Maatstaf. Jaargang 8
(1960-1961)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 290]
| |
Sybren Polet
| |
[pagina 291]
| |
En naarmate de liefde helderder beelden aanneemt,
de wanden met kleur zoomt, de lampen van water aansteekt
en het beschikbare licht gelijkelijk over de dingen verdeelt, -
in die zin, misschien, wordt er iets geboren,
een droom van dezelfde vader,
een plant van dezelfde adem,
een jonge speelse marmot
die van ons drieën is.
| |
[pagina 292]
| |
Ik ben een schildpad...Ik ben een schildpad zonder schild
ik wàs een schildpad zonder schild
ik heb mijn schild afgelegd
ik heb mij een nieuw schild gebouwd van toegefelijkheid
een warm betrouwbaar schild,
een schild van woorden en water,
van handen en lichaamswarmte.
Mijn handen zijn mijn blinden,
ze begrijpen je.
Het water begrijpt je,
het heeft mijn lichaamswarmte.
Mijn toekomende maan verlicht je;
mijn onderdrukte zon voedt je.
Het is warm en helder in mijn Niets.
| |
[pagina 293]
| |
Puck in ‘Een midzomernachtsdroom’
| |
[pagina 294]
| |
Ik schud je woorden als waterdruppels af en
speel opnieuw een toneelspeler,
één die zich betrapt weet.
Door mijn vier ogen kijk je naar hem,-wantrouwend -
en opnieuw steel ik een agent van politie voor je
om mij te vangen.
Een fijne agent van moraal.
Kijk, zozeer bedrieg je mij
met mijzelf.
|
|