Maatstaf. Jaargang 4
(1956-1957)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 719]
| |
HistorischVroeger o ja heel vroeger
hebben we wel geleefd
daarna zijn we gegaan
door het niemandsland van geboorte
in de korte uren sindsdien
die platter en platter werden
in de lange uren sindsdien
die stiller en stiller werden
als zachte draken
hebben we wel gekleurde
eieren gebroken
| |
[pagina 720]
| |
en zeiden we zie onze jeugd
ligt achter ons
maar wie van ons heeft zich omgekeerd
en wie van ons heeft gezien:
er is niets te zien?
| |
Tegen middernachtOok die het woord weeft en weegt
aan de wind meet en meetelt
schuift de stilstaande schemer
van de gefronsde schouders
glimlacht om kwinkslagen van vogelvleugels
en staakt het knagen aan de waanhoop
schors en schubben vallen af
en worden donzen veren in het donker
en worden een wit strelen in de stilte
niet langer staan liefdes ontbladerd
op rustende haren leggen
zich kussende handen
waar duisternis de dood omhelsd houdt
worden geen woorden geboren
maar kruimelen brosse gebaren
tot eeuwigheid.
| |
RitueelI
Op de avondlijke springplank staan
de mensen voor de bekoelende keuze:
| |
[pagina 721]
| |
liefde het pijlfelle duiken
de vlinderslag naar het inzicht
of de sprong in god
teenspitsen aarzeling wegen
een leven
een lichaam van gewicht
- de ademkuil waar de liefste woont
de schommelstoel die de onmacht wiegt -
en meten de afstand van vallende ogen
naar touwladders morgenlicht.
II
De morgen
de vonkende stilte
het licht spreekt met levende mensen
de hogen en de gedoofden
baden hun naam in de vijvers der traagheid
en leggen hun tong te slapen
in de as van dode talen
maar hij die veelkleurige klanken
een heidens feest voelt vieren in zijn keel
hij verduistert de ogen
en luistert
laat zijn adem dansen en vlammen
en opent gereinigde lippen
zijn stem wordt een vuur van zingen.
|
|