| |
| |
| |
Het laatste woord
Abel J. Herzberg
over
Herodes, de geschiedenis van een tyran
[De bedoeling van de rubriek Het laatste woord is, de schrijver gelegenheid te geven, om ‘het laatste woord’ te nemen over zijn eigen boek nadat verondersteld mag worden, dat de besprekingen in de vooraanstaande dag-, week- en maandbladen zijn verschenen. Het is niet de bedoeling, dat de schrijver met zijn critici in discussie treedt; maar hij zal nagaan of zijn boek àl dan niet werd begrepen, of het naar zijn mening in de algemene beoordeling recht of onrecht werd gedaan, wèlke critische opmerkingen hij als juist moet erkennen, kortom wat zijn persoonlijke visie is ten aanzien van eigen methode, probleemstelling, stijl, constructie, etc. Immers: in vele gevallen kan pas nádat een boek een zekere ‘werking’ heeft gehad, de auteur zich realiseren hoe zijn tijdgenoten tegenover zijn werk staan. De rubriek werd dan ook Het laatste woord genoemd, een titel, die men vanzelfsprekend niet al te letterlijk moet opvatten. Red.]
Herodes, źowel het verhaal als het toneelstuk, heeft veel belangstelling gevonden onder het Nederlandse publiek. Ik had dit niet verwacht. Ik had zelfs op een volslagen fiasco gerekend. De eerste uitgever, aan wie ik het boek had aangeboden, heeft mij bijzonder sombere voorspellingen gedaan. De tweede heb ik zelf gewaarschuwd, maar het mocht niet baten. Hij heeft de uitgave aangedurfd, en 't is allemaal nogal meegevallen.
Intussen, belangstelling is heel iets anders dan weerklank. Wanneer ik nu de uitgebreide kritiek overzie, die het boek en het toneelstuk ten deel gevallen is, dan geloof ik, dat het met die weerklank zo'n vaart niet loopt. Hoe kan het anders? Herodes is de man van de kindermoord te Bethlehem. Zo leeft hij in het bewustzijn der mensen voort, en veel meer weet men gewoonlijk niet van hem. Dat is wel eens anders geweest, vroeger, toen men, naast de bijbel, nog
| |
| |
Flavius Josephus las, hetgeen men dan deed uit een van die dikke, slecht hanteerbare, maar kostbaar gebonden en rijk geïllustreerde folianten, waarin zijn werk in vertaling verschenen was. Tegenwoordig is Herodes alleen maar een sprookjesfiguur, griezelig, zoals de heks uit Hans en Grietje, of zoals de stiefmoeder van Sneeuwwitje of zoals de wolf, die de Zeven Geitjes kwam oppeuzelen. Plaatst men zulk een figuur buiten de tover van het sprookje, dan blijft er niet veel van over. Plaatst men hem in een historisch verband, dan wekt men alleen maar belangstelling bij de historici. De overigen weten dan innerlijk niet veel met hem aan te vangen.
Het lezende hart gaat immers pas open, als de gedrukte gedachten beantwoorden aan dat, wat dit hart beleeft. In ons geval betekent dit, dat men zich pas voor Herodes interesseert, wanneer hij in christelijke omlijsting verschijnt, als een der medespelenden in het verhaal van Jezus van Nazareth, en dan natuurlijk als de anti-christ. Dit geldt, naar mij voorkomt, ook voor het niet-godsdienstig-denkende deel der lezers. De voorstellingen, die aan het Christus-verhaal verbonden zijn, zijn zo ingeslepen, dat het enige moeite moet kosten, zich erop te bezinnen, dat alle figuren, die daarin voorkomen, ook in de profane wereld hebben geleefd, en dat Herodes daarin zelfs een belangrijke rol heeft gespeeld. Maar wat hebben moderne mensen met deze rol nog te maken? Wat zegt het hun, of Herodes de Nabateeërs verslagen heeft, of door hen verslagen is, en wat kan hen zijn verhouding tot Cleopatra, tot Antonius of Octavianus nog schelen? Het is daarom toch wel verwonderlijk, dat een levensgeschiedenis van Herodes nog een lezersmarkt heeft gevonden.
Ik heb Herodes buiten de christelijke omlijsting ten tonele gevoerd, ook in het verhalende deel van het boek. En erger: Ik geloof niet aan de historische waarheid van de kindermoord. Ik bevind mij daarbij overigens in goed gezelschap. Raadpleegt men de geschiedschrijvers, die met wetenschappelijke pretentie over Herodes geschreven hebben, ook die geschiedschrijvers, die op positief christelijk standpunt staan, dan merkt men, dat de kindermoord naar het rijk der legende verwezen wordt. Ik heb geprobeerd een niet-legen- | |
| |
darische Herodes-figuur op te bouwen. Prompt hebben mij christelijke beoordelaars van verschillende richting verweten, dat ik daardoor een dimensie aan het verhaal ontnomen heb. Ik geloof er een aan te hebben toegevoegd.
De kindermoord of het kinderoffer komt als litterair gegeven niet alleen voor in de legendarische levensgeschiedenissen van allerlei godsdienststichters, profeten, heroën, nationale idolen, maar ook in volksverhalen, sprookjes en kinderboeken. De bijbel zelf is er vol van. Men denke aan het Mozes-verhaal, aan de offering van Isaäc, aan de geschiedenis van Jephta enz. De kindermoord, in het bijzonder de mislukte kindermoord of het herroepen kinderoffer, is van oudsher een uitermate geliefd thema bij alle volken ter wereld. Het berust kennelijk op psychische spanningen, die zich bij voortduring manifesteren. De angsten, waardoor dit thema gevoed wordt, hebben zich meer dan eens ontladen in de beschuldiging van kindermoord, welke beschuldiging dan tot de heftigste vervolging heeft geleid. De Joden weten daarvan mee te spreken. Ik herinner aan het steeds weer opduikende bloedsprookje, volgens hetwelk Joden kinderen slachten om hun bloed in hun paasbrood te verwerken. Het volk gelooft daaraan, en het zou daaraan niet geloven, als het voor de kindermoord niet bang was.
Zelfs de moderne tijd kan het zonder het thema van de kindermoord niet stellen. Let maar eens op, hoe populair dit onderwerp is in de tekenfilm. Telkens opnieuw ziet ge daarin het onschuldige, kleine, weerloze kind optreden, of het lieve vreedzame dier, dat door een monster vervolgd en telkens bijna verzwolgen wordt. Het schijnbaar onschuldige karakter van deze film-verhalen belet de psychologen niet om in te zien, hoe dit correspondeert met elementaire voorstellingen, die in de massa der toeschouwers leven, en waarvan zij zich niet bewust zijn.
Nauw verwant aan het thema van de kindermoord is dat van de vondeling, dat ook altijd weerkeert en zowel kinderen als volwassenen machtig pleegt te boeien.
Het verhaal van de kindermoord te Bethlehem wordt door millioenen mensen als waarheid aanvaard, omdat zij daarvoor ontvankelijk zijn. Wij vinden een verhaal ‘mooi’,
| |
| |
ja wij geloven aan een verhaal, indien het in spanningen, welke in ons leven, weerklank vindt. Een goed gerichte propaganda kan er daardoor in slagen, als onweersprekelijke waarheid ingang te doen vinden, wat volkomen uit de lucht gegrepen, of zelfs in strijd is met het objectief waarneembare. De heksenvervolging, die millioenen mensen het leven gekost heeft, of de Jodenvervolging van Hitler, zijn daarvan de meest bekende voorbeelden. En de hemel mag weten, aan welke ‘waarheden’ wij geloven, zonder er ook maar de flauwste notie van te hebben dat hier slechts van subjectieve, niet van objectieve waarheid sprake is. In elk geval doen wij er goed aan jegens onszelf en onze zekerheden enigszins wantrouwend te staan.
Nu speelt in het verhaal van de kindermoord te Bethlehem een element mede, waardoor het zich dieper heeft ingeboord in de menselijke verbeelding dan enig ander. Herodes was namelijk in feite, objectief derhalve, een kindermoordenaar. Hij heeft drie zijner zonen vermoord, terwijl hem voor de moord op de andere eenvoudig de tijd ontbroken heeft. Had hij langer geleefd, het ware waarschijnlijk bij deze drie moorden niet gebleven. En nu is het heel goed mogelijk, dat hij daarbij door dezelfde, hem onbewuste, angsten geleid is, als aan ieder verhaal over een kindermoord ten grondslag liggen. Wat hij deed, correspondeert met wat men vreest. De vraag is trouwens, of die vrees volmaakt fictief is en of de kindermoord, soms in de vorm van kinderoffer, dat immers voorgekomen is, potentieel niet altijd bestaat. In elk geval werd de kindermoordenaar Herodes tot de kindermoordenaar van Bethlehem. Er bestaat voor het verhaal derhalve een historisch fundament.
Wat Herodes tot de moord op zijn zonen bewogen heeft, zijn innerlijke onvrede met zijn positie als vazal van Augustus, zijn schuldgevoelens deswege, de onverdraaglijkheid daarvan, de afwenteling van schuld op zijn kinderen, ik heb het allemaal uitvoerig beschreven. Herodes heeft op zijn zonen gewroken, wat hij zelf wilde misdrijven. De moord krijgt daardoor, psychologisch gezien, het karakter van een offer. Hij is wezenlijk heidens en het is hierover, dat ik tegenspraak en kritiek heb verwacht. Maar zij zijn uitgebleven.
| |
| |
Had de uitgever van dit maandblad mij niet, wat de ruimte betreft, aan banden gelegd, ik zou, hiervan uitgaande, Herodes gaarne vergelijken met andere koningen van Judea, dikke deugnieten, de een na de ander, evenals hij, en toch hemelsbreed van hem verschillend. Ik zou het doen op uitdaging van H.K. Kroon, die in de Groene over Herodes geschreven heeft, en, naar mijn gevoelen, wat die vergelijking betreft, de plank volkomen heeft misgeslagen. Hij zegt, dat ik veel te veel de nadruk gelegd heb op het onjoodse karakter in de houding van Herodes t.a.v. de verschijnselen zijner dagen, en vraagt, of andere, door hem met name genoemde koningen, dan zoveel anders waren. Oh, welk een heerlijke tijd is het, waarin dominees zulke ketterse dingen gaan zeggen! Ik denk, dat Kroon bang is voor het zalvende zaligspreken, maar deze vrees is geen vrijbrief voor ketterij. Want ketterij is het, een man als David in één adem te noemen met Herodes, juist omdat er in het leven van hen beiden zoveel overeenkomst aan te wijzen valt. Zij hebben beiden een heersende dynastie verdreven, zij zijn, waarschijnlijk om dezelfde politieke redenen, beiden met een prinses uit die dynastie getrouwd, zij hebben zich beiden van hun vrouwen ontdaan, zij wisten geen van beiden goed raad met de legitieme aanspraken op de troon van hun zwager, zij hebben met de vertegenwoordigers van wat wij heden ‘de Kerk’ zouden noemen, overhoop gelegen, zij hebben op het slagveld van de erotiek weinig voor elkaar ondergedaan, zij hebben het vader-zoon conflict tot op de bodem gekend, en zo kunt Gij doorgaan met een reeks van menselijke verhoudingen, die opvallende gelijkenis vertonen, waartussen zij hun levensweg moesten banen.
Maar welke totaal andere mensen zijn zij, ondanks dit alles, geworden! Lees daartoe alleen het verhaal van dat wat er in Engedi gebeurd is, of lees hoe David zich heeft gebogen voor de zo gerechtvaardigde vervloeking van de profeet Nathan, en vraag U dan af, of dergelijke gedragingen bij Herodes mogelijk zouden zijn geweest. Waarom ontbreekt bij die vroegere koningen het motief van het kinder- en mensenoffer volledig? Moet ik vertellen hoe dat komt? Ligt dat niet veel meer op de weg van de theologen? Men hoede zich
| |
| |
bij het lezen van de geschiedenis van een tyran voor al te goedkope nivelleringen. Er is verschil in motieven, of, wat hetzelfde is, persoonlijkheid, ook bij overeenkomst in daad.
Met een andere theoloog, professor Beek, ben ik ook niet helemaal gelukkig. Hij verwijt mij, dat ik de ‘teleurgestelde minnaar’ in het centrum van de belangstelling heb geplaatst en hij schijnt het toneelstuk zo op te vatten, als ook anderen hebben gedaan, nl. als een fresco, een naast-elkaar van levensmomenten, een aaneenrijging van elkaar opvolgende gebeurtenissen zonder innerlijk verband of overgang.
Welnu, de eenheid bestaat dáárin, [aan velen is dit volstrekt niet ontgaan] dat de zegevierende veldheer, de succesrijke diplomaat en de falende minnaar dezelfde persoonlijkheid zijn. Herodes kan àlles, alleen het opbouwen van een menselijke verhouding kan hij niet. Hij kan een keizer voor zich winnen, maar niet een vrouw, en terwijl eer, rijkdom en macht hem in de schoot vallen, blijft de kus, die hij het meest van alles begeert, voor hem even onbereikbaar, als het begrip voor een vriend, of de aanhankelijkheid jegens zijn kinderen. Zie hier het verschil met David, die het tenslotte verstaan heeft een harp en een hart te bespelen. Zie hier die figuur, die Gij elke dag in het dagelijks leven ontmoeten kunt: de man, die succes op succes stapelt, politiek en maatschappelijk de hoogst denkbare toppen bereikt, in moed, talent en verstand ver boven zijn omgeving uitsteekt, en die, als het er op aankomt, zo eenzaam is als een hond. Het is zijn eigen onmacht, niet Mariamne's trots, wanneer Herodes haar niet wint. Hij weet dat en verdraagt het niet, en zo antwoordt hij met het enige overtuigingsmiddel, waarover hij beschikt: de moord. Zij moet sterven, maar hij gaat psychisch te gronde.
Ik weet niet, of het mij gelukt is, dit alles duidelijk te maken, en neem dadelijk aan, dat er aan de vorm voldoende ontbreekt. Maar aan het gegeven laat ik niet tornen. Ik geloof dat wij hier met een zeer groot gegeven te maken hebben, juist ook door de tijd, waarin het is geplaatst.
Ik sluit dit stuk niet af, zonder een woord van weemoedige
| |
| |
herdenking van Jo Sternheim, die het toneelstuk heeft helpen vormen, voor de opvoering geijverd heeft, en daaraan op ontroerende wijze heeft medegewerkt. Hij stierf op de dag, dat de hele wereld Heine herdacht, die hem honderd jaar geleden was voorgegaan. Is het daaraan te wijten, dat ik hem met Heine vergelijken moet? De kern van zijn levensprobleem doet aan dat van Heine denken. Er was de beslotenheid, de burgerlijkheid en de bekrompenheid van het stille Joodse milieu, dat hij verlaten moest om zijn weg te zoeken in een ruime wereld. Er was die wereld, die niet zo ruim was, of zij antwoordde op een gegeven moment met een onvoorstelbare afstoting en haat. Alleen had die wereld anderzijds oplossingen gevonden, die er honderd jaar geleden nog niet waren. Terwijl er voor een man als Heine nog geen bedding bestond voor een doelgerichte wil, was dat voor Sternheim en zijn generatie anders. In de arbeidersbeweging, later in de zionistische arbeidersbeweging, kon hij de behoefte uitleven om aan zijn kunstzin een sociale functie te geven. Hij heeft dit met volle toewijding gedaan.
In ‘Herodes’ heeft hij Abtalion gespeeld. En hij wàs Abtalion. Het was zijn laatste rol en de laatste woorden van deze rol waren een dodengebed. Is er toeval in deze wereld? Ik bewaar aan hem de herinnering aan een man, aan wie ik veel te danken heb, de herinnering aan een voor zeer velen onvervangbaar man.
|
|