in the Human Male. Edited by Donald Porter Geddes and Enid Curie. New American Library. New York, 1948. |
Bradlaugh Bonner, Hypatia, Penalties Upon Opinion, or some records of the laws of heresy and blasphemy. Watts & Co, London, third edition, 1934. |
Bronnenboek. Bevattende gegevens ten grondslag liggend aan Rapport Maatschappelijke verwildering der jeugd. In opdracht van de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen samengesteld. Staatsdrukkerij en Uitgeverij Bedrijf, 's-Gravenhage, 1953. |
Craig, Alec, The Banned Books of England. G. Allen & Unwin, London, 1937. |
Flynn, Errol, My Wicked, Wicked Ways. W. Heinemann, London, 1960. |
Ginzburg, Ralph, An Unhurried View of Erotica. Ace Books Inc. New York, 1958. |
Hart Blumenthal, Waker, Bookman's Bedlam. Rutgers University Press, New Brunswick, 1955. |
Kronhausen, Drs. Eberhard and Phyllis, Pornography and the Law. Ballantine Books, New York, 1959. |
Lyon Haight, Anne, Banned Books. Trends in Censorship from Homer to Hemingway 2nd. edition. R.R. Bowker Comp. New York, 1955. |
| |
| |
Maatschappelijke verwildering der jeugd. Rapport betreffende het onderzoek naar de geestesgesteldheid van de massajeugd. In opdracht van de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen samengesteld. Staatsdrukkerij en Uitgeverij Bedrijf. 's-Gravenhage, 1952. |
Mencken, H.L., The American Language. Alfred A. Knopf, New York, 4th. edition. 1946. |
Morus, Het Rijk van Venus. Algemene geschiedenis van de menselijke sexualiteit. J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 2e druk. 1960. |
Pearl, Cyril, The Girl with the Swansdown Seat. New American Library. New York, 1958. |
Wylie, Philip, Generation of Vipers. Pocket Books Inc. New York. 20th. edition, 1958. |
|
|