Maatstaf. Jaargang 5
(1957-1958)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 505]
| |
Ellen Warmond
| |
[pagina 506]
| |
OpdrachtOnrustig in de regelmaat
der tegenstrijdigheden
draag ik aan je op en vertoon ik
ortodoxe dankdienst
en dans van de regenmaker
want waardig als aarde
is alleen aarde
geen mens
de krachtigste goden wonen
onvleselijk in de dromen
en niet de klok beheerst de tijd
maar het tikken van de spijt
de slagen van de hele en
de halve waarheid
- de wierook van de waarheid
in de leugen
de spotprent van de leugen
in de waarheid -
want waarachtig als aarde
is alleen aarde
berustend als water rustig
nemend wat is gegeven
is alleen water is dood
is geen mens
is geen leven.
| |
[pagina 507]
| |
WinteravondsprookjeWe staken een vuist door de mist
[honger was ons wachtwoord]
en tastten met gierige vingers
naar lucht vuur en licht
want zonder dat kunnen het hart
de ziel en de zinnen
- ouderwetse mariage à trois -
geen stap meer dansen
maar het vuur was in slaap gevallen
en de lucht kroop onder de aarde
en het licht lag al gladgestreken
in de citybag van de zomer
we scheurden het vredige slot
'ze leefden nog lang en gelukkig'
al langzaam in tweeën
we kropen - al bijna deemoedig -
op handen en voeten verdierlijkt
een vrieshonger binnen we beten
de eerste zucht middendoor
we dachten
wij zijn het meervoud
van eenzaam.
| |
[pagina 508]
| |
Het een of het anderOf
ik leef binnenstebuiten
met ondersteboven ogen
en achterstevoren voeten
of
de wereld is scheefgezakt
als een oud en uitgewoond huis
zie je de kelders de archieven de systemen
de denktrant en de methoden
je ziet de kelders de schimmel
daarboven de gelijkvloerse
onwetendheid achter blinden
van lachen verstoken en zonloos
en zie je het zoldervenster
dat uitzicht gaf op de sterren
op romantiek van iedere roos
een traan waard
en iedere traan de dood
het zoldervenster is verblind door spinrag
maar ik verander niets meer
ik zoek niet langer naar een middelpunt
ik hecht niet langer aan een evenwicht.
| |
[pagina 509]
| |
ZingendeWat doet de mens die tussen velen
als een oude leeuw achter zijn tanden woont
in de kromme kooi van zijn tijd
en zijn nagels voelt splijten van spijt
die plotseling aan zijn sterven merkt
dat hij nog leeft maar wordt bedolven
onder de bombast van het veelvoud
die ziet dat hij een huid bezit maar onbezield
een tong die tussen lippen knielt
maar zonder mededeelzaamheid
hij ontwaakt slaat een vonk uit het water
meet de degen der stilte
smeedt een heet mes in zijn keel
en wet zijn stem.
| |
NeergangIn het laterhuis ligt de onrust
voorgoed in de kelder geborgen
naast de wil naar een weg
daarboven leven gelijkmoedige gezichten
de lippen gerimpeld rond ja en laat maar
de oren dichtgestopt met wassen vrede
terwijl de tekorten uitzien
vanachter wijdlopige vensters
op het vervlakte landschap
van het bereikbare.
| |
[pagina 510]
| |
Drie verzen uit het nachtelijkeI
De maan slaat 12 de nacht
valt als een aangeschoten vogel
tussen de huizen
in de kamers achter de kamers
onzichtbaar voor dagelijkse ogen
onhoorbaar voor achteloze oren
ruist naamloos bloed
in onbekende schelpen
spoelt de helpende hand
aan op het strand
waar je waakt in je slaap
waar je waakt
met de droge ogen der tegenspoed
en de bloedende keel van de overmoed.
| |
[pagina 511]
| |
II
Onder de nachtlucht jagen de wolken
dravend als duizelige paarden
soms springend naar vèrziende zonnen
in de berookte steden beneden
slaapt de gemeenzame adem
onder warme daken van liefde
en de eenzame adem reist blind
naar kille of rinkelende sterren
alleen in de schaduw ontstaan nog gebaren
van zwierig haar of langarmige wieren
de taal is gedoofd en de vuren getemd
de stilte spreekt met zijn echo.
III
De nacht een smeulende vacht
daaronder verborgen de brandende aarde
en de geliefden knielend rond de vuren
in de as van de liefde die is
en de as van de liefde die was
bij het licht van lippen en lichaam
redden met vlammende handen
vermetele valken
uit schroeiend bloed.
| |
[pagina 512]
| |
Sans rancuneDe magieloze medicijnman opgedragen Een mens zei hij is een vorstendom
van mogelijkheden:
hij kan een luis zijn op de vervuilde
behuilde huid van de wereld
zich in het uniform der vrees
verkleden kompressen gebeden
op de lippen leggen en zeggen
tranen zijn aardse vreugden
hij kan een hoogmogende stem zijn
en windstil zingen
of manshoog vloeken met ogen
witblind van liefde
een mens zei hij
is een kristal van kansen.
|
|