Maatstaf. Jaargang 4(1956-1957)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 636] [p. 636] Ida Valentijn Gedichten Die ander Het was op een zomeravond dat ik het hoorde: zacht pianospel, wat losse akkoorden, Een aarzelend liedje zonder woorden Dat klonk over het stille plein. Het was toen, dat ik wenste, die ander te zijn, Dat ik wenste, niet luisterend daar te staan Maar zelf de akkoorden aan te slaan, Zelf iemand te ontroeren zoals die ander mij had gedaan. In feite In feite Heb je het recht niet De ketel te verwijten Dat hij zwart ziet. Wat ben je anders Dan een lek vergiet? [pagina 637] [p. 637] Dichter De kamer is vol Van geluiden en lichten, Vol van jou en Je gedichten, Vol van lichamen En gezichten Van vrouwen, Die hier vóór mij kwamen. Zie je, dat maakt mij verdrietig: Bij jou ben ik een nietig Deel van de oneindigheid, Eén seconde in de eeuwigheid Van jouw bestaan. Drieëenheid Voor mij ben jij De drieëenheid: Lichaam, hart en ziel. Daarom ben jij voor mij De enige mogelijkheid. Want wat ben ik Zonder lichaam, Zonder hart Of zonder ziel? Velen waren lichaam, Sommigen hart of ziel, Maar alleen jij Bent voor mij De heilige drieëenheid. Vorige Volgende